De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op de artikelen 8 en 8a van het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, de artikelen 18 en 19 van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, de artikelen 31, 32 en 34 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters en de artikelen 22 en 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders;
Besluit:
Artikel I
De Regeling rechtspositie commissarissen van de Koning wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3, onderdeel b, wordt ‘andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten’ vervangen door: andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, waaronder begrepen de kosten van het in- en uitpakken van breekbare zaken’.
B
In de artikelen 5, onderdeel b, en 6, onderdeel c, wordt ‘€ 0,28’ vervangen door: € 0,37.
Artikel II
De Regeling rechtspositie gedeputeerden wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2, onderdeel b, wordt ‘andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten’ vervangen door: andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, waaronder begrepen de kosten van het in- en uitpakken van breekbare zaken’.
B
In artikel 4, onderdeel b, wordt ‘€ 0,28’ vervangen door: € 0,37.
Artikel III
De Regeling rechtspositie burgemeesters wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3, onderdeel b, wordt ‘andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten’ vervangen door: andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, waaronder begrepen de kosten van het in- en uitpakken van breekbare zaken’.
B
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Er wordt een lid wordt toegevoegd, dat luidt:
2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, geldt voor een waarnemend burgemeester een bedrag van € 0,37 per afgelegde kilometer.
C
In artikel 6, derde lid, onderdeel b, wordt ‘€ 0,28’ vervangen door: € 0,37.
D
In artikel 7, onderdeel c, wordt ‘€ 0,28’ vervangen door: € 0,37.
Artikel IV
De Regeling rechtspositie wethouders wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2, onderdeel b, wordt ‘andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten’ vervangen door: andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, waaronder begrepen de kosten van het in- en uitpakken van breekbare zaken’.
B
In artikel 4, onderdeel b, wordt: ‘€ 0,28’ vervangen door: € 0,37.
Artikel V
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat de onderdelen B van de artikelen I tot en met IV, alsmede artikel III, onderdelen C en D, terugwerken tot en met 1 januari 2006.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
In deze wijzigingsregeling worden de volgende aanpassingen in de rechtspositieregelingen voor benoemde ambtsdragers doorgevoerd.
De bepalingen over verhuiskosten in de verschillende rechtspositieregelingen zijn nader gepreciseerd in de onderdelen A van de artikelen I t/m IV. De kosten van het in- en uitpakken behoren tot de verhuiskosten. Eventuele tussentijdse opslagkosten worden geacht te vallen onder de ‘andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten’.
Fiscaal is een vrijgestelde vergoeding mogelijk voor de kosten van het overbrengen van de inboedel, ongeacht het bedrag van die kosten, als de verhuizing verband heeft met de dienstbetrekking. De overige kosten, inclusief herinrichtingskosten, kunnen vrij worden vergoed tot maximaal 12% van het jaarloon, met een maximum van € 5.445.
In de circulaire Dienstreizenproblematiek (Stcrt. 2006, 141) wordt aangekondigd dat voor personeel werkzaam in de sector Rijk de vergoeding voor dienstreizen die niet of niet doelmatig per openbaar vervoer bereikbaar zijn, met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2006 verhoogd wordt van € 0,28 naar € 0,37. Dit is het gevolg van een afspraak in de arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2005–2006 in het Sectoroverleg Rijk tussen de centrales van overheidspersoneel en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Reisregeling binnenland zal dienovereenkomstig worden aangepast. Ook in de rechtspositieregelingen van gemeentelijke en provinciale politieke ambtsdragers wordt de hoogte van de kilometervergoeding gewijzigd. De wijziging in de onderdelen B van de artikelen I tot en met IV, alsmede die in artikel III, de onderdelen C en D voorziet hierin.
In artikel III, onderdeel B, wordt een omissie hersteld. De kilometervergoeding voor de waarnemend burgemeester was bij de laatste wijziging van de Regeling rechtspositie burgemeesters onbedoeld geschrapt. Het nieuwe tweede lid van artikel 5 herstelt dit en bovendien wordt daarin het tarief van de kilometervergoeding verhoogd naar € 0,37. Door de terugwerkende kracht is er nu geen sprake meer van een periode waarvoor de waarnemer geen vergoeding zou krijgen.
Deze begunstigende verhoging van de kilometervergoeding werkt terug tot en met 1 januari 2006, de datum waarop deze verhoging ook voor het personeel in de sector Rijk effectief zal zijn.