Besluit aanvullend beleid bewindvoerdersubsidie

1 oktober 2007

De Raad voor Rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch (hierna: de Raad),

Gezien:

– Artikel 48c en 48d van de Wet justitie-subsidies;

– Artikel 4:46 t/m 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht;

– Artikel 2 en 4 van het Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering;

– Titel III van de Faillissementswet;

– Artikel 3:306 ev BW;

Stelt aanvullend beleid vast ten aanzien van de bewindvoerdersubsidie Wsnp.

Besluit:

1. Indien de Raad, in het kader van de vaststelling van de bewindvoerdersubsidie, niet over de benodigde gegevens beschikt betreffende het verloop c.q. de afloop van een schuldsanering vraagt hij deze informatie schriftelijk op bij de bewindvoerder.

2. De bewindvoerder dient naar aanleiding van dit verzoek de gevraagde gegevens binnen een periode van vier weken aan de Raad te overleggen. Indien de bewindvoerder niet binnen deze periode aan het verzoek kan voldoen dient hij de Raad schriftelijk om uitstel te vragen. Dit uitstel wordt verleend voor een periode van maximaal vier weken.

3. De Raad kan, indien de benodigde gegevens voor uitbetaling van de bewindvoerdersubsidie niet binnen de in artikel 2 gestelde termijn bij de Raad zijn aangeleverd, tot vijf jaar na de datum van verzending van het in artikel 1 gedane verzoek, de aanspraak op de bewindvoerdersubsidie voor de desbetreffende zaak aan de bewindvoerder geheel of gedeeltelijk ontzeggen.

4. Tegen het besluit van de Raad om het vastgestelde subsidiebedrag te verlagen kan de bewindvoerder op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht bezwaar aantekenen bij de Raad. Het bezwaar moet worden ingediend bij de bezwaarcommissie Wsnp.

5. De toelichting bij dit besluit bevat nadere uitleg over de achtergrond van de bepalingen.

1 oktober 2007.
W.M.C. de Vrey-Vringer, Voorzitter H.P.H. van Griensven, Secretaris

Toelichting

De Raad voor Rechtsbijstand is verantwoordelijk voor de uitbetaling van de bewindvoerdersubsidies. In het Subsidiebesluit Bewindvoerder Schuldsanering van 6 februari 2001, ligt de basis voor deze verantwoordelijkheid.

De Raad stelt in principe op grond van publicaties van de rechtbanken de zaaksoorten (enkel, dubbel, ondernemer, niet-ondernemer) ambtshalve vast. Op grond van deze zaaksoorten en de startdatum wordt de subsidie vastgesteld en uitbetaald. De bewindvoerder ontvangt voorafgaand aan iedere betaling een rekening-courantoverzicht. Dit rekening-courantoverzicht heeft de status van een beschikking.

Door omstandigheden komt het regelmatig voor dat de informatie die de Raad nodig heeft om de juiste betaling te verrichten, niet wordt aangeleverd, waardoor de subsidie niet of niet op de juiste wijze wordt uitbetaald. Bewindvoerders ontvangen vooral de eindsubsidies niet omdat de Raad geen bericht van beëindiging heeft ontvangen, terwijl de zaak wel al beëindigd is. Dit betreft vooral oudere dossiers. Het raadplegen van het Centraal Insolventie Register biedt in veel gevallen geen oplossing, omdat in dat register alleen publicaties van na 1 januari 2005 zijn opgenomen.

Om de subsidies alsnog te kunnen uitbetalen vraagt de Raad bewindvoerders bewijsstukken te overleggen over de beëindiging. Op grond daarvan kan de eindsubsidie alsnog worden uitbetaald. Gedacht moet worden aan bijvoorbeeld een kopie van het eindvonnis of een goedgekeurde rekening en verantwoording.

De Raad stuurt periodiek overzichten van (te) lang openstaande zaken naar de bewindvoerders, met het verzoek aanvullende informatie aan te leveren om de subsidie alsnog te kunnen uitbetalen.

Vaak wordt aan zo’n (herhaalde) oproep geen gehoor gegeven. Om te voorkomen dat de Raad tot in de lengte der jaren inspanningen moet blijven verrichten om openstaande subsidies uit te betalen, is in bijgaand besluit een verplichting voor bewindvoerders opgenomen om de door de Raad gevraagde gegevens te overleggen.

Voor de gefinancierde rechtsbijstand bestaat een dergelijke regeling al. Het Handboek Vergoedingen, tweede druk van januari 2006, stelt dat verzoeken om vaststelling van een vergoeding in het kader van de Wet op Rechtsbijstand na vijf jaar verjaren. Verzoeken om vaststelling van de vergoeding kunnen tot een beschikking leiden dat geen vaststelling en uitbetaling meer kan plaatsvinden omdat sprake is van verjaring van de aanspraak op vergoeding. Ook de Raad van State heeft bij uitspraak van 5 juli 2006 bevestigd dat vijf jaar na beëindiging van een dossier de vergoeding niet meer kan worden opgevraagd. Vaste jurisprudentie van de Raad van State is inmiddels ook dat financiële aanspraken jegens de overheid op grond van rechtszekerheid na een termijn van vijf jaar niet meer in rechte afdwingbaar is.

Alhoewel de vergoeding voor rechtsbijstand en de bewindvoerdersubsidie niet dezelfde grondslag hebben (Besluit Vergoedingen rechtsbijstand 2000 resp. de Algemene wet Bestuursrecht) bestaan er wel overeenkomsten tussen deze twee vormen van vergoeding.

Het gaat in beide zaken om een vastgesteld bedrag (toevoeging: aantal punten, subsidie: zaaksoort). Verder kan alleen een advocaat die is aangesloten bij de Orde van Advocaten en die is ingeschreven bij de Raad voor Rechtsbijstand aanspraak maken op een toevoeging, een bewindvoerder ontvangt alleen subsidie als hij voldoet aan door de Raad vast te stellen beleidsregels. Gezien voormelde parallellen is voor het opstellen van het besluit aansluiting gezocht bij de regels en jurisprudentie omtrent de toevoegingen.

De datum van de eerste brief als bedoeld in artikel 1 van het besluit, die de Raad naar de bewindvoerders stuurt met het verzoek om de benodigde gegevens aan te leveren, wordt daarbij aangemerkt als aanvangsdatum van de in artikel 3 gestelde termijn van vijf jaar.

Naar boven