Regeling tijdelijk specifieke uitkering extra voorschoolse middelen

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 4 oktober 2007, kenmerk PO/ZO/2007/25597, houdende tijdelijke specifieke uitkering van extra voorschoolse middelen voor de schooljaren 2007–2008 en 2008–2009 (Regeling tijdelijke toekenning extra voorschoolse middelen).

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S.A.M. Dijksma,

Handelende in overleg met de Ministers van Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepaling

In deze Regeling wordt verstaan onder:

Voorschoolse educatie: een programma dat door gekwalificeerd personeel wordt verzorgd in kinderdagverblijven en peuterspeelzalen voor doelgroepkinderen van 2 en 3 jaar.

Artikel 2

Doel van de tijdelijke specifieke uitkering

De minister verstrekt een specifieke doeluitkering aan gemeenten om onderwijsachterstanden van kinderen vroegtijdig te signaleren en te bestrijden.

Artikel 3

Toekenning van de tijdelijke specifieke uitkering aan gemeenten, bestemd voor de bestrijding van onderwijsachterstanden

1. Indien de som van de schoolgewichten, bedoeld in artikel 27 van het Besluit bekostiging WPO, zoals dat luidde op 31 juli 2006 van de hoofdvestigingen en nevenvestigingen van basisscholen voor zover deze zich bevinden op het grondgebied van een gemeente, op 1 oktober 2004, 11 of meer bedraagt, wordt aan een gemeente een specifieke uitkering toegekend voor de voorschoolse educatie. Deze uitkering wordt voor de schooljaren 2007–2008 tot en met 2008–2009 vastgesteld. De uitkering wordt berekend door de schoolgewichten bij elkaar op te tellen en de uitkomst te vermenigvuldigen met een bedrag van € 176,45 per schooljaar.

2. Gemeenten die anders dan op grond van artikel 168, eerste lid van de Wet op het Primair Onderwijs middelen uit rijkskas ontvangen voor de bestrijding van onderwijsachterstanden komen niet in aanmerking voor een specifieke uitkering als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4

Besteding tijdelijke specifiek uitkering

De gemeente besteedt de specifieke uitkering aan voorschoolse educatie overeenkomstig de voorwaarden van artikel 6 van het Besluit vaststelling doelstelling en bekostiging onderwijsachterstandenbeleid 2006–2010.

Artikel 5

Aanpassing tijdelijke specifieke uitkering

Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de op grond van artikel 3 verleende bedragen verlaagd tot het bedrag van de specifieke uitkering dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander voor zover van toepassing naar rato van het aantal ontvangers en van de hoogte van de verleende bedragen.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus 2007 en vervalt met ingang van 1 augustus 2009.

Artikel 7

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tijdelijk specifieke uitkering extra voorschoolse middelen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S.A.M. Dijksma.

Toelichting

Algemeen

Het kabinet Balkenende III heeft voor de schooljaren 2007–2008 en 2008–2009 € 45 miljoen ter beschikking gesteld aan gemeenten voor de voorschoolse educatie. In het Besluit vaststelling doelstelling en bekostiging onderwijsachterstandenbeleid 2006–2010 (Staatsblad 451, 2006), is in de Nota van Toelichting onder VVE: voor- en vroegschoolse educatie, doelgroepbereik, aangegeven dat het streven is om op 1 augustus 2010 in de voorschoolse educatie een landelijk doelgroepbereik van 70% te realiseren of op lokaal niveau minimaal 20% punten meer ten opzichte van het niveau op 1 augustus 2006. Door middel van het ingroeimodel kunnen gemeenten met de bij het hiervoor genoemde besluit toegekende middelen op 1 augustus 2010 dit landelijk of lokaal streven hebben gerealiseerd. Met de toekenning van de € 45 miljoen worden gemeenten in staat gesteld zich eerder volledig te richten op de financiering van het aanbod in de voorschoolse periode waardoor het streefcijfer van 70% op landelijk niveau of minimaal 20% punten meer ten opzichte van het niveau van 1 augustus 2006 op lokaal niveau, uiterlijk 1 januari 2010 dient te worden gerealiseerd. Over deze regeling heeft overleg plaatsgevonden met Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Financieel kader

Het totaal beschikbare budget van € 45 miljoen wordt verdeeld over gemeenten op basis van artikel 27 Besluit bekostiging WPO. De gemeenten die deel uitmaken van het Grotestedenbeleid ontvangen deze bekostiging als onderdeel van de brede doeluitkering. Aan de overige gemeenten worden de extra voorschoolse middelen toegekend in de vorm van een specifieke uitkering, zoals geregeld in deze regeling. Voor iedere gemeente wordt het totale schoolgewicht vastgesteld en daarna de hoogte van het aandeel in de brede doeluitkering dan wel de specifieke uitkering.

Bestedingswijze

Voor gemeenten die op grond van deze regeling een specifieke uitkering voor de voorschoolse educatie ontvangen, geldt een bestedingsverplichting voor VVE. Deze bestedingsverplichting is er op gericht om de landelijke doelstelling om 70% van de doelgroepkinderen dan wel minimaal 20% punten meer ten opzichte van het niveau van 1 augustus 2006, eerder te bereiken.

Verantwoordingswijze

De verantwoording dient zich te richten op een rechtmatige besteding van deze specifieke uitkering voor de voorschoolse educatie. De verantwoording van deze specifieke uitkering voor de voorschoolse educatie zal plaats vinden via de gemeenterekening (Sisa) conform de verantwoording van de specifieke uitkering op basis van het Besluit vaststelling doelstelling en bekostiging onderwijsachterstandenbeleid 2006–2010.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S.A.M. Dijksma

Naar boven