Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2007/35)

Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 5 november 2007, nr. 2007/35, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C24/Congo DRC Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

Het asielbeleid ten aanzien van Congo DRC

1 Achtergrond

Deze landenparagraaf bevat het landgebonden asielbeleid voor Congo DRC. Het landgebonden asielbeleid is een uitwerking van het algemene beleid van C1 tot en met C23 en kan niet worden gezien als een uitzonderingsregeling. De algemene wet- en regelgeving blijft steeds de basis voor de individuele beoordeling van een asielaanvraag.

De beleidsconclusies in deze landenparagraaf zijn mede gebaseerd op het algemeen ambtsbericht van de Minister van BuZa van mei 2007 (zie de website van het Ministerie van BuZa).

Er is besloten tot een beleidswijziging ten aanzien van de bevolkingsgroep van de Tutsi. Ten aanzien van de bevolkingsgroep van de Tutsi wordt een ruimere definitie gehanteerd, nu ook asielzoekers van gemengde afkomst waarbij de moeder Tutsi is, tot de bevolkingsgroep van de Tutsi worden gerekend.

De beleidsconclusies zijn tevens gebaseerd op de uitspraak van het Europese Hof voor de rechten van de Mens van 11 januari 2007 (Salah Sheekh). Naar aanleiding hiervan is besloten om de bevolkingsgroep van Tutsi aan te wijzen als kwetsbare bevolkingsgroep in de zin van C2/3.1.3.

2 Besluitmoratorium

Ten aanzien van asielzoekers uit Congo DRC geldt geen besluit in de zin van artikel 43 Vw.

3 Groepen van personen die verhoogde aandacht vragen

3.1 Tutsi

Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa komt naar voren dat de positie van Banyamulenge en andere Congolezen met een Tutsi-achtergrond kwetsbaar blijft.

Tot de bevolkingsgroep van de Tutsi (waaronder begrepen de Banyamulenge en Banyarwanda die Tutsi zijn) worden ook asielzoekers van gemengde afkomst aangemerkt. Daar het onduidelijk is welke personen formeel tot de etnische groep van de Tutsi gerekend kunnen worden en het voorts in de rede ligt dat ook asielzoekers met alleen een moeder die tot de etnische groep van de Tutsi behoort in Congo DRC als Tutsi gezien worden, wordt er geen onderscheid gemaakt welke ouder van de asielzoeker tot de bevolkingsgroep van de Tutsi behoort.

Banyamulenge worden door veel Congolezen gezien als aanstichter van de oorlogen van 1997 en 1998-2003. Er is sprake van willekeurige arrestaties. In Kinshasa bestaan veel vooroordelen jegens Banyamulenge. Banyamulenge en andere Tutsi-groepen worden vaak verdacht van Rwandese sympathieën en daarom gewantrouwd.

Vluchtelingschap

Een persoon die behoort tot de bevolkingsgroep van de Tutsi in Congo DRC kan op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, indien hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk te vrezen heeft voor vervolging vanwege bijvoorbeeld zijn etnische afkomst. Het betreft hier zowel acties van de autoriteiten als ook van de lokale bevolking, waartegen de autoriteiten niet altijd bescherming kunnen bieden.

Kwetsbare minderheidsgroep

De Tutsi uit Congo DRC worden voorts aangemerkt als kwetsbare minderheidsgroep in de zin van C2/3.1.3.

Dit houdt in dat de vreemdeling die behoort tot deze groep met op zichzelf beperkte individuele indicaties reeds aannemelijk kan maken dat bij terugkeer een schending van artikel 3 EVRM dreigt.

Het is niet vereist dat de vreemdeling persoonlijk te maken heeft gehad met een behandeling die op zichzelf voldoet aan de omschrijving van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw. Ook indien er sprake is van mensenrechtenschendingen in de naaste omgeving van de vreemdeling bij personen die behoren tot de betreffende kwetsbare minderheidsgroep, kan dit voldoende grond zijn om zulks aan te nemen. Daarbij wordt niet van de vreemdeling verlangd dat hij aannemelijk maakt dat de betreffende mensenrechtenschendingen zijn ingegeven door het behoren tot de betreffende kwetsbare minderheidsgroep.

Categoriale bescherming

Personen die behoren tot de bevolkingsgroep van de Tutsi in Congo DRC kunnen, behoudens contra-indicaties in aanmerking komen voor categoriale bescherming.

Aan personen behorend tot de Tutsi-bevolkingsgroep wordt geen verblijfsalternatief tegengeworpen.

3.2 Bevolkingsgroepen uit Noord- en Zuid-Kivu (niet zijnde Tutsi)

Uit het eerdergenoemde ambtsbericht blijkt dat de veiligheidssituatie in grote delen van de oostelijke Kivu-provincies verslechterd is, doordat het aantal oorlogshandelingen is toegenomen. Voorts komt naar voren dat deze oorlogshandelingen niet specifiek op individuen of op de burgerbevolking gericht zijn, hoewel die daar wel het slachtoffer van kunnen worden.

Een beroep op de algehele situatie in Noord- en Zuid-Kivu is op zichzelf niet voldoende voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

3.3 Bevolkingsgroepen uit het Ituri District

Tijdens de verslagperiode van het algemeen ambtsbericht van de Minister van BuZa gingen de gewelddadigheden in Ituri door. Er was sprake van grootschalige mensenrechtenschendingen. In april 2007 is één van de laatste strijdende partijen, de Front des Nationalistes et Intégrationnistes ontmanteld en geïntegreerd in het Congolese leger. Dit leidde tot een voorzichtige verbetering van de veiligheid.

Voorts waren gedurende de gehele verslagperiode rebellen van de Lord’s Resistance Army actief in Ituri. Ook hier was sprake van grove mensenrechtenschendingen. Sinds april 2007 zijn vredesbesprekingen aan de gang.

Overigens wordt opgemerkt, dat het geweld in het Ituri District doorgaans niet specifiek is gericht op individuen (hoewel die er wel het slachtoffer van zijn), maar dat eerder sprake is van willekeurig (oorlogs)geweld.

Een beroep op de algehele situatie in Ituri is op zichzelf niet voldoende voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

3.4 Politieke tegenstanders van het bewind

De wet op de organisatie en het functioneren van politieke partijen van maart 2004 erkent en garandeert het politieke pluralisme in Congo DRC. Sinds deze nieuwe wetgeving van kracht is, is de vrijheid van vereniging en vergadering licht verbeterd.

De grondwet voorziet in vrijheid van vereniging en vergadering en de vrijheid van demonstratie, zolang de openbare orde en de goede zeden niet in het geding komen.

Politieke activisten blijven kwetsbaar. Zij worden regelmatig lastiggevallen door de autoriteiten en gearresteerd. Volgens diverse mensenrechtenorganisaties lopen actieve leden van de Mouvement de Libération du Congo het risico om door de autoriteiten lastig gevallen te worden vanwege hun activiteiten voor de partij van Bemba.

Om op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, Vw voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in aanmerking te komen, dient de betrokkene aannemelijk te maken dat de problemen die hij van de zijde van de Congolese autoriteiten heeft ondervonden vanwege zijn politieke activiteiten, te herleiden zijn tot daden van vervolging zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag, of dat hij een reëel risico loopt op schending van het gestelde in artikel 3 EVRM.

3.5 Leden rebellengroeperingen

In Congo DRC zijn ontwapeningsprogramma’s en vredesbesprekingen aan de gang waarbij de leden van de (voormalige) rebellenbewegingen worden op genomen in het regeringsleger.

Het enkele lidmaatschap van een rebellengroepering vormt derhalve onvoldoende reden om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.

3.6 Mobutu-aanhangers

Gelet op de informatie uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa over de situatie in Congo DRC, zijn er geen gevallen bekend van voormalig Mobutu-aanhangers of ex-militairen van de Forces Armées du Zaïre die specifieke problemen met de autoriteiten hebben ondervonden. De Union des Démocrates Mobutistes maakt deel uit van de regering, de zoon van oud-dictator Mobutu is thans Minister van Landbouw.

Derhalve komt een Mobutu-aanhanger in beginsel niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, vanwege sympathieën jegens Mobutu.

3.7 Journalisten

De wet voorziet in vrijheid van meningsuiting, persvrijheid en het recht op informatie. In de praktijk wordt dit recht echter beperkt. Journalisten worden regelmatig lastiggevallen. Journalisten die kritiek uiten op specifieke personen en instanties, bijvoorbeeld wanneer zij corruptie aan de kaak stellen, lopen de grootste risico’s. Intimidatie bestaat vooral uit het oppakken en vastzetten van journalisten. In de verslagperiode van het eerdergenoemde ambtsbericht werden diverse journalisten bedreigd, gearresteerd en gedetineerd.

Met inachtneming van het vorenstaande, dient betrokkene, om op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, Vw in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, aannemelijk te maken dat de problemen die hij heeft ondervonden van de zijde van de autoriteiten vanwege zijn werkzaamheden als journalist te herleiden zijn tot daden van vervolging, zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag, of dat hij een reëel risico loopt op schending van het gestelde in artikel 3 EVRM.

3.8 Vrouwen

Het normale beleid, zoals onder andere weergegeven in C2/2.11, C2/3.2 en C14/4.3 is van toepassing.

Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa blijkt dat seksueel geweld op grote schaal voorkomt in Congo DRC. Slachtoffers van verkrachting leven in schaamte. Zij lopen het risico verstoten te worden door hun familie. Het is voor vrouwen in Congo DRC heel moeilijk om bescherming in te roepen tegen seksueel geweld.

Vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor (seksuele) geweldpleging in Congo DRC, kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hierbij wordt niet verlangd dat zij zich tot de autoriteiten hebben gewend voor bescherming.

Voorzover een beroep wordt gedaan op het traumatabeleid, wordt verwezen naar C2/4.2.

3.9 Dienstplichtigen en deserteurs

Het normale beleid, zoals weergegeven in C2/2.12 is van toepassing.

Ten aanzien van Congo DRC heeft zich niet de situatie voorgedaan dat militaire acties in totaliteit door de internationale gemeenschap zijn veroordeeld als strijdig met de grondbeginselen voor humaan gedrag of met de fundamentele normen die gelden tijdens een gewapend conflict.

Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa over de situatie in Congo DRC is gebleken dat in Congo DRC geen dienstplicht bestaat.

Desertie is formeel strafbaar en heeft als maximale straf de doodstraf. In de praktijk komt desertie regelmatig voor. Vervolging wegens alleen desertie vindt zelden plaats. Voor hoge militairen wordt desertie hooguit als strafverzwarende omstandigheid in combinatie met een ander strafbaar feit aangemerkt.

4 Traumatabeleid

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/4.2 is van toepassing.

5 Categoriale bescherming

Personen die behoren tot de bevolkingsgroep van de Tutsi uit Congo DRC komen behoudens contra-indicaties in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw (zie C2/5 ). Ook asielzoekers van gemengde afkomst worden tot de bevolkingsgroep van de Tutsi gerekend. Er wordt hierbij geen onderscheid gemaakt of de vader dan wel de moeder tot de etnische groep van de Tutsi wordt gerekend en de andere ouder een andere etnische afkomst heeft.

Voor leden van bevolkingsgroepen – niet zijnde Tutsi – afkomstig uit gebieden in het oosten van Congo DRC, waar zich recent gewapende conflicten hebben voorgedaan (Noord- en Zuid-Kivu en Ituri), bestaat een verblijfsalternatief in de gebieden die onder de controle van de Congolese autoriteiten staan. Zij komen derhalve niet in aanmerking voor categoriale bescherming.

Ook andere personen afkomstig uit Congo DRC komen niet in aanmerking voor categoriale bescherming.

6 Verdere beleidsconclusies en aandachtspunten

6.1 Vlucht- en/of vestigingsalternatief

Gezien de huidige situatie in Congo DRC, wordt geen vlucht- of vestigingsalternatief tegengeworpen.

6.2 Veilig land van herkomst

Congo DRC wordt niet beschouwd als veilig land van herkomst.

6.3 Veilig derde land / land van eerder verblijf

Congo DRC wordt niet beschouwd als veilig derde land.

6.4 Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Het beleid zoals neergelegd in C4/3.11.3 is van toepassing. Voor de procedure omtrent getuigen van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid wordt verwezen naar C11/3.1.

Verder zijn er nog de volgende aandachtspunten.

Zowel leden van het leger, de politie en de veiligheidsdienst, als leden van (voormalige) rebellenmilities hebben zich in Congo DRC op grote schaal schuldig gemaakt aan het schenden van de mensenrechten. Met name de strijdende partijen in het oosten van Congo DRC maken zich schuldig aan foltering en andere oorlogsmisdrijven. Om die reden dient men er in het bijzonder op bedacht te zijn of betrokkene zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan gedragingen als omschreven in artikel 1F Vluchtelingenverdrag. Vorenstaande kan ook van belang zijn bij minderjarigen, aangezien met name de rebellengroeperingen en sommige facties van het nationale leger gebruik maken dan wel gebruik hebben gemaakt van kindsoldaten.

Indien de activiteiten van de betrokkene aanleiding geven tot het tegenwerpen van artikel 1F Vluchtelingenverdrag, dan komt de betrokkene evenmin in aanmerking voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw.

7 Opvangmogelijkheden Amv’s

Voor Amv’s is adequate opvang in Congo DRC voorhanden. Weeskinderen worden in het algemeen opgevangen door de familie van één van beide ouders. In het opvangcentrum van de Congregatie der Salesianen (Don Bosco) zijn vier opvangplaatsen geregeld voor uit Nederland terugkerende Amv’s. Voor meer informatie over opvangmogelijkheden voor Amv’s wordt verwezen naar het eerdergenoemde ambtsbericht van de Minister van BuZa.

Minderjarige asielzoekers van Congolese nationaliteit komen derhalve niet in aanmerking voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd bedoeld voor Amv’s. Bij de feitelijke terugkeer moet de toegang tot een concrete opvangplaats geregeld zijn, tenzij betrokkene zich zelfstandig kan handhaven.

8 Vertrekmoratorium

Ten aanzien van asielzoekers uit Congo DRC geldt geen besluit in de zin van artikel 45, vierde lid, Vw.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 5 november 2007.
De Staatssecretaris van Justitie,
namens deze:
de directeur-generaalWetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

Toelichting

Algemeen

Op 11 januari 2007 heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens uitspraak gedaan in de zaak die de Somaliër Salah Sheekh had aangespannen tegen Nederland. Naar aanleiding van deze uitspraak is in C2/3.1.3 van de Vreemdelingencirculaire vastgelegd dat in de landenparagrafen van C24 kwetsbare groeperingen kunnen worden aangewezen. Het gaat daarbij om kwetsbare minderheidsgroepen waarvan is geoordeeld dat de algehele situatie in het land van herkomst van dien aard is, dat een dreigende schending van artikel 3 EVRM ook wordt aangenomen indien er sprake is van op zichzelf beperkte individuele indicaties.

In dit WBV wordt een dergelijke minderheidsgroepering aangewezen, namelijk de Tutsi uit Congo DRC. In paragraaf 3.1 van deze landenparagraaf, gelezen in samenhang met C2/3.1.3 is aangegeven hoe de toetsing aan artikel 3 EVRM plaatsvindt.

In dit WBV is voorts opgenomen dat ten aanzien van asielzoekers uit Congo DRC geen vlucht- of vestigingsalternatief wordt tegengeworpen. Dit heeft betrekking op asielzoekers die reeds aannemelijk hebben gemaakt dat zij een gegronde vrees hebben voor vervolging in de zin van het vluchtelingenverdrag, dan wel dat zij een reëel risico lopen op een behandeling in de zin van artikel 29, eerste lid, onder B, Vw. Het heeft daarnaast betrekking op vreemdelingen die in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, onder c, Vw.

De Staatssecretaris van Justitie

namens deze:

de directeur-generaalWetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser

Naar boven