Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2007/32)

Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 22 oktober 2007, nr. 2007/32, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C24/Sri Lanka Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

Het asielbeleid ten aanzien van Sri Lanka

1 Achtergrond

Deze landenparagraaf bevat het landgebonden asielbeleid voor Sri Lanka. Het landgebonden asielbeleid is een uitwerking van het algemene beleid van C1 tot en met C23 en kan niet worden gezien als een uitzonderingsregeling. De algemene wet- en regelgeving blijft steeds de basis voor de individuele beoordeling van een asielaanvraag.

De beleidsconclusies in dit hoofdstuk zijn mede gebaseerd op het algemeen ambtsbericht van de Minister van BuZa van april 2007 over de situatie in Sri Lanka (zie de website van het Ministerie van BuZa).

Er is besloten tot een beleidswijziging ten aanzien van Tamils. Deze beleidswijziging is neergelegd in een brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 12 juli 2007.

De beleidswijziging houdt in dat het besluitmoratorium op grond van artikel 43 Vw dat tot en met 30 juni 2007 gold voor Tamils, niet is verlengd.

Het vertrekmoratorium dat op grond van artikel 45, vierde lid, Vw gold ten aanzien van dezelfde groep is met ingang van 1 juli 2007 ingetrokken.

2 Besluitmoratorium

Ten aanzien van asielzoekers uit Sri Lanka geldt geen besluit in de zin van artikel 43 Vw.

Het besluitmoratorium op grond van artikel 43 Vw dat gold voor Tamils uit Sri Lanka is met ingang van 1 juli 2007 komen te vervallen.

Dit laat overigens onverlet dat indien de beslistermijn op grond van artikel 43 Vw is verlengd, deze verlengde beslistermijn van kracht blijft.

3 Groepen van personen die verhoogde aandacht vragen

3.1 Tamils

De veiligheidssituatie in het noorden en het oosten van Sri Lanka wordt dermate onveilig geacht, dat de terugzending van Tamils naar deze delen van het land niet opportuun is. Tamils uit het noorden en oosten hebben evenwel een verblijfsalternatief elders in het land.

Er is in Sri Lanka geen sprake van vervolging van Tamils als zodanig. Tamils hebben in regeringsgebied, waaronder Colombo, in het algemeen niet te vrezen voor vervolging of voor negatieve bejegening door derden. Wel is het zo dat Tamils in regeringsgebied te maken hebben met intensievere controles bij de controleposten.

Een ieder die niet (meteen) zijn identiteit kan aantonen, loopt het risico om opgepakt te worden voor verdere ondervraging. Aangezien Tamils vaak geen identiteitskaart hebben, lopen zij een groter risico hierop.

Blijkens het ambtbericht worden personen die op basis van de noodregelgeving zijn opgepakt, niet of nauwelijks mishandeld.

Het enkele feit dat iemand Tamil is, leidt niet tot verlening van een verblijfsvergunning asiel. Ook de enkele omstandigheid dat de vreemdeling niet beschikt over een identiteitskaart is op zichzelf onvoldoende voor verlening van een verblijfsvergunning asiel.

3.2 Liberation Tigers of Tamil Eelam

Het verbod op de Liberation Tigers of Tamil Eelam is in Sri Lanka op 4 september 2002 opgeheven in het licht van de vredesbesprekingen. De Liberation Tigers of Tamil Eelam hebben een aantal politieke kantoren in het door de overheid gecontroleerd gebied opgericht, en is daardoor zichtbaar aanwezig.

Individuele leden van de Liberation Tigers of Tamil Eelam kunnen onderwerp zijn van (strafrechtelijke) vervolging door de autoriteiten. Strafrechtelijke vervolging leidt in het algemeen niet tot de conclusie dat een asielzoeker verdragsvluchteling is. Wel moet steeds onderzocht worden of er sprake is van onevenredige of discriminatoire bestraffing die verband houdt met de gronden van het Vluchtelingenverdrag (zie C2/2.5).

Ten aanzien van strijders van de Liberation Tigers of Tamil Eelam dient men erop bedacht te zijn of de betrokkene zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan gedragingen als omschreven in artikel 1F Vluchtelingenverdrag.

Tamils die door de autoriteiten worden verdacht van banden met de Liberation Tigers of Tamil Eelam lopen risico op intimidatie of arrestatie op basis van de noodwetgeving. Er is hierbij sprake van willekeur, rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid. De meeste arrestanten worden binnen twaalf uur of enkele dagen weer vrijgelaten. Zij worden niet meer mishandeld dan gebruikelijk is in Sri Lankaanse gevangenissen.

Blijkens het ambtsbericht komt het voor dat de Liberation Tigers of Tamil Eelam steun afdwingen bij de bevolking in het door hun gecontroleerde gebied. Dit betekent dat veel personen, met name Tamils, ongewild met de Liberation Tigers of Tamil Eelam geassocieerd (kunnen) worden. Daarmee lopen ook zij een reëel risico om gericht doelwit te worden van de regering. Indien Tamils weigeren om steun, in welke vorm dan ook, te geven, lopen zij het risico om door de Liberation Tigers of Tamil Eelam bedreigd, ontvoerd of zelfs vermoord te worden.

Gezien het bovenstaande kan een Tamil, indien hij aannemelijk maakt dat hij door de Sri Lankaanse autoriteiten wordt verdacht van banden met de Liberation Tigers of Tamil Eelam, in aanmerking komen voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, Vw, behoudens de gebruikelijke contra-indicaties, waaronder de toepasselijkheid van artikel 1F Vluchtelingenverdrag.

3.3 Moslims

Moslims kunnen in Sri Lanka vrijelijk hun geloof belijden. In het noorden en oosten van Sri Lanka is sprake van geweld door de Liberation Tigers of Tamil Eelam tegen moslims, zoals intimidatie, mishandeling, ontvoering en moord, maar ook afpersing. Moslims die verdacht worden van infiltratie voor, of samenwerking met de regering, kunnen slachtoffer worden van bedreiging en ontvoering door de Liberation Tigers of Tamil Eelam.

De veiligheidssituatie in het noorden en het oosten van Sri Lanka wordt dermate onveilig geacht, dat de terugzending van moslims naar deze delen van het land niet opportuun is. Moslims uit het noorden en oosten hebben evenwel een verblijfsalternatief elders in het land.

3.4 Christenen

Christenen kunnen in het algemeen hun godsdienst vrijelijk belijden in Sri Lanka. Het komt voor dat bekeerders en bekeerlingen het slachtoffer worden van geweld en intimidatie door boeddhistische monniken.

Christenen die aannemelijk maken dat zij het slachtoffer zijn van geweld of van discriminatie als vervolging (zie C2/2.5), terwijl de autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden, kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

3.5 Vrouwen

Het normale beleid, zoals onder andere weergegeven in C2/2.11, C2/3.2 en C14/4.3 is van toepassing.

3.6 Dienstplichtigen en deserteurs

In Sri Lanka bestaat geen dienstplicht. Het Sri Lankaanse leger is een vrijwilligersleger.

Het normale beleid, zoals weergegeven in C2/2.12 is van toepassing.

Ten aanzien van Sri Lanka heeft zich niet de situatie voorgedaan dat militaire acties in totaliteit door de internationale gemeenschap zijn veroordeeld als strijdig met de grondbeginselen voor humaan gedrag of met de fundamentele normen die gelden tijdens een gewapend conflict.

4 Traumatabeleid

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/4.2 is van toepassing. Voor het overige zijn er met betrekking tot Sri Lanka geen bijzonderheden.

5 Categoriale bescherming

Asielzoekers uit Sri Lanka komen niet op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel (zie C2/5).

De veiligheidssituatie in het noorden en het oosten van Sri Lanka wordt dermate onveilig geacht, dat terugzending van asielzoekers naar deze delen van het land niet opportuun is. Sri Lankanen hebben echter een verblijfsalternatief elders in het land.

6 Verdere beleidsconclusies en aandachtspunten

6.1 Vlucht- en/of vestigingsalternatief

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C4/2.2 is van toepassing.

Personen die in het noorden en het oosten van Sri Lanka te maken hebben met bedreigingen en in sommige gevallen met afpersing door de Liberation Tigers of Tamil Eelam, kunnen zich in beginsel aan deze (lokale) problemen onttrekken door zich elders in Sri Lanka – bijvoorbeeld Colombo – te vestigen. Bij de vraag of in een individueel geval een vluchtalternatief aanwezig is voor de betrokkene, zijn de individueel aangevoerde feiten en omstandigheden bepalend.

6.2 Veilig land van herkomst

Sri Lanka wordt niet beschouwd als veilig land van herkomst.

6.3 Veilig derde land / land van eerder verblijf

Sri Lanka wordt niet beschouwd als veilig derde land.

6.4 Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Het beleid zoals neergelegd in C4/3.11.3 is van toepassing. Voor de procedure omtrent getuigen van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid wordt verwezen naar C11/3.1.

Verder zijn er nog de volgende aandachtspunten.

1F-aspecten kunnen in alle Sri Lank⁠aanse asielaanvragen voorkomen en beperken zich niet enkel tot de leden van de Liberation Tigers of Tamil Eelam. Ook organisatisch als Karuna, de People’s Liberation Organisation of Tamil Eelam en Eelam People’s Democratic Party maken zich schuldig aan mensenrechtenschendingen.

7 Opvangmogelijkheden Amv’s

Voor Amv’s is adequate opvang in Sri Lanka voorhanden. Minderjarige asielzoekers van Sri Lankaanse nationaliteit komen derhalve niet in aanmerking voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd bedoeld voor Amv’s. Bij de feitelijke terugkeer moet de toegang tot een concrete opvangplaats geregeld zijn, tenzij betrokkene zich zelfstandig kan handhaven.

8 Vertrekmoratorium

Ten aanzien van asielzoekers uit Sri Lanka geldt geen besluit in de zin van artikel 45, vierde lid, Vw.

Het vertrekmoratorium dat gold ten aanzien van Tamils uit Sri Lanka is ingetrokken met ingang van 1 juli 2007. Dit houdt in dat de rechtsgevolgen van de afwijzende beschikking herleven. De voortgezette opvang is met het eindigen van het vertrekmoratorium van rechtswege beëindigd. De vreemdeling wordt niet langer geacht rechtmatig verblijf te hebben als bedoeld in artikel 8, onder j, Vw en de vreemdeling dient Nederland te verlaten.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 22 oktober 2007.
De Staatssecretaris van Justitie,
namens deze:
de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

Toelichting

Algemeen

Op 10 maart 2007 is een besluit- en vertrekmoratorium in werking getreden ten aanzien van de Tamil bevolkingsgroep uit Sri Lanka, geldend tot en met 30 juni 2007. De Tweede Kamer is hiervan bij brief van 2 maart 2007 (kenmerk 5464758/07/DVB) geïnformeerd. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft op 4 mei jongstleden een nieuw ambtsbericht uitgebracht over de situatie in Sri Lanka. Naar aanleiding van dit ambtsbericht is besloten het besluitmoratorium niet te verlengen en het vertrekmoratorium in te trekken. Met dit WBV wordt dit besluit in de beleidsregels opgenomen.

Uit onderhavig WBV komt eveneens naar voren dat het ambtsbericht van de Minister van BuZa niet heeft geleid tot een bijzonder beleid ten aanzien van Tamils uit Sri Lanka. Deze groep is ook niet aangewezen als kwetsbare minderheidsgroep in de zin van de uitspraak van het Europese Hof voor de rechten van de Mens van 11 januari 2007 (Salah Sheekh, zie ook C2/3.1.3).

Redengevend hiervoor is dat het in deze uitspraak gaat om een situatie van willekeurig geweld of willekeurige mensenrechtenschendingen waartegen leden van de betreffende groep geen bescherming tegen kunnen krijgen of zich aan kunnen onttrekken. In het geval van Sri Lanka is over het algemeen geen sprake van willekeurig geweld of mensenrechtenschendingen zoals dat bijvoorbeeld het geval is in delen van Somalië. Tamils kunnen, ook buiten noorden en oosten van Sri Lanka, te maken krijgen met problemen. Als er echter sprake is van mensenrechtenschendingen, dan is dat in het algemeen op het individu gericht, bijvoorbeeld vanwege (vermeende) banden met de Liberation Tigers of Tamil Eelam. In dat geval kan het relaas dus worden beoordeeld op de individuele merites, zonder toepassing van de EHRM-uitspraak.

De Staatssecretaris van Justitie

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser

Naar boven