Wijziging Kaderbesluit CHVG

Besluit van 20 september 2007 houdende de wijziging van het Kaderbesluit CHVG

Het College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten,

Gelet op Richtlijn 2005/36/EG, artikel 14, tweede lid, onder d. van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en artikel 12, eerste lid van de Regeling specialisten geneeskunst van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst;

Gezien het advies van het Federatiebestuur van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, van de Nederlandse Vereniging van Verpleeghuisartsen en van de Huisarts, Verpleeghuisarts en arts voor verstandelijk gehandicapten Registratie Commissie;

Besluit:

I

Het Kaderbesluit CHVG wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel A.1., aanhef en onder jj. komt te luiden:

jj. Richtlijn 2005/36/EG: Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (Pb Nr. L 255 van 30/09/2005 blz. 0022 - 0142).

B

Aan Hoofdstuk A. Algemene bepalingen wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel A.5. Doorwerking toekomstige wijzigingen EG-regelgeving

Een wijziging van Richtlijn 2005/36/EG gaat voor de toepassing van dit besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

C

Artikel D.1. komt te luiden:

Voor inschrijving in één van de registers van specialisten komt in aanmerking:

a. Een arts die met goed gevolg in Nederland de opleiding in een specialisme als bedoeld in artikel A.3. heeft gevolgd en voltooid;

b. Een arts, onderdaan van een der landen behorende tot de EER of Zwitserland, die in het bezit is van een in bijlage V.1, punt 5.1.4. van Richtlijn 2005/36/EG vermelde opleidingstitel van huisarts;

c. Een arts, onderdaan van een der landen behorende tot de EER of Zwitserland, die in het bezit is van een opleidingstitel van verpleeghuisarts of arts voor verstandelijk gehandicapten en die op grond van Richtlijn 2005/36/EG recht heeft op inschrijving;

d. Een arts die in het bezit is van een bewijs van het voltooid hebben van een buiten Nederland gevolgde opleiding op wie Richtlijn 2005/36/EG niet van toepassing is en die voldoet aan de eisen voor inschrijving zoals neergelegd in artikel D.4.;

e. Een arts die met goed gevolg een beoordelingsstage als bedoeld in paragraaf II-B heeft gevolgd en voltooid;

f. Een arts die met goed gevolg een individueel scholingsprogramma als bedoeld in paragraaf II-C heeft gevolgd en voltooid.

D

Het opschrift van artikel D.3. komt te luiden:

D.3. Registratie op basis van Richtlijn 2005/36/EG

E

Artikel D.3. komt te luiden:

1. Indien een arts als bedoeld in artikel D.1., onder b. in een specialistenregister wenst te worden ingeschreven, meldt hij zich schriftelijk bij de HVRC. De aanvraag gaat vergezeld van:

a. een bewijs dat hij is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG;

b. een bewijs van het voltooid hebben van een opleiding tot huisarts, afgegeven door de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong of herkomst.

2. De HVRC schrijft de arts, bedoeld in het eerste lid, na ontvangst van de stukken, genoemd in het eerste lid, in.

3. Indien een arts als bedoeld in artikel D.1., onder c. in een specialistenregister wenst te worden ingeschreven, meldt hij zich schriftelijk bij de HVRC. De aanvraag gaat vergezeld van:

a. een bewijs dat hij is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG;

b. een bewijs van het hebben gevolgd en voltooid van een opleiding tot verpleeghuisarts of arts voor verstandelijk gehandicapten, afgegeven door de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong of herkomst;

c. documenten waaruit blijkt over welke beroepservaring hij beschikt alsmede welke aanvullende opleiding en medische bij- en nascholing hij gevolgd heeft. De arts verschaft de HVRC de gegevens en bescheiden die de HVRC voor de beoordeling van de aanvraag nodig acht en waarover de arts redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

4. Op basis van de in het derde lid overgelegde documenten beoordeelt de HVRC of de door de arts gevolgde en voltooide opleiding gelijkwaardig is aan de Nederlandse opleiding in het betreffende specialisme.

5. Indien de HVRC van oordeel is dat van gelijkwaardigheid als bedoeld in het vierde lid, sprake is, schrijft zij arts in. Indien de HVRC van oordeel is dat van gelijkwaardigheid geen sprake is wijst zij het verzoek tot inschrijving af en kan zij toestemming verlenen voor het volgen van een individueel scholingprogramma als bedoeld in paragraaf II-C.

F

Het opschrift van artikel D.4. komt te luiden:

D.4. Registratie anders dan op basis van Richtlijn 2005/36/EG

G

Artikel D.4., eerste en tweede lid komen te luiden:

1. Indien een arts, als bedoeld in artikel D.1., onder d, in een specialistenregister wenst te worden ingeschreven, meldt hij zich schriftelijk bij de HVRC. De aanvraag gaat vergezeld van:

a. een bewijs van inschrijving in het register, als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG en

b. een bewijs van het voltooid hebben van een opleiding in een specialisme als bedoeld in artikel A.3. met een inhoud en duur die ten minste overeenkomt met de inhoud en duur van de Nederlandse opleiding in het betreffende specialisme, afgegeven door de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong of herkomst;

c. een bewijs dat hij gerechtigd is tot de beroepsuitoefening in het betreffende specialisme in het land van herkomst;

d. een bewijs dat hij de Nederlandse taal beheerst als bedoeld in artikel D.11.

2. De arts dient een bewijs te overleggen dat hij vanaf het moment van voltooiing van de opleiding tenminste 16 uur per week in het betreffende specialisme werkzaam is geweest.

H

Artikel D.6. komt te luiden:

D.6. Registratie na individueel scholingsprogramma

De arts als bedoeld in artikel D.1., onder c. en f . wendt zich aan het eind van het individueel scholingsprogramma tot de HVRC voor inschrijving in een van de registers van specialisten. Het bepaalde in artikel D.5. is van overeenkomstige toepassing.

I

Artikel D.11. komt te luiden:

D.11. Beheersing Nederlandse taal

Inschrijving in het register, bedoeld in de artikelen D.1. onder d, alsmede de aanvang van de beoordelingsstage, bedoeld in artikel D.4., vierde lid kan eerst geschieden nadat de arts op een door de HVRC aangegeven wijze heeft aangetoond een zodanige kennis van de Nederlandse taal in woord en geschrift alsmede voldoende luistervaardigheid te hebben verworven, dat een goede communicatie met patiënten, collegae en andere werkers in de gezondheidszorg gewaarborgd is.

J

Artikel D.12, eerste lid komt te luiden:

1. Er is een individueel scholingsprogramma dat tot doel heeft een arts, bedoeld in artikel D.10., vijfde lid, D.18., tweede lid, of D.24, vierde lid, zodanig te scholen dat hij de medische zorg in het betreffende specialisme zelfstandig en op verantwoorde wijze kan uitvoeren.

K

Artikel D.17 vervalt

L

De toelichting komt te luiden:

Algemeen

Dit besluit tot wijziging van het Kaderbesluit CHVG vloeit voort uit de verplichting om Richtlijn 2005/36/EG van her Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de regelgeving van de colleges van de KNMG te implementeren. Deze richtlijn vervangt een aantal zgn. sectorale richtlijnen betreffende de beroepen van o.a. artsen en richtlijnen betreffende de beroepen die niet onder de sectorale richtlijnen vallen.

Personen die hun beroepskwalificaties in een lidstaat van de Europese Unie hebben behaald wordt gegarandeerd dat zij toegang hebben tot hetzelfde beroep in een andere lidstaat en dit kunnen uitoefenen met dezelfde rechten als de onderdanen van dat land. De toegang tot het beroep van arts/specialist wordt afhankelijk gesteld van het bezit van een bepaalde opleidingstitel, waardoor wordt gegarandeerd dat de betrokkene een opleiding heeft gevolgd die aan de vastgestelde minimumeisen voldoet. Daarvoor is een stelsel van onderlinge erkenning van diploma’s, certificaten en andere titels ontwikkeld. Automatische erkenning leidt er toe dat de betrokken arts in het betreffende register van specialisten moet worden ingeschreven. Voor de onder het CHVG ressorterende specialismen is het beginsel van automatische erkenning alleen van toepassing op de huisarts; de verpleeghuisarts en de arts voor verstandelijk gehandicapten die onderdaan is van een van de landen van de EER of Zwitserland kan op grond van het zgn. algemeen stelsel van erkenning van opleidingstitels in het betreffende register van specialisten worden ingeschreven.

De richtlijn is van toepassing op alle onderdanen van een lidstaat. Er is gekozen voor een algemene verwijzing naar de richtlijn. De HVRC dient bij concrete verzoeken tot inschrijving in een register van specialisten het Europese recht zelfstandig en rechtstreeks toe te passen.

Artikelsgewijs

Artikel D.1.

Dit artikel is aangepast. Onderdeel b. en c. hebben betrekking op Richtlijn 2005/36/EG: onderdeel b. regelt de registratie van huisartsen op grond van de automatische erkenning, onderdeel c. regelt de registratie van verpleeghuisarseen of artsen voor verstandelijk gehandicapten op grond van het algemeen stelstel.

Onder d. vallen die specialistendiploma’s die een onderdaan van buiten de Europese Unie heeft behaald in een land niet behorend tot de Europese Unie, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen of Zwitserland.

Artikel D.3.

Dit artikel heeft enerzijds betrekking op de arts wiens specialistendiploma op grond van Richtlijn 2005/36/EG automatisch wordt erkend zodat hij kan worden ingeschreven als huisarts. En anderzijds op de arts wiens specialistendiploma kan worden erkend via het algemeen stelsel zodat inschrijving als verpleeghuisarts of arts voor verstandelijk gehandicapten volgt. Dat kan bijvoorbeeld zijn de Franse gerontoloog die in het register van verpleeghuisartsen wil worden ingeschreven. In dat geval beoordeelt de HVRC of de door de arts in Frankrijk gevolgde en voltooide opleiding gelijkwaardig is aan de opleiding tot verpleeghuisarts in Nederland. Oordeelt de HVRC dat diens opleiding zowel wat betreft inhoud als wat betreft duur overeenkomt met de Nederlandse opleiding tot verpleeghuisarts dan schrijft zij de arts in. Is van gelijkwaardigheid geen sprake, dan wordt bezien of de arts in aanmerking komt voor een individueel scholingsprogramma. Dat komt hij alleen als hij binnen de door het CHVG bepaalde maximumduur van dit scholingsprogramma zodanig kan worden geschoold, dat na voltooiing ervan van gelijkwaardigheid sprake is.

D.4. en D.11.

In artikel D.4., eerste lid, onder d., wordt vereist dat de betreffende arts de Nederlandse taal beheerst en dat hij dat op grond van artikel D.11. dient aan te tonen. Om in aanmerking te komen voor een registratie als arts, dient deze arts sedert december 2005 een zgn. assessment te volgen en te voltooien. Eén onderdeel van dit assessment is een taaltoets. Om in aanmerking te kunnen komen voor een registratie als specialist, dient deze arts zijn bewijs van inschrijving als arts in het BIG-register te overleggen. Dat houdt in dat het merendeel van de in dit artikel bedoelde artsen die na de inwerkingtreding van Richtlijn 2005/36/ EG een aanvraag tot inschrijving indienen bij de HVRC, het assessment heeft doorlopen en derhalve ook de taaltoets heeft behaald. Het CHVG is zich er van bewust dat het in dat geval disproportioneel is om van de betreffende arts te verlangen om in het kader van de specialistenregistratie aan te tonen dat hij de Nederlandse taal beheerst. Dat blijkt immers al uit de registratie als arts. Toch valt nu nog niet uit te sluiten dat er artsen zijn wiens (verzoek tot) inschrijving in het BIG-register dateert van voor december 2005 en van wie dus niet kan worden gezegd dat uit deze inschrijving blijkt dat zij de Nederlandse taal beheersen. Het is daarom dat vooralsnog van deze arts wordt vereist dat hij aantoont het Nederlands te beheersen.

II Publicatie

1. Dit besluit wordt gelijktijdig met het besluit van de Minister, inhoudende de instemming van dit besluit, gepubliceerd in de Staatscourant.

2. In het officiële orgaan van de KNMG wordt mededeling gedaan van dit besluit.

III Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 20 oktober 2007.

Utrecht, 20 september 2007.
G.A. van Essen,
voorzitter CHVG.
V.J. Schelfhout-van Deventer,
secretaris colleges.

Naar boven