Deelregeling vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009–2012 van het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+

18 oktober 2007

Het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+ deelt u hierbij mede dat de per 1 november 2007 geldende Deelregeling vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009–2012 van kracht is.

Het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+,

Besluit:

Artikel 1

Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Fonds: het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+. Het Fonds is een stichting als bedoeld in artikel 9 van de Wet op Specifiek Cultuurbeleid.

b. Bestuur van het Fonds: de Raad van Bestuur van het Fonds, als bedoeld in artikel 5 van de statuten van het Fonds.

c. Podiumkunstinstelling: producerende podiumkunstinstelling of festival, die activiteiten verricht op het gebied van professionele muziek, dans, theater of mengvormen daarvan.

d. Producerende podiumkunstinstelling: in de toelichting is een sectorgewijze opsomming van producerende podiumkunstinstellingen opgenomen.

e. Festival: reeks van presentaties op het gebied van de podiumkunsten met artistiek-inhoudelijke samenhang, onder één noemer gepresenteerd en van een beperkte tijdsduur.

f. Adviescommissie: een commissie als bedoeld in artikel 6, lid 2 van de statuten van het Fonds, die aan het bestuur van het Fonds advies uitbrengt over de subsidieaanvraag.

g. Productieketen: het proces van scheppen, produceren, programmeren en publieksontwikkeling.

Artikel 2

Doel

Het bestuur van het Fonds kan op aanvraag van een podiumkunstinstelling, of een samenwerkingsverband van podiumkunstinstellingen, voor de periode van 2009–2012 een vierjarige subsidie verstrekken. Deze subsidie wordt verstrekt voor het in continuïteit verrichten van activiteiten ter bevordering van de kwaliteit en diversiteit in het produceren en programmeren van professionele muziek, dans en theater en in het opbouwen en bereiken van een publiek daarvoor in heel Nederland en het buitenland, alsmede ter bevordering van cultureel ondernemerschap.

Artikel 3

Subsidieplafond

1. Het totale beschikbare bedrag dat het bestuur van het Fonds voor het uitvoeren van deze deelregeling 2009–2012 onder aanvragers kan verdelen, bedraagt minimaal € 112,3 mln., onder voorbehoud van verstrekking van deze middelen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2. Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt als volgt onderverdeeld:

a. € 37,2 mln. voor de producerende podiumkunstinstellingen in de muzieksector;

b. € 49,6 mln. voor de producerende podiumkunstinstellingen in de theatersector;

c. € 10,2 mln. voor de producerende podiumkunstinstellingen in de danssector;

d. € 5,1 mln. voor de producerende podiumkunstinstellingen in de muziektheatersector;

e. € 10,2 mln. voor de festivals.

3. Het bestuur van het Fonds kan overgaan tot het verhogen van de subsidieplafonds als bedoeld in het eerste en tweede lid.

4. Het bestuur van het Fonds kan niet-benutte bedragen als bedoeld in het tweede lid, toevoegen aan één of meerdere budgetten als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 4

Verdeelsleutel

1. Indien een subsidieplafond als bedoeld in artikel 3, tweede lid onvoldoende is om alle aanvragen in de categorie waarop het plafond betrekking heeft, te honoreren, stelt het bestuur van het Fonds de aanvragen met inachtneming van het advies van de adviescommissie per categorie in een rangorde vast op basis van de prioriteit die aan de aanvragen is gegeven aan de hand van de criteria, genoemd in artikel 5.

2. Om in de rangorde te worden opgenomen, dient een aanvraag te voldoen aan het bepaalde in de artikelen 6 en 8.

3. Om in de rangorde te worden opgenomen, dient zich niet één van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 9 voor te doen.

4. Om in de rangorde te worden opgenomen, dient het oordeel over het criterium ‘kwaliteit’ als bedoeld in artikel 5, eerste lid aanhef en onder a, in ieder geval positief te zijn.

5. Nadat de aanvragen onderling zijn vergeleken en per categorie in rangorde zijn vastgesteld, verdeelt het bestuur van het Fonds de beschikbare subsidie per categorie volgens de rangorde.

6. Het bestuur van het Fonds wijst de resterende aanvragen af.

7. Indien het bestuur van het Fonds het subsidieplafond of de subsidieplafonds conform het bepaalde in artikel 3, derde lid verhoogt, wordt de eerstvolgende aanvraag in de rangorde van de categorie waarin het subsidieplafond is verhoogd, die vanwege de uitputting van het budget is afgewezen, alsnog gehonoreerd, en zo verder.

Artikel 5

Beoordelingscriteria

Aanvragen worden beoordeeld op de volgende aspecten:

a. Kwaliteit

b. Bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid

c. Bijdrage aan spreiding

d. Relatie tussen scheppen, produceren, programmeren en publieksontwikkeling

e. Publieksbereik en -ontwikkeling

f. Cultureel ondernemerschap en bedrijfsvoering.

Artikel 6

Aanvraag

1. De subsidieaanvraag wordt vóór 1 februari 2008 ingediend met gebruikmaking van het formulier ‘Podiumkunstinstellingen – vierjarig subsidie 2009–2012’.

2. Het bestuur kan op aanwijzing van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vanwege bijzondere redenen ontheffing verlenen van de aanvraagtermijn.

3. Een aanvraag bevat in ieder geval de volgende informatie:

a. een (beleids)plan 2009–2012;

b. een begroting voor de betrokken periode;

c. een jaarrekening 2006, indien voorhanden met accountantsverklaring;

d. een kopie van de meest recente oprichtingsakte of statuten en een uittreksel uit het handelsregister (niet ouder dan 12 maanden).

4. Het Fonds kan, indien de aanvraag daartoe aanleiding geeft, de aanvrager om nadere informatie verzoeken.

5. De aanvrager is verantwoordelijk voor een juiste en volledige informatieverstrekking op grond waarvan het bestuur redelijkerwijs tot een besluit kan komen.

Artikel 7

Procedure aanvraag

1. De aanvragen die aan het bepaalde in de artikelen 1, 2, 6 en 8 voldoen, worden op grond van de criteria, genoemd in artikel 5, beoordeeld en geprioriteerd door een adviescommissie.

2. De adviescommissie adviseert met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3 en 4.

3. Het bestuur van het Fonds besluit over de aanvragen met inachtneming van het advies van de adviescommissie.

4. Uiterlijk 1 november 2008 stelt het bestuur de aanvrager schriftelijk van zijn besluit in kennis. Het advies wordt met de subsidiebeschikking meegezonden. Wanneer het bestuur afwijkt van het advies van de adviescommissie, wordt dit in het besluit gemotiveerd.

5. Indien de beschikking tot subsidieverlening niet vóór 1 november 2008 kan worden gegeven, stelt het Fonds de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij de termijn waarbinnen de beschikking tegemoet gezien kan worden.

6. Tijdens de behandeling van een aanvraag wordt over de voortgang daarvan geen inhoudelijke informatie verstrekt.

Artikel 8

Subsidiabele kosten

1. Voor subsidiëring komen de volgende kosten in aanmerking:

a. beheerskosten;

b. productiekosten;

c. kosten voor de programmering, in de zin van uitkoopsommen/partages;

d. kosten voor de in te zetten marketinginstrumenten.

2. Genoemde kosten worden alleen in aanmerking genomen, voor zover deze rechtstreeks samenhangen met het verrichten van activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

3. Niet voor subsidiëring in aanmerking komen:

a. kosten voor activiteiten die op het moment van indiening van de aanvraag zijn gerealiseerd

b. kosten voor activiteiten die niet relevant zijn in het licht van de doelstelling uit artikel 2.

Artikel 9

Weigeringsgronden

1. De subsidie wordt in ieder geval – naast het bepaalde in de artikelen 4:35 Awb – geweigerd, indien:

a. de aanvraag niet voldoet aan de eisen in artikel 6;

b. de aanvrager geen podiumkunstinstelling op het gebied van de professionele muziek, dans of theater is;

c. de aanvrager niet beschikt over rechtspersoonlijkheid;

d. de aanvrager minder dan vier jaar de activiteiten waarvoor wordt aangevraagd, als professionele podiumkunstinstelling verricht;

e. de te subsidiëren activiteiten niet worden uitgevoerd in de periode 2009–2012;

2. De subsidie wordt voorts geweigerd, indien de aanvrager een vierjaarlijkse instellingssubsidie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de periode van 2009–2012 ontvangt.

Artikel 10

Overig

1. Van toepassing op deze regeling is het Algemeen Reglement van het Fonds waarin algemene bepalingen omtrent de subsidieverstrekking zijn omschreven, zoals aanvraagprocedure, vereisten, voorwaarden en verplichtingen.

2. Deze regeling is een deelreglement als bedoeld in artikel 4 van het Algemeen Reglement.

3. Eveneens van toepassing op deze regeling is het Huishoudelijk Reglement waarin de interne organisatie van het Fonds wordt geregeld.

4. De reglementen als bedoeld in het eerste en derde lid van dit artikel zijn op verzoek verkrijgbaar bij het secretariaat van het Fonds.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2007.

Artikel 12

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Deelregeling vierjarige subsidies Podiumkunstinstellingen 2009–2012.

Den Haag, 18 oktober 2007.
Het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+
De subsidieregeling is op 29 oktober 2007 goedgekeurd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Toelichting

Artikelsgewijs

Artikel 1 Producerende podiumkunstinstellingen

Het betreft in ieder geval de volgende professionele instellingen:

Muziek en Muziektheater

Ensembles gecomponeerde muziek

Ensembles en groepen jazz en geïmproviseerde muziek, elektronische muziek, niet-westers en pop

Jeugdmuziek(-theater)ensembles en gezelschappen

Vocale ensembles

Muziektheaterensembles en -⁠gezelschappen

Onderzoeksinstellingen en laboratoria

Intermediairs op het gebied van culturele diversiteit

Producerende festivals

Dans

Dansgezelschappen

Productiekernen

Dansgezelschappen voor jeugd en jongeren

Producerende festivals

Theater

Grote en middelgrote gezelschappen

Kleine gezelschappen

Jeugd- en jongerentheatergezelschappen

Mimegezelschappen

Object- en poppentheatergezelschappen

Beeldend locatietheatergezelschappen

Producerende festivals

Orkesten, inclusief omroeporkesten, zijn geen producerende podiumkunstinstellingen als bedoeld in deze regeling.

Artikel 2 Doel

De opdracht van het Fonds is het in stand houden en versterken van de kwaliteit, diversiteit en maatschappelijke betekenis van de podiumkunsten in Nederland.

Het Fonds realiseert zijn missie aan de hand van de volgende doelstellingen:

1. investeren in kwaliteit;

2. samenhang aanbrengen in de podiumkunstensector;

3. stimuleren van cultureel ondernemerschap;

4. stimuleren van dynamiek in de podiumkunstensector.

Ad 1: Centraal staat de komende jaren het principe van ‘meer voor minder’. Hiermee wordt bedoeld dat een aantal instellingen beter wordt ondersteund dan tot op heden het geval is. Maar het houdt tevens in dat het Fonds, bij onvoldoende budget, ervoor kiest om scherpe keuzes te maken waardoor minder instellingen voor subsidie in aanmerking komen.

Ad 2: Het in samenhang beoordelen van aanbod én afname is een belangrijk uitgangspunt voor het Fonds. Ter bevordering van de samenhang wil het Fonds samenwerking stimuleren en faciliteren. Te denken valt daarbij aan samenwerking binnen de schakels scheppen – produceren – programmeren – publiek. Of aan samenwerking van instellingen op het gebied van marketing en publieksopbouw of op het gebied van de bedrijfsvoering en werkgeverschap.

Ad 3: Uitgangspunt is dat goed ondernemerschap wordt beloond en dat bijvoorbeeld het verwerven van veel eigen inkomsten niet per definitie leidt tot minder subsidie.

Ad 4: De dynamiek in de podiumkunstensector kan bevorderd worden door onder andere samenwerking en internationale oriëntatie te stimuleren.

Toelichting op artikelen 3 en 4 Subsidieplafond en Verdeelsleutel

Het bestuur van het Fonds kan de plafonds verhogen, indien

– de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap meer geld ter beschikking stelt voor de uitvoering van de regeling;

– de aard en de omvang van de aanvragen daartoe aanleiding geven en de ophoging dan wordt bekostigd ten koste van het budget voor de andere regelingen;

– het budget van een bepaalde categorie niet opgaat en het resterende bedrag wordt overgeheveld naar een categorie waar een tekort is.

De onderverdeling van het beschikbare budget in categorieën is gebaseerd op 1. minimaal te verwachten overheveling van budgetten van de Minister van Onderwijs, Cultuur en wetenschap naar het Fonds en op 2. verhoudingen in de Cultuurnota 2005-2008 van de Minister van OCW.

Artikel 5 Beoordelingsgscriteria

De aanvragen worden beoordeeld aan de hand van het ingediende beleidsplan 2009–2012 van aanvrager en aan de hand van de in de afgelopen periode verrichte activiteiten van aanvrager.

a. Het oordeel over de kwaliteit wordt gebaseerd op:

– artistieke kwaliteit van het eerdere werk en/of de verrichte activiteiten

– de kwalitatieve ontwikkeling van het werk en/of de verrichte activiteiten

– het beleidsplan en begroting

Kernbegrippen bij de beoordeling van artistieke kwaliteit zijn verwachtingen met betrekking tot vakmanschap, oorspronkelijkheid en zeggingskracht.

Vakmanschap

Dit is de mate waarin de artistiek leider of het artistieke team aantoonbaar beschikt over de vaardigheden en het inzicht in de discipline of een mengvorm van disciplines om de thema’s of het repertoire zodanig vorm te geven dat de persoonlijke fascinatie daarvoor zicht- en hoorbaar wordt. Een kunstvakopleiding is voor professionele kunstenaars niet doorslaggevend. Bij niet-westerse kunstuitingen, die een andere opleidingsstructuur kennen of bij nieuwe interculturele (meng)vormen wordt dit criterium gehanteerd binnen de eigen artistieke context.

Oorspronkelijkheid

Bij dit criterium is de artistieke signatuur van een instelling of de visie van de artistiek leider, muzikaal leider, regisseur of choreograaf bepalend. Onderscheiden de in het beleidsplan beschreven activiteiten zich in voldoende mate van het overige aanbod en dragen zij het persoonlijke stempel van de artistiek eindverantwoordelijke?

Zeggingskracht

De zeggingskracht van een kunstuiting is het vermogen van het werk om toeschouwers en luisteraars zo aan te spreken, dat hun wijzen van kijken en luisteren, als ook hun verbeeldingskracht worden verrast en uitgedaagd. Uiteraard kunnen stof en thema hierin een belangrijke rol spelen, maar nooit los van het materiaal waarvan de kunstenaars zich bedienen en de vorm die zij daaraan geven. Zeggingskracht is dus in zoverre een maatstaf voor kwaliteit dat het aangeeft in hoeverre een werk erin is geslaagd – of zal slagen – om de oorspronkelijke voorstelling waarnaar met vakmanschap gezocht is, betekenis te laten krijgen voor wie er naar luistert of kijkt.

Naast de artistieke kwaliteit bestaat ook het criterium van de functionele kwaliteit. Functionele kwaliteit betreft de manier waarop producties en voorstellingen in de Nederlandse samenleving functioneren. De functionele kwaliteit omvat de andere vijf criteria:

– bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid

– bijdrage aan spreiding

– relatie tussen scheppen, produceren, programmeren en publieksontwikkeling

– publieksbereik en -⁠ontwikkeling

– cultureel ondernemerschap en bedrijfsvoering.

b. Bijdrage aan diversiteit/verscheidenheid

Diversiteit heeft zowel betrekking op de verscheidenheid in uitingsvormen als op culturele diversiteit (intercultureel aanbod en programmering).

Bij subsidies voor producerende podiumkunstinstellingen wordt getoetst: de positie die aanvrager inneemt in de Nederlandse muziek-, dans- of theaterwereld.

Voor festivals die in aanmerking willen komen voor subsidies wordt getoetst: in welke mate sprake is van programmering in aanvulling op het reguliere aanbod.

c. Bijdrage aan spreiding

Bedoeld wordt hier de geografische spreiding op instellingsniveau. Getoetst wordt in hoeverre de aanvrager een functie heeft in de lokale, regionale dan wel nationale culturele infrastructuur. Bij de beoordeling zal tevens gekeken worden naar (het ontbreken van) soortgelijke initiatieven in een bepaald gebied. Dit tegen de achtergrond van de wenselijkheid van een evenwichtige geografische spreiding van het aanbod over heel Nederland.

d. Relatie tussen scheppen, produceren, programmeren en publieksontwikkeling

Hierbij gaat het erom hoe de aanvrager in zijn beleidsplan vorm geeft aan de verschillende schakels in de productieketen van de podiumkunsten, zoals genoemd in artikel 1 van deze regeling. Belangrijk is in dit verband de directe samenwerking tussen producenten en afnemers, zoals podia/festivals, die uit de plannen spreekt. Dit met het oog op de versterking van de artistieke betekenis van het aanbod in de samenleving.

e. Publieksbereik en -ontwikkeling

Van belang voor het beoordelen van deze aspecten is de visie die aanvrager op publieksbereik en -ontwikkeling formuleert in zijn doelstelling ten aanzien van marketing in relatie tot de aard van het aanbod. Educatieve activiteiten bijvoorbeeld kunnen hier een rol in spelen.

Onder publieksbereik wordt niet alleen het nationaal bereik, maar ook het internationaal bereik begrepen.

f. Cultureel ondernemerschap en bedrijfsvoering

Hier geldt in welke mate er sprake is van deugdelijke bedrijfsvoering en in hoeverre de aanvrager in staat is (gebleken) cultureel ondernemerschap in de praktijk te brengen. Bijvoorbeeld door het laten doorspelen van succesvolle producties of door het verwerven van zoveel mogelijk eigen inkomsten. Verder is relevant of het beleidsplan blijk geeft van een voldoende garantie van de continuïteit in de bedrijfsvoering. Als onderdeel van bedrijfsvoering worden ook de kwaliteiten en de overtuigingskracht van hen die de plannen moeten realiseren beoordeeld. Hierbij komen aspecten als durf, een open en naar buiten gerichte opstelling, alertheid op het benutten van kansen en mogelijkheden (bijvoorbeeld de betrokkenheid van andere subsidieverleners en financiers of het benutten van internationale afzetgebieden) en, waar nuttig, het gebruik maken van instrumenten en technieken uit andere sectoren aan de orde.

Artikel 6 lid 2

Deze bepaling is bedoeld voor de situatie dat podiumkunstinstellingen, die tijdig maar tevergeefs een beroep hebben gedaan op een vierjaarlijkse instellingssubsidie 2009–2012 van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, alsnog een beroep willen doen op deze regeling.

Artikel 6 lid 3

In het (beleids)plan, dat maximaal 10 bladzijdes A4 beslaat, dienen de beleidsvoornemens, aard, omvang en globale planning van de activiteiten zo concreet mogelijk beschreven te worden.

De gemotiveerde begroting geeft inzicht in de baten en lasten zoals opgenomen in het beleidsplan. Daarbij wordt uitgegaan van het prijspeil van het jaar 2006. De begroting is voorzien van een postgewijze toelichting. Baten en lasten worden bepaald op bedrijfseconomische en maatschappelijk aanvaarde grondslagen. Voor zover hierin afschrijvingslasten zijn begrepen van materiële vaste activa, worden deze lasten op basis van aanschaffingsprijzen van de activa berekend.

Artikel 7 Procedure aanvraag

Het Fonds heeft een adviseurspool, waarin deskundigen op het gebied van (mengvormen van) muziek, dans, theater, programmering, marketing en bedrijfsvoering zitting hebben. Bij de samenstelling van de adviseurspool wordt rekening gehouden met een brede representatie van deskundigen uit alle delen van het land.

Voor de beoordeling van subsidieaanvragen worden uit deze adviseurspool adviescommissies met vaste voorzitters samengesteld. De commissies adviseren in directe samenspraak met de secretarissen van het Fonds over het al dan niet honoreren van de subsidieaanvragen en over de prioritering aan het bestuur van het Fonds. Het bestuur neemt altijd het uiteindelijke besluit. De secretarissen van het Fonds zijn voor hun sector het aanspreekpunt voor aanvragers. Het Fonds zal tijdens de aanvraagprocedure zo nodig overleg voeren ten behoeve van nadere afstemming met overheden die als co-financiers in de aanvraag zijn opgevoerd.

Artikel 8 Subsidiabele kosten

De programmeringskosten, in de zin van uitkoopsommen/partages, hebben uitsluitend betrekking op festivals. Festivals dienen reële afspraken met producerende podiumkunstinstellingen te maken over de te betalen uitkoopsommen.

Artikel 9, lid 1 sub d Weigeringsgronden

Aanvragers (althans de toonaangevende mensen in de aanvraag) die vanaf 1 januari 2009 minder dan vier jaar activiteiten verrichten als professionele podiumkunstinstelling dienen een beroep te doen op de productiehuizen, werkplaatsen of producerende festivals in hun sector ofwel (bij gebrek aan een productiehuis, werkplaats of producerend festival en indien mogelijk) op de Deelregeling van de projectsubsidies tot 3 jaar van het Fonds.

Artikel 9, lid 2

Conform de notitie Kunst van Leven van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vallen aanvragers, die rechtstreeks door het rijk gesubsidieerd worden, buiten de werkingssfeer van deze regeling.

Naar boven