Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2007

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 november 2007, nr. MLB/JZ/2007/37.731, houdende regels voor de uitgifte van enkele FM- en middengolffrequenties voor commerciële radio-omroep (Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2007)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

In overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op artikel 3.3, vijfde lid, van de Telecommunicatiewet en de artikelen 4, 6, eerste lid, en 8, eerste lid, van het Frequentiebesluit;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. commerciële radio-omroep: radio-omroep als bedoeld in artikel 1, onder e, van de Mediawet door een commerciële omroepinstelling als bedoeld in artikel 1, onder dd, van die wet;

c. niet-landelijke commerciële radio-omroep: commerciële radio-omroep via FM- frequenties waarvoor op grond van artikel 7 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 gebruiksvoorschriften gelden;

d. commerciële radio-omroep middengolf: commerciële radio-omroep via middengolffrequenties;

e. kavel: frequentie of samenstel van frequenties voor het gebruik waarvan een vergunning kan worden verleend.

Artikel 2

Beschikbare frequentieruimte voor niet-landelijke commerciële radio-omroep

De beschikbare frequentieruimte voor niet-landelijke commerciële radio-omroep waarvoor een vergunningaanvraag kan worden ingediend is beschreven in bijlage 1, tabel A, bij deze regeling, en is verdeeld in twaalf kavels genummerd B27 tot en met B38.

Artikel 3

Beschikbare frequentieruimte voor commerciële radio-omroep middengolf

De beschikbare frequentieruimte voor commerciële radio-omroep middengolf waarvoor een vergunningaanvraag kan worden ingediend is beschreven in bijlage 1, tabel B, bij deze regeling, en is verdeeld in vijf kavels genummerd C4, C5, C8, C11 en C12.

Artikel 4

Indienen van een vergunningaanvraag

1. Elke aanvrager dient één vergunningaanvraag in.

2. Een vergunningaanvraag kan alleen van 4 december 2007 tot en met 21 december 2007 en van 2 januari 2008 tot en met 4 januari 2008, op werkdagen tussen 9.00 uur en 17.30 uur en op 4 januari 2008 tussen 9.00 uur en 14.00 uur, worden ingediend door persoonlijke aflevering op het volgende adres:

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Rijnstraat 50

2500 BJ Den Haag

Artikel 5

Vorm en inhoud van de vergunningaanvraag

1. De aanvrager gebruikt het model vergunningaanvraag van bijlage 4 bij deze regeling.

2. De vergunningaanvraag:

a. bevat alle gevraagde gegevens en documenten;

b. is in de Nederlandse taal gesteld; en

c. bestaat uit een losbladig exemplaar, aangeduid als origineel, dat door de aanvrager is ondertekend en twee als zodanig aangeduide kopieën.

3. In afwijking van het tweede lid, onderdeel b, kunnen gegevens en documenten die van anderen dan de aanvrager zelf afkomstig zijn in de Engelse taal gesteld zijn.

4. Bij verschil tussen het originele exemplaar en de kopieën geldt het originele exemplaar.

5. Met de gegevens en documenten van de model vergunningaanvraag worden gelijkgesteld zodanige gegevens en bescheiden krachtens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Artikel 6

Wijzigingen in gegevens en documenten

1. De aanvrager informeert de Minister per brief die naar het in artikel 4, tweede lid, genoemde adres wordt gestuurd, onmiddellijk over wijzigingen in de gegevens en documenten van de vergunningaanvraag.

2. In afwijking van het eerste lid kan een aanvrager de aangegeven voorkeuren, bedoeld in artikel 8, het uitgebrachte financiële bod, bedoeld in artikel 9, en de opgegeven programmatische voornemens, bedoeld in bijlage 4, deel II, niet wijzigen.

Artikel 7

Nadere informatie

De aanvrager verstrekt aan de Minister op diens verzoek en aanwijzingen nadere gegevens en documenten die hij voor de beslissing op een vergunningaanvraag nodig acht.

Artikel 8

Het aangeven van voorkeuren

1. De aanvrager die meerdere kavels voor niet-landelijke commerciële radio-omroep aanvraagt geeft in de vergunningaanvraag per aangevraagd kavel aan welke voorkeur hij aan het verkrijgen van die kavel geeft.

2. Hij geeft de voorkeuren aan door de kavels op basis van voorkeur oplopend te nummeren, beginnend met het getal één voor de kavel waarvoor zijn belangstelling het grootst is.

Artikel 9

Het financiële bod

De aanvrager brengt op iedere kavel die hij aanvraagt een onvoorwaardelijk en onherroepelijk financieel bod uit.

Artikel 10

Onjuiste indiening van een vergunningaanvraag

Als niet is voldaan aan artikel 4, tweede lid, wordt de vergunningaanvraag afgewezen.

Artikel 11

Verzuimherstel

1. Als niet voldaan is aan de artikelen 4, eerste lid, 5 of 8, krijgt de aanvrager gedurende vijf werkdagen de gelegenheid dit verzuim te herstellen.

2. Als de aanvrager het verzuim niet op tijd herstelt, wordt de vergunningaanvraag niet in behandeling genomen.

3. In afwijking van het tweede lid bepaalt de Minister via loting welke vergunningaanvraag in behandeling wordt genomen als het verzuim artikel 4, eerste lid, betreft.

Artikel 12

Eisen aan de hoedanigheid van de aanvrager

1. De aanvrager is:

a. een privaatrechtelijke rechtspersoon naar Nederlands recht of het equivalent daarvan naar het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige lidstaten die partij zijn bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging in een van deze lidstaten; of

b. een meerderjarige natuurlijke persoon met werkelijke woonplaats binnen een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige lidstaten die partij zijn bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische ruimte.

2. De aanvrager voldoet verder aan de volgende eisen:

a. hij verkeert niet in staat van surseance van betaling, faillissement of liquidatie;

b. er is geen beslag gelegd op goederen die samen een aanmerkelijk deel van zijn vermogen vormen;

c. hij is handelingsbekwaam ter zake van het aanvragen van een vergunning en het verzorgen en uitzenden van radioprogramma’s;

d. op hem is geen schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing;

e. hij is niet door onderbewindstelling van goederen het vrije beheer over zijn vermogen verloren;

f. hij heeft een toestemming als bedoeld in artikel 71a van de Mediawet of levert deze uiterlijk op 21 januari 2008, 14.00 uur, af op het adres, genoemd in artikel 4, tweede lid.

3. Met de eisen van het tweede lid, onderdelen a tot en met e, worden gelijkgesteld zodanige eisen volgens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Artikel 13

Eisen aan kennis en ervaring van de aanvrager

De aanvrager:

a. kan aantoonbaar beschikken over kennis en ervaring met betrekking tot de productie en exploitatie van een regionaal radioprogramma, inclusief nieuws- en informatievoorziening, als het om een kavel voor niet-landelijke commerciële radio-omroep gaat; of

b. kan aantoonbaar beschikken over kennis en ervaring met betrekking tot de productie en exploitatie van een radioprogramma als het om een kavel voor commerciële radio-omroep middengolf gaat.

Artikel 14

Verbondenheid tussen aanvragers

1. Vragen twee of meer aanvragers die als eenzelfde instelling als bedoeld in artikel 82f van de Mediawet worden beschouwd meerdere kavels voor niet-landelijke commerciële radio-omroep aan, dan krijgen deze aanvragers gedurende vijf werkdagen de gelegenheid hun voorkeuren voor de aangevraagde kavels volgens artikel 8 aan te geven als betreft het één vergunningaanvraag.

2. Vragen twee of meer aanvragers die als eenzelfde instelling als bedoeld in artikel 82f van de Mediawet worden beschouwd dezelfde kavels voor niet-landelijke commerciële radio-omroep aan, dan krijgen deze aanvragers gedurende vijf werkdagen de gelegenheid één of meer vergunningaanvragen geheel of gedeeltelijk in te trekken.

3. Geven de aanvragers hun voorkeuren niet volgens het eerste lid op of trekken zij vergunningaanvragen niet volgens het tweede lid geheel of gedeeltelijk in, dan bepaalt de Minister via loting wat de voorkeuren voor de kavels zijn respectievelijk welke vergunningaanvragen geheel of gedeeltelijk in behandeling blijft.

Artikel 15

Toetsingscriteria

1. Bij elke aanvrager die één of meer kavels voor niet-landelijke commerciële radio-omroep aanvraagt wordt getoetst in hoeverre hij op basis van zijn programmatische voornemens significant meer biedt dan andere aanvragers en hetgeen voor een kavel is voorgeschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003.

2. Bij elke aanvrager die één of meer kavels voor commerciële radio-omroep middengolf aanvraagt wordt getoetst in hoeverre hij zich met zijn programmatische voornemens specifiek richt op een toepassing voor commerciële radio-omroep middengolf en in hoeverre hij op basis van zijn programmatische voornemens significant meer biedt dan andere aanvragers.

Artikel 16

Waardering en rangorde van aanvragers

1. Bij de toetsing, bedoeld in artikel 15, worden de programmatische voornemens per aangevraagd kavel gewaardeerd met een nul (0) of een plus (+).

2. Vervolgens worden per kavel de aanvragers als volgt in een rangorde gezet:

a. een aanvrager met een plus (+) is hoger in rangorde dan een aanvrager met een nul (0);

b. als er meerdere aanvragers met een plus (+) zijn, bepaalt het financieel bod de rangorde tussen deze aanvragers, waarbij de aanvrager met het hoogste financieel bod het hoogste in rangorde is;

c. als er meerdere aanvragers met een plus (+) zijn en het door hen uitgebrachte financieel bod gelijk is, bepaalt de Minister via loting wat de rangorde tussen deze aanvragers is;

d. als er maar één aanvrager is, is deze de hoogste in rangorde.

3. Als er meerdere aanvragers met een nul (0) zijn, is het tweede lid, onderdelen b en c, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17

Toewijzing van FM kavels voor niet-landelijke commerciële radio-omroep

1. Bij de kavels voor niet-landelijke commerciële radio-omroep wordt telkens een kavel toegewezen aan de aanvrager die daarvoor de hoogste in rangorde is en waaraan hij ook zijn grootste voorkeur heeft gegeven.

2. Een kavel wordt niet toegewezen als vergunningverlening voor die kavel aan de aanvrager in strijd komt met het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

3. Telkens als aan een aanvrager geen kavels meer kunnen worden toegewezen, wordt de rangorde voor de overblijvende kavels opnieuw bepaald en worden deze kavels volgens het eerste lid toegewezen. Bij aanvragers aan wie al kavels zijn toegewezen wordt daarbij eerst gekeken naar de kavel waar de eerdere toewijzing is gestopt.

Artikel 18

Toewijzing van kavels voor commerciële radio-omroep middengolf

Bij de kavels voor commerciële radio-omroep middengolf krijgt een aanvrager telkens de kavel toegewezen waarvoor hij de hoogste in rangorde is.

Artikel 19

Voordracht voor vergunningverlening

De Minister draagt de aanvragers aan wie de kavels zijn toegewezen voor het verlenen van een vergunning voor aan de Minister van Economische Zaken.

Artikel 20

Toepasselijkheid van de toetsingscriteria

1. Voor de vergunningverlening binnen de bestemming niet-landelijke commerciële radio-omroep en de bestemming commerciële radio-omroep middengolf worden de artikelen 15 tot en met 18 alleen toegepast als voor ten minste één kavel binnen de desbetreffende bestemming meerdere vergunningaanvragen in behandeling zijn gebleven die geheel of gedeeltelijk tot vergunningverlening kunnen leiden. De vergelijkende toets is dan op alle kavels binnen die bestemming van toepassing.

2. Als twee of meer aanvragers als eenzelfde instelling als bedoeld in artikel 82f van de Mediawet worden beschouwd, worden zij voor de toepassing van dit artikel en de artikelen 15 tot en met 18 behandeld als één aanvrager met één vergunningaanvraag.

3. Als de artikelen 15 tot en met 18 niet worden toegepast, vindt vergunningverlening aan een aanvrager plaats op volgorde van de voorkeuren die hij aan de aangevraagde kavels heeft gegeven.

Artikel 21

Betaling van het financieel bod

1. De aanvrager die een vergunning krijgt:

a. betaalt binnen tien werkdagen na de vergunningverlening eenderde gedeelte van het financieel bod door er voor te zorgen dat het desbetreffende bedrag binnen die termijn is ontvangen op bankrekeningnummer 19.23.23.792 van het Ministerie van Economische Zaken/Agentschap Telecom te Groningen; en

b. betaalt de rest van het financieel bod in twee gelijke termijnen door er voor te zorgen dat de desbetreffende bedragen van de eerste en tweede termijn uiterlijk twee, respectievelijk drie jaar na de datum van de vergunningverlening zijn ontvangen op het onder a genoemde rekeningnummer.

2. De vergunninghouder is in verzuim als hij niet op tijd heeft betaald.

3. Het verzuim heeft tot gevolg dat de vergunninghouder wettelijke rente overeenkomstig de artikelen 119, eerste en tweede lid, en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd is.

4. Het derde lid laat onverlet dat als een vergunninghouder niet op tijd betaalt de regels ten aanzien van de invordering van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing zijn.

Artikel 22

Voorschriften voor overlappende kavels

1. Als een aanvrager door vergunningverlening beschikt over een combinatie van overlappende kavels als bedoeld in bijlage 3, zendt hij een programmaonderdeel dat op de frequentie of frequenties van een van die kavels tussen 06.00 en 19.00 uur is uitgezonden, met uitzondering van nieuwsuitzendingen en reclameblokken, niet binnen 30 minuten uit op de frequentie of frequenties van een van de andere kavels.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing als een vergunning wordt verleend aan een aanvrager voor commerciële radio-omroep middengolf die zodanig verbonden is met één of meer vergunninghouders voor landelijke commerciële radio-omroep, niet-landelijke commerciële radio-omroep of commerciële radio-omroep middengolf dat sprake is van eenzelfde instelling .

3. Voor de bepaling of er sprake is van eenzelfde instelling als bedoeld in het tweede lid, is artikel 53c, eerste lid, onderdelen a en b, van het Mediabesluit, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 24

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H.A. Plasterk.

Bijlage 1

Beschikbare frequentieruimte

Tabel A. Beschikbare niet-landelijke FM-frequenties

Kavel

Opstelplaats

Frequentie (MHz)

Demografisch bereik

B27

AMELAND

89,4 MHz

0,03%

B28

ZUTPHEN

89,9 MHz

0,29%

B29

OLDENZAAL

90,0 MHz

0,20%

B30

WINTERSWIJK

94,3 MHz

0,17%

B31

CUIJK

95,3 MHz

0,13%

B32

LICHTENVOORDE

95,7 MHz

0,10%

B33

DEN HELDER

96,0 MHz

0,33%

B34

STADSKANAAL

96,0 MHz

0,13%

B35

HEERENVEEN

97,3 MHz

0,30%

B36

AMERSFOORT

99,5 MHz

0,58%

B37

APPINGEDAM

103,6 MHz

0,22%

B38

KAATSHEUVEL

104,3 MHz

0,07%

Tabel B. Beschikbare middengolffrequenties

Kavel

Opstelplaats

Frequentie (kHz)

Demografisch bereik

   

Dag

Nacht

C4

HEINENOORD

828 kHz

61,1%

1,3%

C5

ALMERE

1224 kHz

48,8%

3,2%

C8

ECHT

1035 kHz

5,8%

0,4%

C11

DEN HAAG

1485 kHz

12,9%

1,2%

 

TILBURG

 

3.0%

0,8%

C12

AMSTERDAM

1557 kHz

13,7%

0,1%

Het demografisch bereik is afgeleid van computervoorspellingen van de verzorgingsgebieden en is gebaseerd op een door de Staat toegepast theoretisch planningsmodel. Het is een indicatie waar geen rechten aan ontleend kunnen worden. De daadwerkelijke omvang van de verzorgingsgebieden is mede afhankelijk van de mate waarin vergunninghouders en operators tot optimale technische implementatie komen en eventuele veranderingen in de binnenlandse en buitenlandse situatie. Meer informatie hierover en gedetailleerde kavelbeschrijvingen staan op internet:

http://www.agentschap-telecom.nl (via frequenties > omroep > restfrequenties NLCO)

De verantwoordelijkheid voor de technische implementatie – inclusief de noodzakelijke vergunningen op grond van andere wetten – ligt bij de vergunninghouders. De Staat is dan ook niet aansprakelijk voor de implementatie en het om welke reden dan ook niet halen van het demografisch bereik.

Bijlage 2

Verboden kavelcombinaties

stcrt-2007-220-p8-SC82971-1.gif

Bijlage 3

Overlap van kavels

Tabel A. Overlap niet-landelijke FM-kavels met middengolfkavels (nachtcontouren)

stcrt-2007-220-p8-SC82971-2.gif

Tabel B. Overlap landelijke FM-kavels met middengolfkavels (nachtcontouren)

stcrt-2007-220-p8-SC82971-3.gif

Tabel C. Overlap middengolfkavels (nachtcontouren)

stcrt-2007-220-p8-SC82971-4.gif

Bijlage 4

Model vergunningaanvraag

De aanvrager voor een vergunning voor het gebruik van één of meerdere frequenties voor niet-landelijke commerciële radio-omroep en commerciële radio-omroep middengolf volgt het format en de schema’s van deze bijlage. Het bestaat uit een deel met algemene onderdelen (deel I) en een deel met informatie die voor elk aangevraagd kavel afzonderlijk wordt verstrekt (deel II) .

Deel I. Algemene informatie

1. Algemene gegevens en documenten

Aanvrager die natuurlijke persoon is:

a. naam;

b. adres en woonplaats;

c. een uittreksel uit het bevolkingsregister dat niet ouder is dan één maand, gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag;

d. als de aanvrager onder curatele is gesteld: een schriftelijke toestemming van zijn curator om handelingen te verrichten met betrekking tot het verwerven van vergunningen voor commerciële radio;

e. een beschrijving van de feitelijke werkzaamheden van de aanvrager.

Als de aanvrager zijn werkelijke woonplaats heeft in een van de andere lidstaten van de Europese Unie of van een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, bevat de aanvraag de vergelijkbare gegevens en documenten krachtens het recht van dat land.

Aanvrager die rechtspersoon is:

a. naam;

b. rechtsvorm met vermelding van het recht van het land dat deze rechtsvorm beheerst (bv: ‘besloten vennootschap naar Nederlands recht’);

c. vestigingsplaats, en als deze niet dezelfde zijn, de statutaire zetel en de zetel van het hoofdbestuur;

d. statuten van:

– de aanvrager;

– eventuele dochtermaatschappijen als bedoel in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

– als de aanvrager deel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de andere ondernemingen die deel uit maken van de groep.

e. een beschrijving van het doel en van de feitelijke werkzaamheden van de aandeelhouders van de aanvrager, voor zover deze aandeelhouders rechtspersonen zijn;

f. een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel dat niet ouder is dan één maand gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag:

– van de aanvrager;

– eventuele dochtermaatschappijen als bedoel in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

– als de aanvrager deel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van de andere ondernemingen die deel uit maken van de groep.

Ook hier geldt dat als de aanvrager valt onder het recht van een ander land dan Nederland dat lid is van de Europese Unie of dat partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, de aanvraag de vergelijkbare gegevens en documenten krachtens dat recht bevat.

2. Hoedanigheid als commerciële omroep

De aanvrager verstrekt een kopie van de toestemming van het Commissariaat voor de Media, bedoeld in artikel 71a van de Mediawet, of een bewijs dat die toestemming is aangevraagd.

3. Informatie over kennis en ervaring

De aanvrager beschrijft de kennis en ervaring, bedoeld in artikel 13 van deze regeling, waarover hij kan beschikken. In deze beschrijving vermeldt hij in elk geval door wie en op welke wijze die kennis en ervaring ter beschikking wordt gesteld, vergezeld van de daarop betrekking hebbende overeenkomsten.

Het gaat om kennis en ervaring waarover de aanvrager aantoonbaar kan beschikken. De aanvrager hoeft hier niet zelf over te beschikken, maar kan tevens afspraken hebben gemaakt en overeenkomsten hebben gesloten met derden die bereid zijn hun kennis en ervaring aan hem ter beschikking te stellen. De aanvrager geeft een zo volledig mogelijke beschrijving door wie en op welke wijze kennis en ervaring aan hem ter beschikking wordt gesteld. Dit kan bijvoorbeeld door inzicht te geven in:

– de personele structuur (redactie, programmamakers);

– de regeling van de interne onderlinge verantwoordelijkheden in een programmastatuut;

– intentieverklaringen/overeenkomsten met derden voor de inzet van expertise en dienstverlening voor de productie van programma’s;

– intentieverklaringen/overeenkomsten met derden voor de verwerving van uitzendrechten van programmaonderdelen.

4. Informatie voor de beoordeling van verbondenheid

A. Eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen bij de aanvrager die rechtspersoon is

1. Beschrijving

De aanvraag bevat een beschrijving van de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen die de rechtspersoon raken. De beschrijving moet inzicht geven in alle banden met andere aanvragers en bestaande vergunninghouders, zodat kan worden nagegaan of er een zodanige verbondenheid is dat er sprake is van eenzelfde instelling in de zin van artikel 82f van de Mediawet.

De beschrijving bevat in elke geval zo veel mogelijk gegevens over:

a. de grootte van het aandelenkapitaal, de samenstelling in soorten aandelen, zoals gewone, preferente, converteerbare of prioriteitsaandelen, en de verdeling over de aandeelhouders;

b. het vreemde vermogen van de aanvrager, zoals obligatieleningen, achtergestelde leningen, en leningen waarvoor een hypotheek- of pandrecht is verstrekt, wie de financiële middelen ter beschikking hebben gesteld en aan wie de aanvrager zekerheidsrechten heeft verleend;

c. de wijze van besluitvorming binnen het bestuur, de raad van commissarissen en de vergadering van aandeelhouders onder meer bij benoeming, schorsing of ontslag van leden van het bestuur of de raad van commissarissen;

d. aan wie en onder welke condities en beperkingen doorlopende volmachten zijn gegeven om de aanvrager te vertegenwoordigen (procuratie);

e. bestaande en voorgenomen overeenkomsten met andere rechtspersonen, vennootschappen, of natuurlijke personen, die zelf of via een dochtervennootschap radioprogramma’s via de ether verzorgen of van plan zijn dat te doen.

2. Documenten

De aanvrager voegt de volgende documenten bij de aanvraag (voor zover van toepassing):

a. een kopie van het aandeelhoudersregister;

b. een kopie van verleende volmachten;

c. kopieën van overeenkomsten tussen en volmachten van stemgerechtigden in de algemene vergadering van aandeelhouders van de aanvrager en in de algemene vergadering van aandeelhouders van de moedermaatschappij van de aanvrager;

d. voor zover van belang voor de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen: een kopie van de notulen van vergaderingen van het bestuur, de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders over de jaren 2006 en, voor zover beschikbaar, 2007;

e. kopieën van documenten inzake beschermingsconstructies van de aanvrager en de moedermaatschappij van de aanvrager, in het bijzonder beschermingsconstructies met betrekking tot plaatsing van preferente aandelen of prioriteitsaandelen bij een rechtspersoon of een natuurlijk persoon.

Ook hier geldt dat als de aanvrager valt onder het recht van een ander land dan Nederland dat lid is van de Europese Unie of dat partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, de aanvraag de vergelijkbare gegevens en documenten krachtens dat recht bevat.

B. Eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen bij de aanvrager die natuurlijke persoon is

1. Beschrijving

Bij natuurlijke personen zijn er doorgaans andere dan statutaire of vennootschapsrechtelijke omstandigheden die kunnen wijzen op verbondenheid. De aanvrager die natuurlijke persoon is, geeft een beschrijving van alle omstandigheden die van belang kunnen zijn. De beschrijving moet inzicht geven in alle banden met andere aanvragers en bestaande vergunninghouders zodat nagegaan kan worden of er een zodanige verbondenheid is dat er sprake is van eenzelfde instelling in de zin van artikel 82f van de Mediawet.

De beschrijving gaat in elk geval in op:

a. de (neven)functies en werkzaamheden van de aanvrager, waaronder (dus niet uitsluitend) optredend als bestuurder, commissaris of adviseur van rechtspersonen, vennootschappen of natuurlijke personen die zelf of via een dochtervennootschap, radioprogramma’s via de ether verzorgen of van plan zijn dat te doen;

b. bestaande en voorgenomen overeenkomsten van de aanvrager met andere natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen, die zelf, dan wel door middel van een dochtervennootschap, radioprogramma’s via de ether verzorgen of van plan zijn dat te doen;

c. de financiering van de door de aanvrager gedreven onderneming waarmee hij radioprogramma’s via de ether verzorgt of van plan is te verzorgen, en wie garant of borg staat of anderszins (hoofdelijk) aansprakelijk is voor de aflossing van de financiering.

2. Documenten

De aanvraag bevat kopieën van eventuele overeenkomsten als hiervoor onder 1, onderdeel, b bedoeld en van andere documenten die relevant kunnen zijn voor de verbondenheid.

Ook hier geldt dat als de aanvrager valt onder het recht van een ander land dan Nederland dat lid is van de Europese Unie of dat partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, de aanvraag de vergelijkbare gegevens en documenten krachtens dat recht bevat.

5. Schriftelijke verklaring

De aanvraag bevat een ondertekende schriftelijke verklaring van de aanvrager:

a. over de volledigheid en juistheid van de door hem verstrekte gegevens;

b. over zijn bekendheid met de exoneratie van de Staat betreffende de technische implementatie, bedoeld in bijlage 1;

c. dat hij een aan hem verleende vergunning voor niet-landelijke FM-frequentieruimte gebruikt voor het uitzenden van een commercieel radioprogramma dat, voor zover het gepresenteerde programmaonderdelen tussen 07.00 uur en 19.00 uur betreft, voor ten minste 50 procent in de Nederlandse of Friese taal wordt gepresenteerd;

d. dat hij een aan hem verleende vergunning niet gebruikt voor het plegen van strafbare feiten.

Voor deze verklaring gebruikt de aanvrager het model van bijlage 5.

Deel II. De kavelspecifieke onderdelen

1. Informatie over de aangevraagde kavels, voorkeuren en financieel bod

Met gebruik van schema A bij deze model vergunningaanvraag geeft de aanvrager de volgende informatie:

a. de bestemming of bestemmingen waarop de aanvraag betrekking heeft;

b. de kavels waarop de aanvraag betrekking heeft;

c. de voorkeur die hij aan elk aangevraagd niet-landelijk FM kavel geeft;

d. het financieel bod op elk aangevraagde kavel.

2. Informatie voor de beoordeling van de programmatische voornemens

De aanvrager geeft onderstaande informatie voor elk aangevraagd kavel afzonderlijk.

De aanvrager beschrijft zo volledig mogelijk het voorgenomen programma op het desbetreffende kavel. Deze beschrijving bevat ten minste informatie over de inhoud van het uit te zenden programma en de afzonderlijke programmaonderdelen. Zoals het soort muziek, aard en hoeveelheid van nieuws en informatie, de mate waarin gesproken woord het programma kenmerkt, of het programma gepresenteerd wordt of niet. Zo mogelijk voegt de aanvrager concrete playlists of uitzendschema’s bij de aanvraag.

Middengolf

Bij middengolf onderbouwt de aanvrager bovendien in hoeverre zijn programmatische voornemen specifiek gericht is op de middengolf.

Niet-landelijke FM

Bij de niet-landelijke FM-frequentiekavels vult de aanvrager bovendien schema B van deze model vergunningaanvraag in. Voor de toepassing van artikel 82e van de Mediawet en de daarop gebaseerde Regeling aanwijzing geeft de aanvrager via het schema in percentages aan in welke mate het voorgenomen programma voldoet aan programmatische voorschriften van de Regeling aanwijzing en in hoeverre het voorgenomen uit te zenden programma uitstijgt boven deze voorschriften.

Schema A

Instructies:

– de kavel met de grootste voorkeur krijgt het cijfer 1, het kavel met de op één na grootste voorkeur het cijfer 2 enz. enz.;

– het financieel bod luidt in hele euro’s (dus geen cijfers achter de komma);

– het bedrag van het financieel bod wordt in de Nederlandse taal ingevuld en zowel in cijfers als in letters geschreven;

Kruis aan op welk kavel de aanvraag betrekking heeft

Voorkeuren

Bedrag van het bod in cijfers

Bedrag van het bod in letters

Niet-landelijke FM-kavels

   

□ B27

 

 

□ B28

 

 

□ B29

 

 

□ B30

 

 

□ B31

 

 

□ B32

 

 

□ B33

 

 

□ B34

 

 

□ B35

 

 

□ B36

 

 

□ B37

 

 

□ B38

 

 

Middengolfkavels

(Geen voorkeuren)

  

□ C4

 

 

□ C5

 

 

□ C8

 

 

□ C11

 

 

□ C12

 

 

Naam aanvrager:

Handtekening:

Schema B

Programma-voorschriften

Voorgeschreven minimum percentage

Ma. 07.00–19.00 uur

Di. 07.00–19.00 uur

Wo. 7.00–19.00 uur

Do. 07.00–19.00 uur

Vrij. 7.00–19.00 uur

Za. 07.00–19.00 uur

Zo. 07.00–19.00 uur

Ma. t/m Zo. 07.00–19.00 uur gemiddeld

Programmering die in het bijzonder is gericht op het gebied waar het programma voor is bestemd

Ten minste 10% netto-zendtijd

        

Het schema wordt per aangevraagde kavel volledig ingevuld.

Ieder vakje bevat het percentage dat in het voorgenomen radioprogramma op de desbetreffende dag van de week tussen 07.00 uur en 19.00 uur uitsluitend wordt besteed aan programmering die in het bijzonder gericht is op het gebied waarvoor het programma bestemd is. Dit percentage wordt verkregen door het aantal minuten dat op de desbetreffende dag tussen 07.00 uur en 19.00 uur uitsluitend aan het programmavoorschrift zal worden besteed (A) te delen door de netto zendtijd (B) en de uitkomst te vermenigvuldigen met 100%. Netto zendtijd is: de totale zendtijd in minuten tussen 07.00 uur en 19.00 uur (720 minuten) minus het totaal aantal minuten aan reclameboodschappen dat op de desbetreffende dag tussen 07.00 uur en 19.00 uur wordt uitgezonden.

Het percentage is dus A : B × 100%. Het percentage is een heel getal (dus geen cijfers achter de komma).

Het laatste vakje van het schema bevat het gemiddelde percentage per dag, gemeten over een week. Hiervoor worden de dagpercentages bij elkaar opgeteld en vervolgens gedeeld door zeven. Ook dit percentage is een heel getal.

Bijlage 5

Model verklaringen

Ondergetekende verklaart dat:

1. de door hem verstrekte gegevens en documenten volledig en juist zijn;

2. hij een aan hem verleende vergunning voor niet-landelijke FM-frequentieruimte gebruikt voor het uitzenden van een commercieel radioprogramma dat, voor zover het gepresenteerde programmaonderdelen tussen 07.00 uur en 19.00 uur betreft, voor ten minste 50 procent in de Nederlandse of Friese taal wordt gepresenteerd;

3. hij een aan hem verleende vergunning niet gebruikt voor het plegen van strafbare feiten;

4. hij bekend is met de vrijwaring van de Staat der Nederlanden voor de technische implementatie, bedoeld in bijlage 1.

Naam aanvrager:

Handtekening:

Toelichting

Algemeen

1. Inleiding

In 2003 zijn via een vergelijkende toets FM- en middengolffrequenties voor commerciële radio uitgegeven. Daarna is extra FM-frequentieruimte beschikbaar gekomen. Deze extra ruimte is in de afgelopen tijd eerst gebruikt om technische problemen met de bestaande frequenties op te lossen. Er zijn nu twaalf frequenties met een beperkt bereik over, die alle twaalf als afzonderlijk kavel uitgegeven worden. Het kabinet heeft besloten deze frequenties te bestemmen voor niet-landelijke commerciële radio en via een vergelijkende toets te verdelen. Verder is frequentieruimte op de middengolf vrijgekomen door intrekking van een aantal vergunningen. De frequentieruimte zal tegelijk met de FM-frequenties via een vergelijkende toets worden uitgegeven.1 Op 7 november 2007 is in de Staatscourant de bekendmaking gepubliceerd waarin de frequenties, hun bestemming en de wijze van verdelen vermeld. De beschikbare frequenties zijn in bijlage 1 beschreven.

Een ontwerp van deze regeling is voor consultatie gepubliceerd.2 De daaruit naar voren gekomen opmerkingen die relevant zijn voor de regeling zijn bij het vaststellen van de regeling betrokken.

2. Toepassing van de vergelijkende toets

Op dit moment zijn er vergunninghouders die hun niet-landelijke FM-frequenties of hun middengolffrequenties in 2003 via een vergelijkende toets hebben gekregen. In principe moet dan ook nu dezelfde procedure gevolgd worden (artikel 3.3, zevende lid, Telecommunicatiewet). Het kabinet ziet geen reden daar van af te wijken. Wel is besloten de procedure sterk te vereenvoudigen. De beschikbare FM-frequenties hebben maar een beperkt bereik en de vergunningen zullen maar voor korte tijd, tot 1 september 2011, worden uitgegeven.3 Zo wordt van aanvragers niet langer een uitgebreid bedrijfsplan gevraagd en wordt alleen getoetst op programmatisch voornemen. Daarmee worden de administratieve lasten beperkt. Verder zijn de regels voor het aanvragen van vergunningen en de uitvoering van de vergelijkende toets fors vereenvoudigd.

3. Voorschriften en beperkingen voor de beschikbare frequentieruimte

In 2003 zijn voor de FM-frequenties voor niet-landelijke commerciële radio programmatische eisen vastgesteld. Deze eisen zorgen er voor dat die frequenties ook echt gebruikt worden voor regionale/lokale programma’s. Zo moeten de programma’s voor minstens 10% gericht zijn op het verzorgingsgebied. De voorschriften staan in artikel 7 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 (hierna: Regeling aanwijzing). Deze regeling bevat ook beperkingen voor het verkrijgen van meerdere niet-landelijke frequenties. Zo mag eenzelfde radiostation in totaal niet meer dan 30% demografisch bereik hebben en mogen frequenties elkaar niet te veel overlappen. Deze beperkingen staan in artikel 8 van de Regeling aanwijzing. Dezelfde voorschriften en beperkingen gaan ook gelden voor de nu uit te geven FM frequenties. Daarvoor wordt de Regeling aanwijzing aangepast.

Een combinatie van landelijke FM-frequenties met niet-landelijke FM-frequenties is niet mogelijk. Een vergunninghouder kan wel landelijke of niet-landelijke FM-frequenties combineren met middengolffrequenties. Ook kan hij meerdere niet-landelijke FM-frequenties of meerdere middengolffrequenties met elkaar combineren. Als de frequentieruimte van de verschillende kavels overlapt, dan geldt net als voor de frequenties die in 2003 zijn uitgegeven dat een vergunninghouder dan verschillende programma’s op de overlappende kavels moet uitzenden. Dat wil zeggen: hij mag een programmaonderdeel dat op de ene kavel is uitgezonden niet binnen 30 minuten uitzenden op een andere kavel. Zo worden frequenties doelmatig gebruikt. Bijlage 3 bevat een overzicht van de kavels waarvoor deze verplichting geldt.

4. De aanvraag (formele eisen)

Belangstellenden voor de frequenties hebben van 4 december 2007 tot en met 21 december 2007 en van 2 januari 2008 tot en met 4 januari 2008 gedurende de in de regeling aangegeven uren de gelegenheid om een aanvraag in te dienen. De aanvraagprocedure is in essentie hetzelfde als bij de eerdere verdeling in 2003. Maar door het schrappen van een aantal procedurele tussenbeslissingen is de procedure minder bewerkelijk. De schriftelijke kennisgeving van het al dan niet in behandeling nemen van een vergunningaanvraag bijvoorbeeld vervalt en er wordt geen notaris meer ingeschakeld. Ook de inhoudelijke vergelijkende toets is sterk vereenvoudigd omdat niet meer wordt getoetst op een bedrijfsplan. De FM-frequenties hebben een beperkt bereik en alle frequenties worden maar voor korte tijd uitgegeven. Het vragen van een uitgewerkt bedrijfsplan is dan overtrokken en dient geen redelijk doel. Verder is in bijlage 4 een model vergunningaanvraag opgenomen. Belangstellenden moeten dat model volgen.

Eerst wordt bekeken of een aanvraag tijdig en op de goede plaats is ingediend. Is dat niet het geval, dan wordt de aanvraag afgewezen. Herstel is hier niet mogelijk en daarom wordt de aanvraag op grond van artikel 3.6, tweede lid, onderdeel c, van de Telecommunicatiewet afgewezen. Als een aanvraag goed is ingediend, wordt vervolgens nagegaan of de aanvraag aan een aantal formele eisen voldoet, volledig is en of een aanvrager niet twee aanvragen heeft ingediend. Is er iets niet in orde, dan krijgt een aanvrager de mogelijkheid om binnen vijf werkdagen verzuimen te herstellen. Doet hij dat niet, dan wordt zijn aanvraag niet in behandeling genomen. Dat kan op volgens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht. Dat artikel geeft de mogelijkheid om in dit soort gevallen de aanvraag eenvoudig af te doen door hem niet in behandeling te nemen.

5. De aanvrager en weigeringsgronden (materiële eisen)

Als een aanvraag in behandeling is genomen, wordt gekeken of de aanvrager voldoet aan een aantal eisen. Het gaat hier onder meer om eisen ten aanzien van zijn rechtsvorm, financiële positie en beschikbare kennis en ervaring. Voldoet de aanvrager niet aan één of meer van deze eisen, dan wordt een vergunning geweigerd. Dit kan op grond van artikel 3.6, tweede lid, onderdeel c, van de Telecommunicatiewet.

Artikel 3.6 van de Telecommunicatiewet kent nog meer weigeringsgronden. Daar wordt altijd aan getoetst, ongeacht de manier waarop de frequenties worden uitgegeven. Bijvoorbeeld: strijd met frequentieplan of doelmatig gebruik van het frequentiespectrum, overtreding van voorschriften van een eerdere vergunning, beperking van de mededinging of strijd met regels die op grond van de artikelen 82e en 82f Mediawet zijn vastgesteld. Bij dat laatste wordt altijd gekeken of het verlenen van een vergunning niet in strijd komt met de regels van de Regeling aanwijzing. Stel dat een aanvrager blijkens zijn aanvraag van plan is om een radioprogramma uit te zenden dat niet voldoet aan de programmavoorschriften van die regeling. In zo’n geval wordt een vergunning geweigerd (artikel 3.6, eerste lid, onderdeel f, Telecommunicatiewet). Ook het ontbreken van een toestemming voor commerciële omroep van het Commissariaat voor de Media is een grond om de vergunning te weigeren.

6. Verbondenheid tussen aanvragers en bestaande vergunninghouders

Bij elke aanvrager wordt onderzocht of hij banden heeft met andere aanvragers of met bestaande vergunninghouders. Het kan zijn dat die banden zodanig zijn dat zij als één instelling gezien moeten worden. Het is om drie redenen belangrijk dat vast te stellen. Allereerst moet voorkomen worden dat te veel frequentieruimte of een niet toegestane combinatie van frequenties in één hand komt. Artikel 82f Mediawet en de Regeling aanwijzing beperken immers de mogelijkheden om meerdere FM-frequenties te gebruiken. Zo zal een vergunning voor niet-landelijke FM-frequenties worden geweigerd als de aanvrager verbonden is met de houder van een vergunning voor een landelijke FM-frequentie. Eenzelfde commerciële omroepinstelling mag die immers niet combineren. In de tweede plaats moeten onderling verbonden aanvragers gelijkgesteld worden met één aanvrager. Zij krijgen de gelegenheid om hun aanvragen zo in te vullen als ware er één aanvraag. Tot slot is de beoordeling van belang voor de verplichtingen die gelden als er sprake is van overlap van kavels. Wanneer een vergunninghouder verbonden is met een andere vergunninghouder, zowel middengolf als FM, en de kavels overlappen elkaar, dan moet een verschillend programma op die kavels worden uitgezonden.

In de Mededeling over de toets op verbondenheid van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 19 oktober 2007 is gewezen op het onderzoek naar verbondenheid.4 In die mededeling en in de Regeling aanwijzing staat hoe verbondenheid wordt getoetst.

7. De toetsingscriteria en vergunningverlening

De toetsingscriteria worden toegepast zodra er in de bestemming niet-landelijke FM of de middengolf voor minstens één kavel meerdere aanvragers zijn. De toets geldt dan voor alle kavels in de desbetreffende bestemming. Is er voor alle kavels maar één vergunningaanvraag ingediend, dan worden de besluiten over de vergunningverlening rechtstreeks op grond van de Telecommunicatiewet genomen.

Zoals eerder gezegd wordt er niet getoetst op een bedrijfsplan. Aanvragers moeten wel voor elke kavel aangeven hoe hun radioprogramma er straks uitziet en wat zij voor het kavel bieden. Vervolgens worden zij daarop beoordeeld en onderling vergeleken. Dat gaat als volgt. Voor de niet-landelijke FM-kavels zijn de programmavoorschriften van artikel 7 van de Regeling aanwijzing de minimumnorm.5 Een aanvrager kan zich positief onderscheiden door meer te doen dan dit minimum en door meer te doen dan wat andere aanvragers van plan zijn. Voor de middengolfkavels gelden er geen minimumregels. Daar wordt gekeken in hoeverre een aanvrager een programma gaat uitzenden dat meer of minder past bij de technische kenmerken van middengolf en of hij zich onderscheidt van andere aanvragers. Aanvragers worden dan gewaardeerd met een nul (0 = niet onderscheidend) of een plus (+ = wel onderscheidend). Vervolgens worden zij onderling vergeleken en ontstaat er een rangorde. Het kan zijn dat meerdere aanvragers dezelfde waardering hebben. Dan bepaalt de hoogte van het financieel bod de rangorde. Mochten dan nog aanvragers gelijk eindigen, dan wordt de rangorde voor hen bepaald door loting. Als er voor een kavel maar één aanvrager is, dan is hij vanzelf de hoogste in rangorde.

Op basis van de rangorde worden de kavels aan de aanvragers toegewezen. Daarbij komen ook de voorkeuren die de aanvragers aan de kavels hebben gegeven in beeld. Een aanvrager krijgt telkens de kavel toegewezen waarvoor hij de hoogste in de rangorde is en die ook zijn grootste voorkeur heeft. Een kavel wordt uiteraard niet aan een aanvrager toegewezen als hij daar toch geen vergunning voor kan krijgen. Bijvoorbeeld als hij een verboden combinatie in handen zou krijgen.

Na deze toewijzing van kavels aan aanvragers, zal de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap deze aanvragers bij de Minister van Economische Zaken voordragen voor de vergunningverlening. Eerstgenoemde voert op grond van de Telecommunicatiewet weliswaar de vergelijkende toets uit, maar laatstgenoemde moet op grond van die wet besluiten over de vergunningverlening.

8. Administratieve lasten

Vanzelfsprekend kunnen de frequenties alleen uitgegeven worden als aanvragers de benodigde informatie aanleveren. Dat leidt onvermijdelijk tot administratieve lasten. Die moeten wel tot een minimum beperkt blijven. Het toepassen van een vergelijkende toets leidt helaas tot wat meer werk voor aanvragers dan bij een eenvoudige veiling. En ook aan de toepassing van de geldende wetgeving – de toets op verbondenheid bijvoorbeeld – zijn inherent lasten verbonden. Binnen die kaders is het wel mogelijk de lasten fors te verminderen. Aanvragers hoeven geen aanvraagdocument meer aan te vragen. Dat bespaart hen tussen de € 175 en € 350.6 Niet toetsen op bedrijfsplannen scheelt enorm: aanvragers hoeven geen uitgewerkt bedrijfsplan in te dienen. Daar zat bij de vorige verdelingen het overgrote deel van het werk.7 Verder vergemakkelijkt de model vergunningaanvraag het opstellen van een vergunningaanvraag, kunnen aanvragers volstaan met twee in plaats van zeven kopieën en hoeven zij geen uitgebreide beschrijving meer te geven van de technische outillage. Ook advocatenverklaringen vervallen en dat scheelt al gauw € 500: een gebruikelijk tarief van een klein advocatenkantoor voor twee uur werk. Gegevens en documenten die worden opgevraagd sluiten zo veel mogelijk aan bij wat aanvragers al hebben, bijvoorbeeld op grond van reguliere administratieve verplichtingen. Wat er over blijft aan te verstrekken gegevens en papieren zal een aanvrager gemiddeld tweeënhalve dag aan werk kosten. Bij een uurtarief van € 60 zijn de kosten van een aanvraag dan € 1200. Hoeveel de overblijvende lasten in totaal bedragen is moeilijk te zeggen. Schatting is dat er tussen de 25 en 40 belangstellenden zijn. Het totaal komt dan uit op tussen € 30.000 en € 48.000. Dit is een fractie van de kosten bij de eerdere verdelingen. Het zijn overigens eenmalige kosten. De regeling is getoetst door Actal.

Artikelsgewijs

Hierna volgt een toelichting bij de artikelen voor zover die iets toevoegt aan wat er in de artikelen staat en nuttig is voor begrip en toepassing van de regels.

De hier bedoelde gebruiksvoorschriften voor een niet-landelijke FM-frequentie zijn dat daarop een radioprogramma te beluisteren valt dat:

– in elk geval van 07.00 tot 19.00 uur wordt uitgezonden;

– van 07.00 en 19.00 uur voor ten minste 10% regionaal/lokaal van inhoud is; en

– verzorgd wordt door een commerciële omroepinstelling die in totaal maximaal 30 procent kabelbereik mag hebben.

Deze voorschriften staan in de Regeling aanwijzing.

Artikelen 2 en 3

Bij de uitgifte van 2003 was geregeld op welke bestemmingen en kavels een aanvraag betrekking kon hebben. Dat was nodig omdat tegelijk landelijke en niet-landelijke FM-frequenties werden verdeeld. Een combinatie van die twee mag niet en dus kon die combinatie ook niet aangevraagd worden. Een aanvrager moest dus vooraf kiezen voor landelijk of niet-landelijk. Dit doet zich nu niet voor: er worden alleen niet-landelijke frequenties en frequenties voor middengolf verdeeld. Omdat combinaties van niet-landelijke FM-frequenties onderling en met middengolffrequenties wel – binnen grenzen – mogen, zijn er in die zin geen foute aanvragen. Een aanvrager kan nu dus alles aanvragen: er zijn daarvoor geen beperkingen die geregeld moeten worden. Er zullen verder geen frequenties worden uitgegeven aan aanvragers die daar geen recht op hebben. Zo zal een niet-landelijke FM-frequentie niet toebedeeld worden aan een aanvrager die al een landelijke FM-frequentie heeft. Dat staan de regels van artikel 82f Mediawet niet toe. Een dergelijke aanvraag wordt dus afgewezen.

Artikelen 4 tot en met 7

Elke aanvrager dient maar één aanvraag in. Die aanvraag kan betrekking hebben op één of meer niet-landelijke FM-kavels, één of meer kavels voor middengolf of een combinatie daarvan. Aanvragen worden alleen ingediend door ze persoonlijk af te leveren op het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in Den Haag en dus niet per post. Bij aflevering krijgt de aanvrager een bewijs van indiening, met vermelding van datum en tijdstip. Aflevering door een koerier kan ook; het bewijs wordt dan wel voor risico van de aanvrager aan de koerier afgegeven. De aanvrager geeft met gebruik van het model van de vergunningaanvraag alle gevraagde informatie en voegt – voor zover van toepassing op de aanvrager – alle stukken bij. Door de losbladigheid van het origineel kan een vergunningaanvraag sneller verwerkt worden.

De aanvrager staat in voor de volledigheid en juistheid van de aangeleverde gegevens en documenten. Blijkt informatie onvolledig of onjuist te zijn, dan wordt een vergunning geweigerd of kan deze achteraf worden ingetrokken. Het kan zijn dat de aanvraag volledig is, maar dat de Minister toch nog nadere gegevens nodig heeft. Bijvoorbeeld: de aanvrager heeft zijn verbondenheid met een ander beschreven, maar om dat goed te beoordelen is iets meer inzicht in die banden nodig. Dan kan de Minister meer informatie vragen. De aanvrager zal die nadere informatie moeten verstrekken op straffe van een afwijzing.

Artikel 9

De bedragen die een aanvrager per aangevraagd kavel biedt, zijn volgens de model vergunningaanvraag vaste bedragen. Dus geen winst- of omzetpercentages. De aanvrager kan de bedragen niet veranderen: eens geboden blijft geboden.

Artikelen 10 en 11

Als een vergunningaanvraag niet op tijd of op het verkeerde adres is afgeleverd, kan dit niet worden hersteld. Er geldt dus een fatale termijn. In de bekendmaking op grond van de Telecommunicatiewet staat de indieningstermijn genoemd. Iedereen kan daar dus rekening mee houden.

Artikelen 12 en 13

Als een vergunningaanvraag formeel in orde is bevonden, wordt nagegaan of de aanvrager aan enkele nadere eisen voldoet. Deze zijn gebaseerd op artikel 6 van het Frequentiebesluit. De eisen van artikel 12 zijn absoluut. Voldoet een aanvrager daar niet aan, dan zal zijn aanvraag helemaal afgewezen worden (artikel 3.6, tweede lid, onderdeel c, Telecommunicatiewet). Bij de eisen ten aanzien van kennis en ervaring ligt dat laatste iets anders. Het kan bijvoorbeeld zijn dat een aanvrager voor een FM-kavel niet aan die eisen voldoet. Dan zal hij voor dat kavel geen vergunning krijgen. Maar heeft hij ook middengolf aangevraagd en voldoet hij wel aan de voorwaarden, dan blijft hij met zijn aanvraag in de race voor de middengolf.

De aanvrager moet een toestemming voor commerciële omroep kunnen tonen voordat hij een vergunning kan krijgen. Zit de toestemming niet bij de aanvraag, dan moet hij volgens het model van de vergunningaanvraag een bewijs overleggen dat hij die bij het Commissariaat voor de Media heeft aangevraagd. In dat geval moet de aanvrager uiterlijk op 21 januari 2008, 14.00 uur, de toestemming kunnen afleveren. Zit er bij de aanvraag geen bewijs – ook niet na verzuimherstel –, dan is de aanvraag onvolledig en wordt deze verder niet in behandeling genomen. Een aanvrager kan dit laatste niet voorkomen door alsnog op het laatste moment een toestemming af te leveren.

Overigens kunnen aan publieke omroepen geen vergunningen worden verleend. Zij zullen namelijk nooit een toestemming voor commerciële omroep krijgen. Bovendien regelt de Telecommunicatiewet ook al dat vergunningen worden geweigerd als ze zijn aangevraagd door publieke omroepen anders dan voor hun publieke taak (artikel 3.6, eerste lid, onderdeel d).

Tot slot nog iets over de kennis- en ervaringseisen. Het gaat om aantoonbare kennis en ervaring waarover de aanvrager aantoonbaar kan beschikken. Hij hoeft die kennis en ervaring niet zelf te hebben, maar kan deze ook inhuren. Zo kan hij afspraken hebben gemaakt met derden die bereid zijn hun kennis en ervaring met betrekking tot de productie en exploitatie van een radioprogramma ter beschikking te stellen. Daar moeten dan wel concrete overeenkomsten aan ten grondslag liggen die bij de aanvraag zitten.

Als twee aanvragers verbonden blijken te zijn, worden zij bij de uitvoering van de vergelijkende toets als één instelling aangemerkt en hun vergunningaanvragen gezien als één aanvraag. Het kan zijn dat daardoor de aanvragen niet voldoen aan bepaalde eisen. Bijvoorbeeld omdat twee keer dezelfde kavel is aangevraagd of omdat aan meerdere kavels een eerste voorkeur is gegeven. De aanvragers krijgen vijf dagen de tijd om dergelijke zaken te herstellen. De reden hiervan is dat aanvragers hun onderlinge banden anders kunnen inschatten. Zij zijn er bij hun aanvragen van uitgegaan dat zij niet verbonden zijn in de zin van artikel 82f Mediawet. De toetsing kan echter uitwijzen dat er wel relevante verbondenheid is.

Alle aanvragers worden getoetst op verbondenheid, niet alleen bij FM, maar ook bij middengolf. Dat houdt verband met de verplichtingen van artikel 22 bij overlap van kavels. Bij overlappende kavels moet een verschillend programma worden uitgezonden. Bij middengolf is de verbondenheid geen belemmering voor het verkrijgen van kavels, maar wel relevant voor de overlap van kavels.

Artikel 15

Bij de niet-landelijke FM-frequenties wordt per kavel bij elke aanvrager beoordeeld in hoeverre hij meer doet dan de minimumvoorschriften van artikel 7 van de Regeling aanwijzing en of hij zich significant onderscheidt van andere aanvragers.

De voorschriften van de Regeling aanwijzing zorgen er voor dat de programma’s op de niet-landelijke FM frequenties ook echt regionaal of lokaal gericht zijn en dat er niet volledig nationaal geprogrammeerd wordt. Agentschap Telecom en het Commissariaat voor de Media hebben samen op een rijtje gezet wat regiogericht inhoudt.8 Onder regiogerichte programmering valt in ieder geval het volgende:

– programma’s over regionale sportactiviteiten;

– informatie over regionale kunstactiviteiten, regionale gezondheidszorginstellingen, raadsvergaderingen, taalcursussen etc.;

– verslagen van belangrijke gebeurtenissen of festiviteiten in de regio, zoals avondvierdaagse, carnavalsoptocht, intocht Sinterklaas, benoeming burgemeester, opening nieuw bibliotheekgebouw;

– registraties van culturele voorstellingen en kerkdiensten;

– spelprogramma’s met kandidaten uit de regio;

– verzoekplatenprogramma’s die worden samengesteld door en met luisteraars uit het uitzendgebied, waarbij het verzoek wordt besproken in de uitzending;

– gepresenteerde programmaonderdelen, al dan niet in het streekdialect;

– muziek, waarvan de uitvoerende groep of artiest of de schrijver uit de regio komt;

– muziek waarvan de tekst in het streekdialect wordt gezongen;

– het noemen van de naam van het radiostation op een op de regio gerichte wijze of in het streekdialect;

– herkenningsmelodieën met begeleidende tekst of mededelingen in een programmaonderdeel, die zich richten op de regio of die in het streekdialect worden uitgesproken.

Het ANP nieuws (of nieuws van andere erkende persbureaus) en herhalingen van regiogerichte programmaonderdelen tellen ook mee. Er is dus wel wat voor nodig voordat een programma regiogericht kan worden genoemd. ‘Voor en door Amsterdammers’ is te weinig, ook volgens de rechter.9 Bij de vergelijkende toets wordt aangesloten bij de manier waarop de programmavoorschriften worden gecontroleerd. Een programmaonderdeel dat inhoudelijk zo is vormgegeven dat er een duidelijke regionale inbreng is en daardoor een specifiek op het verzorgingsgebied gericht karakter krijgt, voldoet voor de gehele duur van het programmaonderdeel aan de eis van de regiogerichtheid. De opbouw van een op de regio gericht programmaonderdeel kan onderdelen bevatten die specifiek op de regio gericht zijn. Als die onderdelen van het programmaonderdeel samen 50% of meer van het uitzenduur duren, dan telt dat hele uitzenduur mee in de totaaltelling.

De programmaplannen worden per kavel onderling vergeleken. Dat gaat als volgt. De toetsing op de verschillende programmaonderdelen levert een totaalbeeld op van het relevante programmatisch aanbod van elke aanvrager. Die worden allemaal naast elkaar gelegd, zodat het hele spectrum van minst biedende tot de meest biedende aanvrager zichtbaar wordt. Dan wordt gekeken of er significante verschillen zijn. En dat bepaalt de eindwaardering van aanvragers. Het begrip significant wordt hierbij gebruikt om aan te geven of beduidend meer of minder wordt geboden. Er wordt dus niet gewerkt met een vaste norm om vast te stellen wat wel en wat niet significant is.

Aanvragers die een vergunning krijgen moeten zich houden aan hun programmatische plannen zoals zij die voor de vergelijkende toets hebben ingediend. Dat zal ook als voorschrift in de vergunning worden opgenomen. Dit geldt overigens ook als er geen onderlinge vergelijking heeft plaatsgevonden omdat er in een bestemming voor elk kavel maar één aanvrager is.

Bij de middengolffrequenties gelden geen programmavoorschriften. Er moet dus op iets anders getoetst worden. Middengolffrequenties zijn geschikt voor specifieke soorten programmering. Beoordeeld wordt dan ook of aanvragers programmaplannen hebben die passen bij de karakteristieken van middengolffrequenties. Denk bijvoorbeeld aan muziek die beter tot zijn recht komt in mono, zoals oude krakerige jazzmuziek. Of aan radioprogramma’s waarbij het gesproken woord een belangrijke plaats inneemt. Aanvragers moeten zelf onderbouwen waarom hun voorgenomen programmering zo geschikt is voor middengolf. Ook hier wordt gekeken of de ene aanvrager zich significant onderscheidt van andere aanvragers.

Artikelen 16 en 17

De beoordeling van de programmaplannen levert per aanvrager een score op, uitgedrukt in een nul (0) of een plus(+). Na de waardering van de aanvragen kan per kavel een rangorde van aanvragers worden opgesteld. De aanvrager met de hoogste waardering is het hoogst in rangorde. Het kan zijn dat er meerdere aanvragers met dezelfde waardering zijn. Dan is voor het bepalen van de rangorde het bod beslissend. Mocht er tussen aanvragers ook dan nog een gelijkspel zijn, dan is het enige overblijvende objectieve criterium: loten.

De rangorde plus de voorkeuren voor de kavels bepalen welke kavel aan welke aanvrager toevalt. Daarbij moet ook rekening gehouden worden met verboden combinaties en het maximum dat een aanvrager kan krijgen. Dit valt het beste uit leggen met een voorbeeld. Twee aanvragers die de volgende kavels met de aangegeven voorkeuren hebben aangevraagd:

stcrt-2007-220-p8-SC82971-5.gif

* Kavel A en kavel B zijn verboden combinaties.

Vk + cijfer = voorkeur; 1 = hoogste voorkeur.

R + cijfer = plaats in de rangorde; 1 = hoogste in rangorde.

Het percentage is het demografisch bereik van de kavel.

In het voorbeeld wordt kavel A aan aanvrager I toegewezen. Hij is immers hoogste in rangorde én het kavel heeft zijn grootste voorkeur. Voor aanvrager II wordt nog niets gereserveerd. Er is namelijk geen kavel waarvoor hij hoogste in rangorde is én die zijn grootste voorkeur heeft.

De toewijzing gaat dus verder met aanvrager I. Hij is voor kavel B hoogste in rangorde en dat kavel heeft, omdat kavel A al is toegewezen, nu zijn grootste voorkeur. Normaal zou hij dat kavel dus krijgen. Maar hier gooit de verboden combinatie roet in het eten: kavels A en B kunnen niet allebei bij aanvrager I terechtkomen. Kavel B is voor aanvrager I dus onbereikbaar. Maar ook in dit stadium wordt aan aanvrager II nog niets toegewezen. Er is nog steeds geen kavel waarvoor hij hoogste in rangorde is én die zijn hoogste voorkeur heeft. Dus weer verder met aanvrager I. Voor kavel C is hij de hoogste in rangorde én het kavel heeft nu ook zijn hoogste voorkeur. Kavel C valt ook aan aanvrager I toe: er is geen verboden combinatie en samen met kavel A dat hij al heeft, blijft hij onder de 30%. Dit gaat zo door, totdat aan aanvrager I geen kavels meer toevallen omdat hij dan te veel frequentieruimte zou bemachtigen. In het voorbeeld gebeurt dat bij kavel D. Hoewel hij hoogste in rangorde is en dit kavel ook zijn grootste voorkeur heeft, krijgt aanvrager I het niet. De kavels A, C en D samen schieten namelijk over 30% demografisch bereik heen. En meer dan dat mag een aanvrager op grond van de Regeling aanwijzing niet hebben. Dus hier stopt de verdeling. Nu moet de rangorde voor de overblijvende kavels opnieuw bepaald worden (derde lid). Die ziet er in het voorbeeld dan zo uit:

stcrt-2007-220-p8-SC82971-6.gif

Nu kan aanvrager II kavel B wel krijgen: hij is nu hoogste in rangorde én het kavel heeft zijn grootste voorkeur. Dat blijkt voor de kavels D en E ook het geval. Aanvrager I krijgt kavel E niet: hij is niet de hoogste in rangorde. Omdat er geen verboden combinatie tussen zit en deze kavels niet boven 30% demografisch bereik uitkomen, krijgt aanvrager II dus uiteindelijk de kavels B, D en E. Voor zowel aanvrager I als II stopt nu de verdeling. Dus wordt opnieuw de rangorde bepaald met de volgende uitkomst:

stcrt-2007-220-p8-SC82971-7.gif

Het beeld is nu compleet. Aanvrager I komt in aanmerking voor kavel F. Hij krijgt dat ook toebedeeld omdat hij samen met de kavels A en C onder 30% demografische bereik blijft.

De kavels zijn dus als volgt verdeeld:

Aanvrager I krijgt kavels A, C en F en heeft een demografisch bereik van 29%.

Aanvrager II krijgt kavels B, D en E en heeft een demografisch bereik van 22%.

Artikel 18

Bij de middengolffrequenties krijgt de aanvrager alle kavels toegewezen waarvoor hij hoogste in rangorde is. Bij middengolf gelden immers geen beperkingen: een aanvrager kan alle kavels bemachtigen. Een toewijzingssysteem op basis van voorkeuren zoals bij de FM-frequenties is overbodig.

Artikel 20

Als er voor alle kavels binnen een bestemming maar één aanvrager is, valt er weinig onderling te vergelijken. Eerst wordt gekeken welke aanvragen in behandeling kunnen blijven en welke aanvragen meteen afgewezen worden. Dat laatste gebeurt op grond van artikel 3.6 van de Telecommunicatiewet. Aanvragen waarvan meteen al duidelijk is dat die nooit tot een vergunning kunnen leiden, worden meteen afgewezen. Vervolgens wordt gekeken wat er aan vergunningaanvragen overeind blijft. Zodra binnen een bestemming voor minstens één kavel meerdere vergunningaanvragen overblijven, zullen de aanvragers op hun programmaplannen beoordeeld worden. En dat geldt dan voor alle kavels in die bestemming, dus ook voor de kavels waar maar één vergunningaanvraag overgebleven is.

Als er in een bestemming voor elk kavel maar één vergunningaanvraag overblijft, krijgt de desbetreffende aanvrager vergunningen voor deze kavels zonder onderlinge vergelijking. Heeft deze aanvrager meerdere kavels aangevraagd, dan wordt volgens het derde lid daarbij de volgorde van de voorkeuren aangehouden. Dat is gedaan omdat het kan zijn dat een aanvrager meer aanvraagt dan hij kan krijgen. Dit speelt bij de niet-landelijke FM-kavels. Te beginnen met het kavel met de eerste voorkeur krijgt de aanvrager net zo lang vergunningen totdat hij geen kavels meer kan krijgen.

Artikel 21

Om misverstanden te vermijden: iedere aanvrager moet het bedrag van zijn financieel bod betalen voor elk kavel waarvoor hij vergunning krijgt. Het maakt niet uit of hij als beste uit de toets op de programmaplannen kwam, geselecteerd is op grond van zijn bod of de enige aanvrager was.

Artikel 22

Meerdere niet-landelijke FM-frequenties en meerdere middengolffrequenties kunnen in één hand terechtkomen. Ook een combinatie van middengolf met FM is mogelijk. Het is echter zonde van de schaarse frequentieruimte als een radiostation twee of meer frequenties in hetzelfde gebied bezet houdt met exact hetzelfde radioprogramma. Dat is geen doelmatig gebruik van het frequentiespectrum. Vandaar de verplichting om op de overlappende frequenties een verschillend radioprogramma uit te zenden. Deze verplichting geldt ook als een combinatie ontstaat door verbondenheid.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk

Naar boven