Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2007, 216 pagina 10 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2007, 216 pagina 10 | Besluiten van algemene strekking |
Regeling van de Minister van Economische Zaken van 26 oktober 2007, nr. WJZ 7124519, houdende regels voor de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden voor toegang tot LNG-installaties (Regeling toegang tot LNG-installaties)
De Minister van Economische Zaken,
Gelet op artikel 13, eerste lid, van de Gaswet;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. wet: de Gaswet;
b. berekeningsmethodiek van de tarieven: de berekeningsmethodiek van de tarieven voor toegang tot LNG-installaties, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet;
c. voorwaarden: de voorwaarden voor toegang tot LNG-installaties, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet.
De berekeningsmethodiek van de tarieven is marktconform, transparant en niet-discriminatoir.
De berekeningsmethodiek van de tarieven kan in ieder geval:
a. gebaseerd zijn op de kosten, vermeerderd met een marktconform rendement op een investering of
b. op een marktconforme wijze gerelateerd zijn aan de gepubliceerde tarieven van andere LNG-bedrijven binnen de Europese Unie die hun LNG-installaties voor een ieder tegen gelijke voorwaarden en tarieven openstellen.
1. De berekeningsmethodiek van de tarieven, bedoeld in artikel 3, onderdeel a, bevat in ieder geval de kostensoorten en de tariefdragers.
2. In de berekeningsmethodiek van de tarieven, bedoeld in artikel 3, onderdeel a, kan onderscheid worden gemaakt tussen verschillende capaciteitscategorieën.
De voorwaarden zijn redelijk, transparant en niet-discriminatoir.
De voorwaarden maken geen onderscheid naar de bestemming van gas.
In de voorwaarden worden redelijke termijnen opgenomen voor de bekendmaking van de beschikbare capaciteit.
De voorwaarden voorzien in een transparante, redelijke, niet-discriminatoire verdeling van capaciteit.
Een methode voor de verdeling van capaciteit bij schaarste kan in ieder geval zijn:
a. de toekenning van capaciteit op volgorde van binnenkomst van capaciteitsboekingen,
b. een verhoudingsgewijze verdeling gerelateerd aan de hoeveelheid geboekte capaciteit of
c. een loting.
De voorwaarden kunnen toestaan dat een contractant de gecontracteerde capaciteit doorverkoopt.
1. De voorwaarden bepalen dat een contractant die geen gebruik gaat maken van de geboekte capaciteit, dit binnen een termijn van minimaal vier weken vóór afname meldt.
2. De voorwaarden bepalen dat het LNG-bedrijf de gecontracteerde capaciteit binnen een bepaalde termijn die maximaal twee werkdagen bedraagt, ter verkoop aan de markt zal aanbieden, indien een contractant heeft aangegeven dat hij deze niet zal gebruiken.
3. De voorwaarden bepalen dat in geval van het tweede lid de opbrengsten bij verkoop door het LNG-bedrijf ten goede komen aan de oorspronkelijke contractant onder inhouding van een vergoeding voor het LNG-bedrijf voor de verkoopwerkzaamheden.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling toegang tot LNG-installaties.
Aanleiding van voorliggende regeling is artikel 13 van de Gaswet, dat is gebaseerd op artikel 18 van richtlijn nr. 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van richtlijn 98/30/EG (PbEU L 176, hierna: de Tweede Gasrichtlijn). Genoemd artikel 13 schrijft voor dat regels voor de tariefberekeningsmethodiek en voorwaarden voor toegang tot LNG-installaties worden gesteld bij ministeriële regeling. Een LNG-installatie is een installatie die gebruikt wordt voor het vloeibaar maken van gas, of voor de invoer, de verlading, of de hervergassing van vloeibaar gas. Daarbij zijn ondersteunende diensten en tijdelijke opslag die nodig zijn voor het proces van hervergassing en de daaropvolgende levering aan het transportsysteem inbegrepen, maar niet de gedeeltes van de installatie die gebruikt worden voor opslag. Een LNG-ontvangsthaven is een LNG-installatie waar met schepen aangevoerd vloeibaar gas wordt hervergast. De onderhavige regeling richt zich tot een ieder die een LNG-installatie beheert (de LNG-bedrijven) en stelt regels voor de inhoud van de tariefberekeningsmethodiek en voorwaarden voor toegang tot LNG-installaties die een LNG-bedrijf ten opzichte van derden hanteert.
Voorliggende regeling heeft ten doel de gelijke toegang tot LNG-installaties te waarborgen. Daarbij beoogt deze regeling, in samenhang met artikel 18h van de Gaswet dat ontheffing mogelijk maakt van paragrafen 2.2 tot en met 2.5 van de Gaswet, een optimaal investeringsklimaat voor LNG in Nederland te realiseren, gecombineerd met het zo efficiënt mogelijk benutten van de aanwezige en aan te leggen LNG-installaties.
De concrete invulling van de tariefberekeningsmethodiek en voorwaarden voor toegang tot LNG-installaties is in de eerste plaats van groot belang voor investeringsbeslissingen in een LNG-installatie. Een (uitbreidings)investering in een LNG-installatie is bovendien veelal gekoppeld aan aanzienlijk grotere investeringen in gaswinning, gasliquefactie (het vloeibaar maken van gas) en LNG-schepen. Investeringen in deze ‘upstream’ activiteiten zijn mede afhankelijk van zekere toegang tot de LNG-installatie in kwestie, waar hervergassing plaatsvindt. De mate van regulering van de toegangsvoorwaarden en -prijzen voor de LNG-installatie beïnvloeden daarom niet alleen de investering in de LNG-installatie zelf, maar ook de investeringsbeslissing aan het begin van de gasketen.
Nu er op dit moment nog geen LNG-ontvangsthavens in Nederland zijn en de komst van LNG-ontvangsthavens naar Nederland uit oogpunt van diversificatie, dat wil zeggen het inkopen van gas uit meerdere bronnen, zeer wenselijk is, reguleert onderhavige regeling de toegang tot LNG-installaties, maar niet verder dan noodzakelijk. Onder toezicht van de raad van bestuur van de
Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: NMa) kan een LNG-bedrijf grotendeels zelf de tariefberekeningsmethodiek voor toegang kiezen, mits deze marktconform, transparant en niet-discriminatoir is. Hetzelfde geldt voor de voorwaarden voor toegang, mits deze redelijk, transparant en niet-discriminatoir zijn.
Artikel 18h van de Gaswet biedt (ter implementatie van artikel 22 van de Tweede Gasrichtlijn) onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid om ontheffing te verlenen voor onder meer onderhavig gereguleerd regime voor toegang tot LNG-installaties. Deze mogelijkheid is geschapen omdat voor nieuwe infrastructuur een eis tot openstelling voor derden een te groot investeringsrisico kan introduceren. Voorliggende regeling stelt geen regels voor deze ontheffingsmogelijkheid, en gaat dus alleen over het reguliere regime voor LNG-installaties dat derdentoegang verplicht stelt.
3. Regels voor tariefberekeningsmethodiek en voorwaarden voor toegang tot LNG-installaties
3.1 Tariefberekeningsmethodiek en voorwaarden
De onderhavige regeling stelt regels voor de tariefberekeningsmethodiek en voorwaarden voor de toegang tot LNG-installaties. Het betreft alle LNG-activiteiten die worden aangeboden. Daarbij gaat het in de praktijk om de aanlandings-, (tijdelijke) opslag- en hervergassingscapaciteit. Daarnaast zien de bepalingen in deze regeling niet alleen op de toegang tot de oorspronkelijk te vergeven capaciteit (primaire capaciteit), maar ook op de toegang tot de capaciteit die niet door de contractant wordt gebruikt en opnieuw op de markt wordt aangeboden (de secundaire capaciteit). Slechts de artikelen 10 en 11 zien specifiek op de secundaire capaciteit.
Er is voor gekozen om de tariefberekeningsmethodiek en voorwaarden voor toegang tot LNG-installaties niet verder te reguleren dan noodzakelijk en er worden maatregelen genomen om het volledig gebruik van de LNG-installaties te stimuleren. Dit vormt, gecombineerd met artikel 18h van de Gaswet dat ontheffing mogelijk maakt van paragrafen 2.2 tot en met 2.5 van de Gaswet, een adequaat reguleringsysteem om zowel een goed investeringklimaat als een goede toegang tot en een efficiënte benutting van de infrastructuur te waarborgen.
Op grond van artikel 13, achtste lid, van de Gaswet publiceert een LNG-bedrijf de tariefberekeningsmethodiek, voorwaarden en de tarieven, alvorens deze goedgekeurde methodiek en voorwaarden in werking treden. Tevens legt het LNG-bedrijf hiervan in al zijn vestigingen een exemplaar ter inzage.
3.2 Tariefberekeningsmethodiek
Onder toezicht van de NMa kan een LNG-bedrijf grotendeels zelf de berekeningsmethodiek voor zijn tarieven kiezen, mits deze marktconform, transparant en niet-discriminatoir is (artikel 2 van deze regeling).
Onder meer kan worden gekozen voor een tariefberekeningsmethodiek die gebaseerd is op de kosten, vermeerderd met een marktconform rendement op een investering (kost-plus-methodiek, artikel 3, onderdeel a, van deze regeling). Andere mogelijkheid die expliciet in deze regeling wordt genoemd is een tariefberekeningsmethodiek die op een marktconforme wijze is
gerelateerd aan de gepubliceerde tarieven van andere LNG-installaties binnen de Europese Unie die hun LNG-installaties voor een ieder tegen gelijke voorwaarden en tarieven openstellen (artikel 3, onderdeel b, van deze regeling). Met dit artikel is niet beoogd dat per definitie vrijwel identieke tarieven worden gehanteerd. Zoals gezegd, kan het LNG-bedrijf zijn tarieven relateren aan de bekendgemaakte tarieven van andere LNG-bedrijven. Daarbij kan rekening worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van het LNG-bedrijf. Dit artikel laat het verbod op prijsafspraken en onderling feitelijk afgestemde gedragingen uit de artikelen 6 van de Mededingingswet en 81 EG onverlet. Het is zeker niet de bedoeling dat de LNG-bedrijven bijeenkomen om prijsafspraken te maken.
De voorwaarden voor toegang zijn redelijk, transparant en niet-discriminatoir (artikelen 13, tweede lid, en 14a, derde lid, van de Gaswet en artikel 5 van deze regeling). Het LNG-bedrijf kan dit verder, behoudens enkele randvoorwaarden, zelf invullen. Voor de verkoop van (al dan niet reeds gecontracteerde) capaciteit, maakt een LNG-bedrijf vooraf bekend op welke wijze deze verkoop zal plaatsvinden. Alle geïnteresseerde partijen worden bij de verkoop gelijk behandeld en er worden redelijke voorwaarden gehanteerd. Het LNG-bedrijf voorziet in een redelijke, niet-discriminatoire verdeling van de capaciteit (artikel 8 van deze regeling). Bij schaarste valt te denken aan verdeling van de capaciteit volgens de methode ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’, door middel van een pro rata-verdeling of een loting (artikel 9 van deze regeling).
Om te voorkomen dat gecontracteerde capaciteit van de LNG-terminal onbenut blijft, dient het LNG-bedrijf ook in de verkoop van reeds gecontracteerde, maar onbenutte capaciteit te voorzien (artikel 11 van deze regeling). Met het oog op de voorzieningszekerheid en de mogelijkheid het gas uit meerdere bronnen te kopen, de zogenaamde diversificatie van gas, is het onwenselijk dat LNG-installaties zonder goede reden geheel of gedeeltelijk ongebruikt blijven. Ook voor een goede mededinging en een efficiënte toegang is het onwenselijk dat een LNG-installatie geheel of gedeeltelijk onbenut blijft, terwijl er wel vraag naar deze capaciteit is. Voor alle geboekte capaciteit geldt daarom een use-it-or-lose-it (UIOLI) regime. In dat kader meldt de contractant in voorkomend geval minimaal vier weken van tevoren dat hij geen gebruik zal maken van de geboekte capaciteit (artikel 11, eerste lid, van deze regeling). Indien de contractant heeft aangegeven de gecontracteerde capaciteit niet te gebruiken, biedt het LNG-bedrijf deze capaciteit binnen een termijn van maximaal twee werkdagen aan de markt aan (artikel 11, tweede lid, van deze regeling). Ook dit gebeurt op een redelijke, transparante en niet-discriminatoire wijze (artikel 5 van deze regeling). De opbrengsten bij de verkoop van de niet benutte capaciteit door het LNG-bedrijf komen ten goede aan de oorspronkelijke contractant onder inhouding van een vergoeding voor het LNG-bedrijf voor de verkoopwerkzaamheden (artikel 11, derde lid, van deze regeling).
3.4 Jaarlijkse goedkeuring door NMa
Artikel 13, derde lid, van de Gaswet schrijft voor dat het LNG-bedrijf jaarlijks de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden voor toegang tot zijn LNG-installatie die het in het volgende kalenderjaar wil hanteren ter goedkeuring voorlegt aan de NMa. De NMa keurt het pakket van voorwaarden en tarieven van het LNG-bedrijf af als dit niet voldoet aan de onderhavige regeling (artikel 13, vierde lid, van de Gaswet).
Op deze wijze ziet de NMa er op toe dat het LNG-bedrijf toegang tot de LNG-installatie onder gelijke voorwaarden aan een ieder openstelt. Daarbij let de NMa er op of het LNG-bedrijf in een adequaat use-it-or-lose-it-systeem voorziet.
Het ligt voor de hand dat de NMa de reeds goedgekeurde tariefberekeningsmethodiek en de voorwaarden voor toegang in een volgend jaar niet zal afkeuren, indien ze – behoudens eventuele indexering – ongewijzigd zijn.
De onderhavige regeling ziet op de tariefberekeningsmethodiek en voorwaarden voor toegang tot LNG-installaties. De regeling ziet niet op de grootte van de LNG-installatie. Op basis van de vraag uit de markt en fysieke mogelijkheden kan het LNG-bedrijf zelf de omvang van de LNG-installatie bepalen. Voorgaande zal dan ook bij de beoordeling door de NMa van de tariefberekeningsmethodiek en de voorwaarden geen rol spelen.
De bepalingen uit de onderhavige regeling leveren geen strijd op met richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 376, hierna: Dienstenrichtlijn). Enerzijds leveren deze bepalingen geen belemmeringen van het dienstenverkeer op en anderzijds vloeien de bepalingen uit de Tweede Gasrichtlijn voort.
Zo hangt artikel 11 van onderhavige regeling samen met artikel 8, eerste lid van de Tweede Gasrichtlijn . Hierin staat onder meer de verplichting voor LNG-beheerders om aan gebruikers de informatie te verstrekken die nodig is voor een efficiënte toegang tot het systeem. Deze efficiënte toegang tot het systeem wordt bevorderd door het voorschrift dat capaciteit die niet gebruikt zal worden, opnieuw aan de markt wordt aangeboden.
5. Uitvoering, toezicht en handhaving
De NMa zal toezien op voorliggende regeling en deze handhaven. Het toezicht zal zich met name concentreren op het jaarlijks beoordelen van de tariefberekeningsmethodiek en voorwaarden van LNG-bedrijven. In dat kader heeft de NMa een concept van voorliggende regeling getoetst op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.
Hierna wordt kort ingegaan op de belangrijkste punten uit het advies van de NMa.
In het algemeen adviseert de NMa om de regeling specifieker uit te werken dan nu het geval is, om zo LNG-bedrijven en de NMa zelf meer duidelijkheid te geven over de vereisten aan de tariefberekeningsmethodiek en voorwaarden. Hier is niet voor gekozen, om twee redenen.
Ten eerste omdat de onderhavige regeling de concrete invulling van de voorwaarden en tariefberekeningsmethodiek juist aan de LNG-bedrijven beoogt over te laten. Artikel 13 van de Gaswet laat deze mogelijkheid open. Nu de komst van LNG-installaties naar Nederland zeer wenselijk is, reguleert onderhavige regeling de toegang tot LNG-installaties niet verder dan noodzakelijk is en worden daarom alleen randvoorwaarden vastgelegd. Daarbij is het de taak van de NMa om aan deze randvoorwaarden te toetsen.
Ten tweede opteren (op het moment van schrijven) alle LNG-initiatiefnemers in Nederland (overigens in lijn met nieuwe LNG-initiatieven in andere EU-landen) voor langjarige ontheffing van de regulering van de voorwaarden en tarieven voor toegang teneinde financieringsrisico’s te minimaliseren. Onderliggende regeling zal dus vooral gaan gelden voor bestaande installaties op het moment dat een ontheffingsperiode is afgelopen. Dat moment zal naar verwachting niet vóór 2027 zijn aangebroken. Bij een dergelijke tijdshorizon past een flexibele regeling. Mede daarom perkt deze regeling de mogelijkheden voor LNG-installaties zo min mogelijk in.
Wat betreft het voorstel van de NMa om voor te schrijven dat het LNG-bedrijf helder over de voorwaarden en tarieven communiceert, geldt reeds het bekendmakingsvoorschrift van artikel 13, achtste lid, van de Gaswet.
Verder werpt de NMa op dat uit artikel 3, onderdeel b, van deze regeling zou kunnen volgen dat prijsafspraken zijn toegestaan. Dit is uiteraard niet de bedoeling. Daarom is in de tekst van de regeling alsmede in de algemene toelichting verhelderd dat LNG-bedrijven hun tarieven op marktconforme wijze mogen relateren aan de gepubliceerde tarieven van andere LNG-installaties binnen de Europese Unie die hun LNG-installaties voor een ieder tegen gelijke voorwaarden en tarieven openstellen. Bovendien is benadrukt dat deze bepaling het kartelverbod van artikel 6 Mededigingswet en artikel 81 EG onverlet laat. Het is zeker niet de bedoeling dat de LNG-bedrijven bijeenkomen om prijsafspraken te maken.
Ook geeft de NMa aan dat op diverse punten niet duidelijk is of er primaire of secundaire capaciteit wordt bedoeld; dit is verduidelijkt in de algemene toelichting. Alle artikelen gelden voor beide, met uitzondering van de artikelen 10 en 11 die specifiek op secundaire capaciteit zien.
Op advies van de NMa is artikel 8 van deze regeling, dat ziet op de transparante, redelijke en niet-discriminatoire verdeling van capaciteit, niet beperkt tot de verdeling van schaarse capaciteit.
Ten slotte brengt de NMa naar voren dat een pro rata verdeling van capaciteit uitvoerbaarheidsproblemen oplevert. Het is goed om te benadrukken dat dit geen verplichte verdelingsmethodiek is. Mochten er in praktijk inderdaad knelpunten zijn bij een pro rata verdeling, kunnen LNG-bedrijven altijd voor een andere verdelingsmethodiek kiezen.
De jaarlijkse goedkeuringsprocedure bij de NMa en de publicatie en terinzagelegging van de tariefberekeningsmethodiek en de voorwaarden vloeien reeds voort uit de Gaswet. De onderhavige regeling brengt daar geen verandering in. Wel schrijft deze regeling nader voor op welke wijze invulling moet worden gegeven aan deze tariefberekeningsmethodiek en voorwaarden.
Onderzoeksbureau EIM heeft de administratieve lasten onderzocht van onder meer de Gaswet. Uit de ‘Nulmeting administratieve lasten EZ-regelgeving’ door EIM in 2002 en de meting naar aanleiding van de ‘Wijziging Electriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping en toezicht netbeheer’ door EIM, blijkt dat de lasten voor netbeheerders als gevolg van de vaststellingsprocedure voor transporttarieven en -voorwaarden jaarlijks circa € 10.000 per netbeheerder bedragen. Uitgaande van een gelijksoortige procedure (voorleggen aan en goedkeuring door de NMa) is het reëel om jaarlijks eenzelfde bedrag per LNG-bedrijf aan administratieve lasten voor de goedkeuringsprocedure te voorzien als gevolg van onderhavige ministeriële regeling. Naar verwachting vallen deze administratieve lasten voor LNG-bedrijven zelfs lager uit omdat de vaststelling van de transporttarieven en -voorwaarden een omvangrijker procedure kent. Op grond van artikel 12a van de Gaswet dienen de netbeheerders namelijk gezamenlijk met een voorstel te komen en dienen zij ook overleg te voeren met representatieve organisaties van netgebruikers op de gasmarkt. Dergelijke voorschriften kent de onderhavige regeling niet. Met het oog op de vraag naar gas in Noord-West Europa zullen er in Nederland naar verwachting maximaal vier LNG-installaties komen. Uitgaande van een potentieel van vier LNG-bedrijven in Nederland komen de totale lasten daarmee uit op maximaal € 40.000 per jaar.
Uit bovenstaande metingen kan ook worden afgeleid dat de kosten voor publicatie en terinzagelegging van de transporttarieven en voorwaarden per jaar € 400 per netbeheerder bedragen. Ook deze kosten zullen voor LNG-bedrijven gelijk zijn. Uitgaande van maximaal vier LNG-bedrijven bedragen de administratieve lasten voor publicatie en terinzagelegging naar verwachting € 1.600 per jaar.
De meting door EIM naar aanleiding van de ‘Wijziging Electriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping en toezicht netbeheer’ bevat tevens een schatting van de administratieve lasten die het behandelen van klachten over het netbeheer van gas en het toezicht door de NMa met zich meebrengt voor de netbeheerders (het beantwoorden van vragen en meewerken aan een onderzoek). Het is aannemelijk dat dit niet noemenswaardig verschilt ten opzichte van klachten over het handelen door LNG-bedrijven. Genoemde schatting is (jaarlijks) € 6.500 per netbeheerder, in geval van maximaal vier LNG-installaties dus maximaal € 26.000 per jaar.
Ten slotte veroorzaakt artikel 11, eerste lid, van onderhavige regeling een administratieve last voor de contractanten van LNG-bedrijven doordat zij in voorkomend geval moeten melden dat zij de geboekte capaciteit niet gaan gebruiken. In bovengenoemde nulmeting door EIM worden de lasten van dit soort meldingen geschat op € 200 per voorkomende melding. Uitgaande van een frequentie van vijf maal per jaar voor vier LNG-installaties wordt een jaarlijkse last van € 4.000 veroorzaakt.
Per jaar is er dus een totale administratieve last van € 71.600, uitgaande van twee conservatieve aannames:
a. er zijn vier LNG terminals in Nederland;
b. alle terminals maken gebruik van de systematiek van artikel 13 van de Gaswet.
Uitgaande van het huidige aantal LNG-initiatiefnemers (drie) wordt de jaarlijkse last maximaal € 53.700. Het grootste deel van de last wordt gevormd door de goedkeuringsprocedure van tariefmethodiek en voorwaarden; mocht één of meerdere van de terminals middels artikel 18h van de Gaswet ontheffing krijgen van deze procedure, dan dalen de administratieve lasten navenant.
Zoals gezegd, vloeien bovengenoemde administratieve lasten reeds grotendeels voort uit de Gaswet, niet uit voorliggende regeling.
Deze regeling is voorgelegd aan Actal. Actal heeft besloten geen advies over deze regeling uit te brengen.
Een marktconsultatie, uitgevoerd in nauwe samenwerking met de NMa, is een belangrijk element geweest in de totstandkoming van voorliggende regeling. Er zijn in totaal 15 reacties ontvangen, waarvan een groot deel is overgenomen en geïncorporeerd in voorliggende regeling. Wel was er op sommige punten sprake van strijdigheid in de reacties.
Uit de reacties van de respondenten komt naar voren dat het vergroten van de gastoevoercapaciteit door de bouw van LNG-installaties zeer belangrijk is om de concurrentie en de diversificatie op de gasmarkt te vergroten. In dat kader geven respondenten aan dat LNG geen afgebakende markt is, maar onderdeel vormt van de gasmarkt als geheel. Veel respondenten brengen naar voren dat de overheid de juiste balans dient te zoeken tussen investeringsprikkels en regulering en dat vooral regulering om leegstand van capaciteit tegen te gaan wenselijk is.
Mede op basis van bovengenoemde reacties is gekozen voor een regeling die, gegeven de bepalingen in de Gaswet, de investeringsvrijheid zo min mogelijk aantast en tegelijkertijd de (toekomstig) aanwezige LNG-capaciteit zo goed mogelijk aan de gehele markt ter beschikking stelt. Deze combinatie faciliteert een maximale hoeveelheid beschikbare LNG-capaciteit; een goede zaak met het oog op voorzieningszekerheid en vergroting van de concurrentie op de gasmarkt. LNG vormt immers een alternatief voor pijpleidinggas.
Een LNG-bedrijf kan de tariefberekeningsmethodiek baseren op de kosten, vermeerderd met een marktconform rendement op een investering (kost-plus-methodiek in artikel 3, onderdeel a, van deze regeling). In dat geval is het belangrijk voor de toetsing door de NMa dat expliciet wordt aangegeven welke kostensoorten (zowel vaste als marginale kosten) worden meegenomen in de berekeningsmethodiek (eerste lid). Ook moet helder zijn wat de tariefdragers zijn, bijvoorbeeld het gasvolume of het gasvolume per tijdseenheid (de zogenaamde doorzetcapaciteit).
Verder zullen de verschillende tarieven die de tariefberekeningsmethodiek tot gevolg heeft, gebaseerd zijn op objectieve verschillen tussen afnemers. Dit kan bijvoorbeeld de hoeveelheid hervergassingscapaciteit zijn die een gebruiker van de terminal afneemt (tweede lid). Gebruikers kunnen in die zin in verschillende capaciteitscategoriën vallen.
Op grond van artikel 13, tweede lid, en artikel 14, derde lid, van de Gaswet zijn de voorwaarden redelijk, transparant en niet-discriminatoir. Dit is in artikel 5 van deze regeling herhaald, zodat de NMa deze elementen kan toetsen bij de jaarlijkse goedkeuring op basis van artikel 13, vierde lid, van de Gaswet.
De Minister van Economische Zaken,
M.J.A. van der Hoeven
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2007-216-p10-SC82799.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.