Wijziging Kaderbesluit CCMS

Besluit van 10 september 2007 houdende de wijziging van het Kaderbesluit CCMS

Het Centraal College Medische Specialismen,

Gelet op Richtlijn 2005/36/EG, artikel 14, tweede lid, onder d. van Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en artikel 12, eerste lid van de Regeling specialisten geneeskunst van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst;

Gezien de adviezen van het Federatiebestuur van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst en de Medisch Specialisten Registratie Commissie;

Besluit:

I

Het Kaderbesluit CCMS wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel A.1., aanhef en onder ff. komt te luiden:

ff. Richtlijn 2005/36/EG: Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (Pb Nr. L 255 van 30/09/2005 blz. 0022 - 0142).

B

Aan Hoofdstuk A. Algemene bepalingen wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel A.7. Doorwerking toekomstige wijzigingen EG-regelgeving

Een wijziging van Richtlijn 2005/36/EG gaat voor de toepassing van dit besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

C

Hoofdstuk D, titel I (Inschrijving) en titel II (Registratie) worden vervangen door:

Hoofdstuk D De registratie en herregistratie van medisch specialisten

Titel I Inschrijving

D1. Inschrijving

Voor inschrijving in één van de registers van medisch specialisten komt in aanmerking:

Een arts die met goed gevolg in Nederland de opleiding in een specialisme als bedoeld in artikel A.5. heeft gevolgd en voltooid;

Een arts, onderdaan van een der landen behorende tot de EER of Zwitserland, die in het bezit is van een in bijlage V.1, punt 5.1.3. van Richtlijn 2005/36/EG vermelde opleidingstitel;

Een arts, onderdaan van een der landen behorende tot de EER of Zwitserland, die in het bezit is van een andere opleidingstitel dan genoemd in artikel A.3., en die op grond van Richtlijn 2005/36/EG recht heeft op inschrijving;

Een arts die in het bezit is van een bewijs van het voltooid hebben van een buiten Nederland gevolgde opleiding op wie Richtlijn 2005/36/EG niet van toepassing is en die voldoet aan de eisen voor inschrijving zoals neergelegd in artikel D.4.;

Een arts die met goed gevolg een beoordelingsstage als bedoeld in paragraaf II-B heeft gevolgd en voltooid;

Een arts die met goed gevolg een individueel scholingsprogramma als bedoeld in paragraaf II-C heeft gevolgd en voltooid.

Titel II Registratie

Paragraaf II-A Aanvraag registratie

D.2. Registratie arts tot medisch specialist

De arts als bedoeld in artikel D.1. eerste lid, sub a dient na voltooiing van de opleiding bij de MSRC een aanvraag in tot registratie in het betreffende register van medisch specialisten. Voorts verschaft hij de MSRC de gegevens en bescheiden die de MSRC voor de beoordeling van de aanvraag nodig acht en waarover de arts redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Indien de aanvraag bedoeld in het eerste lid, meer dan drie maanden na het eind van de opleiding bij de MSRC wordt ingediend dient de arts aan te tonen dat hij voldoet aan de eisen voor herregistratie zoals neergelegd in titel III.

Bij de aanvraag tot registratie in het betreffende register van medisch specialisten overlegt de arts die gedeeltelijk buiten Nederland is opgeleid, over de betreffende periode aan de MSRC de schriftelijke bewijsstukken en verstrekt de MSRC desgevraagd alle nadere inlichtingen.

De MSRC schrijft de arts die aan alle eisen gesteld in dit besluit en in de specifieke besluiten voldoet en die het door de MSRC daarvoor vastgestelde bedrag heeft voldaan, alsmede voorzover de opleider een positieve beoordeling, bedoeld in artikel B.9., heeft verstrekt, op verzoek van de arts en met inachtneming van het bepaalde in de Regeling in het betreffende register van medisch specialisten in.

D.3. Registratie op basis van Richtlijn 2005/36/EEG

Indien een arts, als bedoeld in artikel D.1., onder b, in een specialistenregister wenst te worden ingeschreven, meldt hij zich schriftelijk bij de MSRC. De aanvraag gaat vergezeld van:

een bewijs dat hij is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG;

een bewijs van het voltooid hebben van een opleiding tot medisch specialist, afgegeven door de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong of herkomst.

De MSRC schrijft de arts, bedoeld in het eerste lid, na ontvangst van de stukken, genoemd in het eerste lid, in.

Indien een arts als bedoeld in artikel D.1., onder c. in een specialistenregister wenst te worden ingeschreven, meldt hij zich schriftelijk bij de MSRC. De aanvraag gaat vergezeld van:

een bewijs dat hij is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG;

een bewijs van het hebben gevolgd en voltooid van een opleiding in een specialisme met een inhoud en een duur die ten minste gelijkwaardig is aan de Nederlandse opleiding in een specialisme als bedoeld in artikel A.5., afgegeven door de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong of herkomst;

documenten waaruit blijkt over welke beroepservaring hij beschikt alsmede welke aanvullende opleiding en medische bij- en nascholing hij gevolgd heeft. De arts verschaft de MSRC de gegevens en bescheiden die de MSRC voor de beoordeling van de aanvraag nodig acht en waarover de arts redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Op basis van de in het derde lid overgelegde documenten beoordeelt de MSRC of de door de arts gevolgde en voltooide opleiding gelijkwaardig is aan de Nederlandse opleiding in het betreffende specialisme.

Indien de MSRC van oordeel is dat van gelijkwaardigheid als bedoeld in het vierde lid, sprake is, schrijft zij de arts in. Indien de MSRC van oordeel is dat van gelijkwaardigheid geen sprake is, wijst zij het verzoek tot inschrijving af en kan zij toestemming verlenen voor het volgen van een individueel scholingprogramma als bedoeld in paragraaf II-C.

D.4. Registratie anders dan op basis van Richtlijn 2005/36/EEG

Indien een arts, als bedoeld in artikel D.1., onder d, in een specialistenregister wenst te worden ingeschreven, meldt hij zich schriftelijk bij de MSRC. De aanvraag gaat vergezeld van:

een bewijs van inschrijving in het register, als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG en

een bewijs voltooid hebben van een opleiding in een specialisme als bedoeld in artikel A.5. met een inhoud en duur die ten minste overeenkomt met de inhoud en duur van de Nederlandse opleiding in het betreffende specialisme, afgegeven door de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong of herkomst;

een bewijs dat hij gerechtigd is tot de beroepsuitoefening in het betreffende specialisme in het land van herkomst;

een bewijs dat hij de Nederlandse taal beheerst als bedoeld in artikel D.14.

De arts dient een bewijs te overleggen dat hij vanaf het moment van voltooiing van de opleiding ten minste 16 uur per week in het betreffende specialisme werkzaam is geweest.

De MSRC gaat na in hoeverre de inhoud van de elders voltooide opleiding overeenkomt met die van de Nederlandse opleiding in het betreffende specialisme. De arts verschaft de MSRC de gegevens en bescheiden die de MSRC voor de beoordeling van de aanvraag nodig acht en waarover de arts redelijkerwijs te beschikking kan krijgen.

Indien de MSRC van oordeel is dat de door de arts voltooide opleiding gelijkwaardig is aan de Nederlandse opleiding in het betreffende specialisme, schrijft de MSRC de arts na ontvangst van de stukken in het eerste lid en met inachtneming van het bepaalde in de Regeling in het betreffende register in. Indien de MSRC van oordeel is dat van gelijkwaardigheid van door de arts voltooide opleiding geen sprake is, wijst zij het verzoek tot inschrijving af en kan zij bepalen dat een beoordelingsstage als bedoeld in paragraaf II-B dient te worden gevolgd.

Indien de MSRC tot de vaststelling komt dat de arts, bedoeld in het vierde lid, niet voldoet aan de gestelde eisen om in aanmerking te komen voor een beoordelingsstage, beoordeelt de MSRC of de arts in aanmerking komt voor het volgen van een individueel scholingprogramma. Daarbij gelden de eisen als gesteld in paragraaf II-C.

D.5. Registratie na individueel scholingsprogramma of beoordelingsstage

De arts, bedoeld in artikel D.1., onder c., d. e. of f., wendt zich aan het eind van het individueel scholingsprogramma of de beoordelingsstage tot de MSRC voor registratie in een van de registers van medisch specialisten. Hij verschaft de MSRC de gegevens en bescheiden die de MSRC voor de beoordeling van de aanvraag nodig acht en waarover de arts redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De arts overlegt:

een bewijs van inschrijving in het register, als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG, en

een verklaring van de opleider dat de arts in staat is het betreffende medisch specialisme in Nederland zelfstandig en naar behoren uit te oefenen.

Indien de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, meer dan drie maanden na het afgeven van de verklaring, bedoeld in het eerste lid, onder b, bij de MSRC wordt ingediend dient de arts aan te tonen dat hij voldoet aan de eisen voor herregistratie, zoals neergelegd in titel III.

De MSRC schrijft de arts na ontvangst van stukken bedoeld in het eerste en tweede lid en met inachtneming van het bepaalde in de Regeling in het betreffende register van medisch specialisten in.

D.6. Inschrijving korter dan 5 jaar

De MSRC kan met toepassing van artikel 29, tweede lid van de Regeling, besluiten tot inschrijving van een arts in een specialistenregister voor een periode korter dan vijf jaar. Artikel 31, vijfde lid van de Regeling is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf II-B Beoordelingsstage

D.7. Beoordelingsstage

Voor het volgen van een beoordelingsstage komt in aanmerking een arts als bedoeld in artikel D.4., vierde lid.

De beoordelingsstage wordt gevolgd onder begeleiding van een opleider in een opleidingsinrichting.

D.8. Aanvraag beoordelingsstage

De arts dient tijdig voorafgaand aan de aanvang van de beoordelingsstage bij de MSRC een aanvraag in, vergezeld met de gegevens en bescheiden als genoemd in artikel D.4., eerste lid. De arts verschaft de MSRC de gegevens en bescheiden die de MSRC voor de beoordeling van de aanvraag nodig acht en waarover de arts redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

De beoordelingsstage kan eerst aanvangen nadat de MSRC hiervoor toestemming heeft gegeven.

D.9. Toestemming MSRC

In het kader van het verlenen van toestemming voor de aanvang van de beoordelingsstage gaat de MSRC na of de arts voldoet aan de in artikel D.4., eerste lid, genoemde eisen.

Indien de MSRC tot de vaststelling komt dat op verantwoorde wijze met de beoordelingsstage kan worden gestart, verleent de MSRC toestemming voor het volgen van de beoordelingsstage.

In het geval de MSRC de arts toestemming verleent de beoordelingsstage aan te vangen, bepaalt de MSRC tevens conform artikel D.11., de tijdsduur hiervan.

D.10. Ontheffing beoordelingsstage

De MSRC kan in bijzondere gevallen besluiten ontheffing te verlenen van de beoordelingsstage, bedoeld in artikel D.7.

De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, kan worden verleend indien een arts die buiten Nederland een specialisatie heeft gevolgd en op grond van door hem verstrekte en door de MSRC geverifieerde inlichtingen over zijn opleiding en wetenschappelijke prestaties, blijkt te beschikken over bijzondere theoretische kennis en praktische bekwaamheid op het terrein van het betreffende medisch specialisme.

De betreffende arts kan worden ingeschreven nadat hij met goed gevolg een taaltest heeft afgelegd en is ingeschreven in het artsregister als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG, inschrijven volgens artikel 26 van de Regeling.

D.11. Duur beoordelingsstage

De duur van de beoordelingsstage bedraagt 6 maanden bij een volledige werkweek. Bij deeltijd wordt de duur naar rato aangepast.

In afwijking van het eerste lid kan de MSRC voorafgaande aan de beoordelingstage of in overleg met de opleider tussentijds bepalen dat gedurende een langere of een kortere periode een beoordelingsstage wordt gevolgd.

De beoordelingsstage inclusief de eventuele verlenging genoemd in het tweede lid, duurt ten hoogste 12 maanden bij een volledige werkweek. Bij deeltijd wordt de duur naar rato aangepast.

D.12. Tussentijdse beëindiging beoordelingsstage

Om zwaarwegende redenen kan de MSRC op aangeven van de opleider besluiten de stage tussentijds te beëindigen. Van zwaarwegende redenen is in ieder geval sprake indien het gelet op de risico’s voor de volksgezondheid niet verantwoord is de stage voort te zetten.

D.13. Oordeel van de opleider

De opleider is verplicht de arts iedere drie maanden tussentijds te beoordelen, deze beoordelingen schriftelijk vast te leggen in door de MSRC vastgestelde formulieren en ter kennis te brengen van de MSRC en de arts.

De opleider is verplicht zijn oordeel over de arts aan het eind van de beoordelingsstage ter kennis te brengen van de MSRC, nadat hij heeft nagegaan of diens kennis en kunde gelijkwaardig is aan die van in Nederland opgeleide medisch specialisten en of de arts in staat is het betreffende medisch specialisme in Nederland zelfstandig en naar behoren uit te oefenen.

Indien de opleider een positieve beoordeling afgeeft, kan de arts conform artikel. D.5. een verzoek om inschrijving in het betreffende register van medisch specialisten indienen.

Indien de opleider een negatieve beoordeling afgeeft, beoordeelt de MSRC op verzoek van de arts of aanleiding is voor het volgen van een individueel scholingsprogramma. Daarbij zijn de eisen, bedoeld in paragraaf II-C overeenkomstige toepassing.

D.14. Beheersing Nederlandse taal

Inschrijving in het register, bedoeld in de artikelen D.1. onder d, alsmede de aanvang van de beoordelingsstage, bedoeld in artikel D.4., vierde lid, kan eerst geschieden nadat de arts op een door de MSRC aangegeven wijze heeft aangetoond een zodanige kennis van de Nederlandse taal in woord en geschrift alsmede voldoende luistervaardigheid te hebben verworven, dat een goede communicatie met patiënten, collegae en andere werkers in de gezondheidszorg gewaarborgd is.

Paragraaf II-C Individueel scholingsprogramma

D.15. Individueel scholingsprogramma

1. Er is een individueel scholingsprogramma dat tot doel heeft een arts, bedoeld in artikel D.13, vierde lid, D.20, vierde lid of D.26, vierde lid, zodanig te scholen dat hij de medische zorg in het betreffende specialisme zelfstandig en op verantwoorde wijze kan uitvoeren.

2. De duur van het individueel scholingsprogramma bedraagt ten minste één en ten hoogste twee jaar indien de werkzaamheden van de betreffende arts of medisch specialist een volledige werkweek omvatten. Bij deeltijd wordt deze periode naar rato van de deeltijd aangepast.

3. Het individuele scholingsprogramma wordt gevolgd bij een opleider in een opleidingsinrichting.

D.16. Inhoud individueel scholingsprogramma

De opleider stelt het individueel scholingsprogramma, bedoeld in artikel D.15. op.

Bij het opstellen van het individueel scholingsprogramma houdt de opleider rekening met de uitgangssituatie van de betreffende arts of medisch specialist en maakt daartoe gebruik van de voor de betreffende opleiding geldende toetsmethoden.

Nadat de opleider het individueel scholingsprogramma heeft opgesteld vraagt hij ter zake goedkeuring aan de MSRC.

D.17. Beoordeling individueel scholingsprogramma

Gedurende het individueel scholingsprogramma beoordeelt de opleider iedere drie maanden de voortgang van de arts of medisch specialist.

De conclusies van deze beoordelingen worden - voor gezien of akkoord meeondertekend door de arts of medisch specialist - schriftelijk vastgelegd.

Aan het eind van het individueel scholingsprogramma beoordeelt de opleider of de betreffende arts geacht kan worden en in staat is de medische zorg in het betreffende medisch specialisme zelfstandig en op verantwoorde wijze uit te voeren.

De opleider geeft over de beoordeling, bedoeld in het derde lid, een verklaring aan de arts of medisch specialist af voor de MSRC ten behoeve van de registratie.

D.18. Vervallen

D.19. Vervallen

D

In artikel D. 20, vierde lid wordt de zinsnede <<bedoeld in titel I, paragraaf I-B>> vervangen door: bedoeld in titel I, paragraaf II-C

E

In artikel D. 25, vijfde lid wordt de zinsnede <<bedoeld in titel I, paragraaf I-B>> vervangen door: bedoeld in titel I, paragraaf II-C

F

In artikel D. 26, vierde lid wordt de zinsnede <<bedoeld in titel I, paragraaf I-B>> vervangen door: bedoeld in titel I, paragraaf II-C

G

De toelichting komt te luiden:

Algemeen

Dit besluit tot wijziging van het Kaderbesluit CCMS vloeit voort uit de verplichting om Richtlijn 2005/36/EG van her Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de regelgeving van de colleges van de KNMG te implementeren. Deze richtlijn vervangt een aantal zgn. sectorale richtlijnen betreffende de beroepen van o.a. artsen en richtlijnen betreffende de beroepen die niet onder de sectorale richtlijnen vallen.

Personen die hun beroepskwalificaties in een lidstaat van de Europese Unie hebben behaald wordt gegarandeerd dat zij toegang hebben tot hetzelfde beroep in een andere lidstaat en dit kunnen uitoefenen met dezelfde rechten als de onderdanen van dat land. De toegang tot het beroep van arts/specialist wordt afhankelijk gesteld van het bezit van een bepaalde opleidingstitel, waardoor wordt gegarandeerd dat de betrokkene een opleiding heeft gevolgd die aan de vastgestelde minimumeisen voldoet. Daarvoor is een stelsel van onderlinge erkenning van diploma’s, certificaten en andere titels ontwikkeld. Automatische erkenning leidt er toe dat de betrokken arts in het betreffende register van specialisten moet worden ingeschreven. Voor alle onder het CCMS ressorterende specialismen is het beginsel van automatische erkenning van toepassing. Artsen die onderdaan zijn van een land behorend tot de EER of Zwitserland en die in het bezit zijn van een opleidingstitel in een ander, niet door het CCMS als specialisme aangewezen specialisme, kunnen op grond van het zgn. algemeen stelsel van erkenning van opleidingstitels in het betreffende register van specialisten worden ingeschreven.

De richtlijn is van toepassing op alle onderdanen van een lidstaat. Er is gekozen voor een algemene verwijzing naar de richtlijn. De MSRC dient bij concrete verzoeken tot inschrijving in een register van specialisten het Europese recht zelfstandig en rechtstreeks toe te passen.

De implementatie van Richtlijn 2005/36/EG evenals de recente wijziging van de artikelen 14 tot en met 17 van Wet op de Beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) van 20 november 2006 (Stb. 472) geven aanleiding tot het opnieuw indelen en nummeren van hoofdstuk D, Titel I (Inschrijving) en Titel II (Registratie). Er is gekozen voor een uniforme indeling van de registratiebepalingen in de kaderbesluiten van de colleges. Vanwege de gewijzigde indeling van de bepalingen van het Kaderbesluit CCMS behoeft een aantal verwijzingen in andere hoofdstukken eveneens aanpassing.

Artikelsgewijs

Artikel D.1.

Dit artikel is onder b. tot en met f. aangepast. De onderdelen b. en c. hebben betrekking op Richtlijn 2005/36/EG: onderdeel b. regelt de registratie van medisch specialisten zoals opgenomen in artikel A.5. van het kaderbesluit, onderdeel c. regelt de registratie van andere, gelijkwaardige, specialismen op grond van het algemeen stelstel. Onder d. valt de artsen op wie de richtlijn niet van toepassing is. Van deze arts wordt vereist dat hij aantoont dat hij sedert de voltooiing van zijn specialistenopleiding tenminste 16 uur per week werkzaam is geweest in het betreffende specialisme. Zou dit niet worden vereist dan zou dat een ontoelaatbare bevoordeling inhouden van de buitenlands gediplomeerde ten opzichte van de Nederlandse gediplomeerde medisch specialist.

Artikel D.3.

Dit artikel heeft betrekking op de arts wiens specialistendiploma op grond van Richtlijn 2005/36/EG automatisch wordt erkend zodat hij kan worden ingeschreven in een register van medisch specialisten. Dat kan zijn de arts met een Italiaans kinderartsdiploma die in Nederland als kinderarts geregistreerd wenst te worden, maar ook de Franse hematoloog die in het register van interne geneeskunde wil worden ingeschreven en waarvan de MSRC oordeelt dat diens opleiding zowel wat betreft inhoud als wat betreft duur overeenkomt met de Nederlandse opleiding tot internist. Of, zoals de richtlijn stelt, gelijkwaardig is (artikel D.3., eerste en tweede lid). Komen inhoud en duur niet overeen, dan komt deze arts niet eerder in aanmerking voor registratie als internist dan nadat hij succesvol in Nederland een aanvullende opleiding heeft afgerond waarbij de MSRC de gebieden aangeeft die deze opleiding moet bestrijken (artikel D.3., derde en vierde lid).

D.4. en D.14.

In artikel D.4, eerste lid, onder d., wordt vereist dat de betreffende arts de Nederlandse taal beheerst en dat hij dat op grond van artikel D.14. dient aan te tonen. Om in aanmerking te komen voor een registratie als arts, dient deze arts sedert december 2005 een zgn. assessment te volgen en te voltooien. Eén onderdeel van dit assessment is een taaltoets. Om in aanmerking te kunnen komen voor een registratie als specialist, dient deze arts zijn bewijs van inschrijving als arts in het BIG-register te overleggen. Dat houdt in dat het merendeel van de in dit artikel bedoelde artsen die na de inwerkingtreding van Richtlijn 2005/36/ EG een aanvraag tot inschrijving indienen bij de MSRC, het assessment heeft doorlopen en derhalve ook de taaltoets heeft behaald. Het CCMS is zich er van bewust dat het in dat geval disproportioneel is om van de betreffende arts te verlangen om in het kader van de specialistenregistratie aan te tonen dat hij de Nederlandse taal beheerst. Dat blijkt immers al uit de registratie als arts. Toch valt nu nog niet uit te sluiten dat er artsen zijn wiens (verzoek tot) inschrijving in het BIG-register dateert van voor december 2005 en van wie dus niet kan worden gezegd dat uit deze inschrijving blijkt dat zij de Nederlandse taal beheersen. Het is daarom dat vooralsnog van deze arts wordt vereist dat hij aantoont het Nederlands te beheersen.

II Publicatie

Dit besluit wordt gelijktijdig met het besluit van de Minister, inhoudende de instemming van dit besluit, gepubliceerd in de Staatscourant.

In het officiële orgaan van de KNMG wordt mededeling gedaan van dit besluit.

III Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 20 oktober 2007.

Utrecht, 10 september 2007.
J.J. Roord,
voorzitter CCMS.
V.J. Schelfhout-van Deventer,
secretaris colleges.

Naar boven