Wijziging Mandaatbesluit directeur GVB

Besluit tot wijziging van het Mandaatbesluit directeur GVB in verband met verruiming van het mandaat

25 oktober 2007

Nr. HDJZ/S&W/2007-844

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gezien de schriftelijke instemming van de directeur van GVB, bij brief van 27 juli 2007, met kenmerk 07100993;

Besluit:

Artikel I

Het besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 23 februari 1999, kenmerk CDJZ/WVW/1999-238 (Stcrt. 52) wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt ‘de directeur van het Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam’ vervangen door: de directeur van GVB.

B

In de artikelen 1 tot en met 4 wordt ‘het GVB/A’ telkens vervangen door: GVB.

C

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

De directeur van GVB kan namens ondergetekende besluiten op een aanvraag tot het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 14, derde lid, van het Tramwegreglement.

D

In artikel 2 wordt ‘Spoorwegwet’ vervangen door: Spoorwegwet 1875.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden verzonden aan de directeur van GVB.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J.C. Huizinga-Heringa.

Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunt u tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Verkeer en Waterstaat, ter attentie van Hoofddirectie Juridische Zaken, sector Algemeen Bestuurlijk-Juridische Zaken, postbus 20906, 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:

a. naam en adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum en nummer of kenmerk);

d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.

Toelichting

Met dit besluit worden drie wijzigingen aangebracht in het mandaatbesluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 23 februari 1999, nr. CDJZ/WVW/1999-238 (Stcrt. 52). Ten eerste wordt de naam van de gemandateerde gewijzigd. Het Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam, afgekort GVB/A, is met ingang van 1 januari 2007 verzelfstandigd en heet GVB. De letters GVB vormen geen afkorting, maar zijn een zelfstandige naam. GVB is rechtsopvolger van het GVB/A.

Ten tweede wordt het mandaat aan de directeur van GVB verruimd. Voortaan kan de directeur van GVB namens de Minister van Verkeer en Waterstaat ook ontheffingen verlenen op grond van artikel 14, derde lid, van het Tramwegreglement. Artikel 14 van het Tramwegreglement bevat een verbod tot verbouwing langs de – niet op openbare wegen aangelegde gedeelten van – tramwegen en overbouwing van deze tramwegen. GVB heeft om verruiming van het mandaat verzocht, omdat een projectontwikkelaar het plan heeft om een gedeelte van de Amstelveenlijn te overbouwen, waarop het Tramwegreglement van toepassing is. Artikel 15 van het Metroreglement kent een soortgelijk bebouwingsverbod, waarvoor de directeur van GVB reeds gemandateerd is. Het mandaat wordt verleend aan GVB omdat zij als uitvoerder van het beheer goede kennis heeft van de situatie ter plekke.

Ten slotte wordt het mandaatbesluit gewijzigd, omdat de Spoorwegwet waar in artikel 2 van het mandaatbesluit naar wordt verwezen, inmiddels als citeertitel ‘Spoorwegwet 1875’ heeft gekregen (Stb. 2004, 73). De citeertitel is gewijzigd omdat er met ingang van 1 januari 2005 een nieuwe Spoorwegwet in werking is getreden, die thans bestaat naast de Spoorwegwet 1875.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.C. Huizinga-Heringa

Naar boven