Instellingsbesluit Commissie ‘Nationaal Plan Toekomst Geesteswetenschappen’

Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 oktober 2007, nr. OWB/WG/2007/36103, houdende de instelling van de Commissie Nationaal Plan Toekomst Geesteswetenschappen (Instellingsbesluit Commissie Nationaal Plan Toekomst Geesteswetenschappen)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

b. commissie: de commissie, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

Instelling en taak

1. Er is een Commissie Nationaal Plan Toekomst Geesteswetenschappen.

2. De commissie heeft tot taak het opstellen van een nationaal plan waarin de waarde en positie van de geesteswetenschappen in Nederland, mede in internationaal perspectief, beschreven worden. Daarmee wordt ook een referentiekader geboden voor (bestuurlijke) beslissingen op landelijk, instellings- en facultair niveau ten aanzien van duurzame en hoogwaardige beoefening van de geesteswetenschappen. De commissie houdt hierbij rekening met het beleidsprogramma van het kabinet en de komende strategische agenda voor hoger onderwijs en wetenschap.

Artikel 3

Instellingsduur

De commissie wordt ingesteld met ingang van 1 september 2007 en wordt opgeheven per 1 juni 2008.

Artikel 4

Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de Minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen.

Artikel 5

Leden

1. Tot leden van de commissie worden benoemd:

a. Mw. drs. A.M. Bos

b. Mr. dr. M.J. Cohen, tevens voorzitter

c. Mw. prof. dr. G.L.J.M. Laureys

d. Dr. S.J. Noorda

e. Prof. dr. F. van Oostrom

f. Prof. dr. P. Schnabel

2. De commissie wordt bijgestaan door een secretaris en zo nodig een of meer deskundigen. De secretaris en eventuele deskundigen worden aangewezen door de Minister. De secretaris en deskundigen zijn geen lid van de commissie.

3. De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie. Bij tussentijds vertrek van een lid kan de Minister een ander lid benoemen.

Artikel 6

Werkwijze

1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

2. De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is, waaronder, op persoonlijke titel, ambtelijke deskundigen.

Artikel 7

Eindrapport

De commissie brengt vóór 1 april 2008 haar eindrapport uit aan de Minister, waarin het nationale plan wordt vergezeld van een deugdelijke motivering.

Artikel 8

Vergoeding

1. De voorzitter en andere leden van de commissie, voor zover geen ambtenaar, ontvangen per vergadering een vergoeding op basis van het Vacatiegeldenbesluit 1988 en de daarop gebaseerde voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geldende bepalingen, waarbij de commissie als algemene commissie in de zin van het Vacatiegeldenbesluit 1988 wordt aangemerkt. De vergoeding bedraagt het maximum dat geldt voor een algemene commissie.

2. De Reisregeling buitenland is van overeenkomstige toepassing op leden die buiten Nederland woonachtig zijn.

Artikel 9

Kosten van de commissie

1. De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de Minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

a. de kosten voor vergaderingen en voor secretariële ondersteuning,

b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en

c. de kosten voor publicatie van rapportages.

2. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning aan de Minister aan.

Artikel 10

Verantwoording

1. De commissie biedt de Minister vóór 1 juni 2008 een eindverslag aan waarin verslag wordt gedaan over de activiteiten van de periode dat de commissie werkzaam is geweest. Dit eindverslag kan deel uitmaken van het eindrapport van de commissie.

2. Bij het eindverslag legt de commissie rekening en verantwoording af.

Artikel 11

Geheimhouding

Een ieder die betrokken is geweest bij de werkzaamheden van de commissie en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij deze werkzaamheden de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Artikel 12

Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen en andere producten welke door of namens de commissie worden vervaardigd, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de Minister uitgebracht.

Artikel 13

Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de directie Onderzoek en Wetenschapsbeleid van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 14

Inwerkingtreding

1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2007.

2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 juni 2008.

Artikel 15

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Nationaal Plan Toekomst Geesteswetenschappen.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H.A. Plasterk.

Toelichting

Tot de geesteswetenschappen worden de studies gerekend die producten van de menselijke geest bestuderen. Hieronder vallen onder andere klassieke studies als (kunst)geschiedenis, theologie en filosofie, maar ook taalwetenschap, literatuurwetenschap, film- muziek- en theaterwetenschappen en bijvoorbeeld mediastudies. Verschillende organisaties hebben recentelijk extra aandacht gevraagd voor de geesteswetenschappen. In de eindrapportage van de Commissie Dynamisering, in het advies Alfa en Gamma stralen van de AWT en door KNAW, NWO en VSNU wordt een aantal problemen gesignaleerd waar de geesteswetenschappen mee te maken hebben.

Aan de ene kant zijn er de grote opleidingen waar door hoge studentenaantallen sprake is van ongunstige student-stafratio’s waardoor moeilijk een stimulerend onderzoeksklimaat (en daarmee onderwijsklimaat) kan worden gecreëerd, terwijl aan de andere kant opleidingen met geringe studenteninstroom zodanig kwetsbaar zijn dat zij maar met moeite een volledig programma aan kunnen bieden. Er dreigt of is soms zelfs sprake van versnippering en verkokering. De kwaliteit van het onderwijs en het onderzoek komt daarmee in gevaar.

Deze problemen moeten opgelost worden als wij willen blijven profiteren van de belangrijke bijdrage die de geesteswetenschappen leveren aan maatschappelijke vraagstukken zoals mondiale mobiliteit, culturele verscheidenheid, nieuwe ethische dilemma’s, taalachterstanden en meertaligheid, de herijking van historische identiteiten, cultureel erfgoed en de tekst en beeldconventies in de digitale wereld.

In sommige gevallen is niet duidelijk of de problemen op facultair of instellingsniveau opgelost kunnen worden. De Commissie Dynamisering stelt dat ‘het verleden laat zien dat de verantwoordelijkheid om bedreigde disciplines in stand te houden niet uitsluitend bij de universiteiten neergelegd kan worden’ en is van oordeel dat de overheid daarin verantwoordelijkheid moet nemen. Veel beslissingen die lokaal worden genomen, hebben bovenlokale gevolgen.

Omdat uit de eerder genoemde rapportages blijkt dat een actieve rol van de overheid gewenst is en dat daarvoor ook een breed draagvlak bestaat, wordt de Commissie Nationaal Plan Toekomst Geesteswetenschappen ingesteld. Uit gesprekken met prominente vertegenwoordigers uit het betrokken veld is afdoende gebleken dat dit in brede kring wordt verwelkomd. De commissie bestaat uit gezaghebbende personen die op persoonlijke titel participeren en verenigt inhoudelijke, bestuurlijke en politieke expertise.

De commissie zal een nationaal plan opstellen om een duurzame en vitale toekomst voor de geesteswetenschappen te kunnen waarborgen. Dit plan moet een fundament en een referentiekader bieden voor alle betrokken instanties. Het is de bedoeling om de geesteswetenschappen een nieuwe impuls te geven: meer elan, meer zelfvertrouwen en een stabiele toekomst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk

Naar boven