Besluit Permanente Educatie

1 oktober 2007

De Raad voor Rechtsbijstand ’s-Hertogenbosch (hierna: de Raad),

Gezien:

– Artikel 48c en 48d van de Wet justitie-subsidies (Staatsblad 1998, nr. 447);

– Artikel 3 van het Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2001, nr. 80 en Staatsblad 2004, nr. 200);

– Titel III van de Faillissementswet (Staatsblad 1998, nrs. 445 en 447);

– Artikel 1.1 en 3.6 van het Reglement register bewindvoerders van 24 maart 2006;

Besluit:

Stelt beleid vast voor een systeem van permanente educatie voor bewindvoerders Wsnp niet-advocaten.

Bewindvoerders niet-advocaten moeten zich blijven ontwikkelen in hun vak en zijn zelf verantwoordelijk voor de bijscholing die zij volgen. Zij kunnen hier zelf ook invulling aan geven.

Artikel 2

Jaarlijks dient iedere bewindvoerder niet-advocaat minimaal 12 punten te behalen aan bijscholingsactiviteiten. Het eerste jaar waarin punten behaald moeten worden, is 2008.

Artikel 3

De scholing moet gericht zijn op kennisvergroting en/of verbetering van vaardigheden. Deze scholing moet voor minimaal 60% juridisch-inhoudelijk zijn en kan voor het overige uit “vrije ruimte” bestaan. De criteria voor het toekennen van punten bij diverse soorten activiteiten zijn in de bijlage ‘Criteria voor toekenning van punten’ vastgelegd.

Artikel 4

De Raad kent bijscholingspunten toe per gevolgd opleidingsuur, dus 3 of 4 uur per dagdeel. De scholing dient minimaal een dagdeel te beslaan om voor punten in aanmerking te komen. Jaarlijks moeten minimaal 6 punten behaald worden door middel van scholingsactiviteiten verzorgd door scholingscentra. Voor activiteiten die in de “vrije ruimte” vallen, mogen maximaal 6 punten per jaar worden behaald, ongeacht het aantal bestede uren.

Een bewindvoerder niet-advocaat moet de benodigde punten gaan behalen vanaf

1 januari volgend op het jaar waarin hij als bewindvoerder is ingeschreven.

Artikel 6

Zowel scholingscentra als bewindvoerders niet-advocaten kunnen de Raad vragen punten toe te kennen aan een bepaalde scholingsactiviteit. Dit kan vooraf worden aangevraagd, maar ook nadat de activiteit heeft plaatsgehad. De Raad legt alle aanvragen voor aan een door de Raad hiertoe ingestelde onafhankelijke adviescommissie. In de bijlage ‘Procedure toekenning scholingspunten’ is vastgelegd hoe de Raad hiermee omgaat.

Artikel 7

Op de website van het Bureau Wsnp wordt gepubliceerd voor welke algemeen geldende scholingsactiviteiten punten zijn toegekend. Over toekenning van punten aan andere dan scholingsactiviteiten communiceert de Raad alleen met individuele bewindvoerders.

Artikel 8

Incidenteel kan het voorkomen dat een bepaalde scholing verplicht door iedere bewindvoerder niet-advocaat gevolgd moet worden. De Raad maakt dit voor zover mogelijk aan het begin van een kalenderjaar bekend. Ook kan het voorkomen dat de Raad, indien hij daartoe aanleiding ziet, specifieke scholing oplegt aan een individuele bewindvoerder niet-advocaat.

Artikel 9

De Raad registreert hoeveel punten een bewindvoerder niet-advocaat heeft behaald en stuurt hiervan halfjaarlijks een overzicht naar de bewindvoerders. Ook hierover is een procedure opgesteld als bijlage bij dit besluit.

Artikel 10

Wanneer een bewindvoerder niet-advocaat niet het vastgestelde aantal scholingspunten kan behalen, dient hij de Raad schriftelijk en met redenen omkleed ontheffing of uitstel te vragen.

Indien een bewindvoerder niet-advocaat zonder opgaaf van redenen niet het vereiste aantal scholingspunten verzamelt, zal de Raad hem/haar horen. Naar aanleiding daarvan kan de Raad beslissen (een) sanctie(s) op te leggen.

Artikel 11

Overgangsbepaling

Voor scholingsactiviteiten, die in de tweede helft van 2007 gevolgd zijn, kunnen punten worden toegekend. Deze punten tellen mee voor het aantal te behalen punten in 2008.

Artikel 12

Het besluit treedt in werking op 1 januari 2008.

Artikel 13

Tegen besluiten in het kader van dit systeem van permanente educatie kan de bewindvoerder niet-advocaat op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht bezwaar aantekenen bij de Raad. Het bezwaar moet worden ingediend bij de bezwaarcommissie Wsnp.

1 oktober 2007.
W.M.C. de Vrey-Vringer, Voorzitter H.P.H. van Griensven, Secretaris

Toelichting

De Raad voor Rechtsbijstand in ’s-Hertogenbosch, verder te noemen: de Raad, heeft jarenlang de bijscholingsactiviteiten voor bewindvoerders niet-advocaten georganiseerd. De kosten kwamen voor een groot deel voor rekening van de Raad. Gezien het toenemend aantal bewindvoerders, maar ook de groeiende verschillen in kennis, ervaring en dus opleidingsbehoefte is steeds meer differentiatie in het aanbod van scholing nodig.

De Raad heeft in 2006 onderzocht in hoeverre er behoefte aan en draagvlak bestaat voor een systeem van permanente educatie waarbij bewindvoerders zelf meer verantwoordelijkheid krijgen voor hun professionele ontwikkeling.

Op basis daarvan is een raamwerk ontwikkeld dat ter consultatie is voorgelegd aan Recofa, de Klankbordgroep bewindvoerders en de Brancheorganisatie Bewindvoerders BBW. Uiteindelijk heeft dit traject geleid tot onderhavig besluit.

Artikel 1 vermeldt de keuze voor een systeem van permanente educatie. Bewindvoerders krijgen hiermee de mogelijkheid om zelf te bepalen welke bijscholing ze willen volgen. Zij dragen voortaan zelf de kosten van de scholingsactiviteiten.

Artikel 2 beschrijft hoeveel punten een bewindvoerder per jaar moet behalen en per wanneer het systeem in werking treedt. Bewindvoerders moeten elk jaar een minimum aantal punten behalen. Door uit te gaan van een periode van een jaar wordt bereikt dat bewindvoerders in ieder geval elk jaar verplicht zijn aandacht te besteden aan permanente educatie. Daarmee wordt voorkomen dat bewindvoerders de scholing gaan opschuiven en vervolgens in de problemen komen doordat ze ineens het daaropvolgende jaar zoveel punten moeten behalen. Wanneer er meer punten worden behaald, kunnen deze worden meegenomen naar een volgend jaar. Tot nu toe werd er vier dagdelen aan scholing per jaar verplicht gesteld. Dit komt gemiddeld neer op 12 uur per jaar. Rekening houdend met de tijdsbesteding voor bewindvoerders en de te maken kosten, blijft van minimaal 12 uur per jaar uitgegaan worden. Denkbaar is dat dit in een later stadium wordt uitgebreid als er bijvoorbeeld verbeteringen in de vergoedingensystematiek zijn gerealiseerd. Het systeem treedt per 1 januari 2008 in werking.

Artikel 3 beschrijft dat de scholing die gevolgd wordt gericht moet zijn op kennisvergroting en/of verbetering van vaardigheden. De scholing dient in ieder geval te bestaan uit een deel juridisch inhoudelijke kennis en kan daarnaast bestaan uit een deel ‘vrije ruimte’, waarbij het juridisch inhoudelijke deel minimaal 60% moet zijn. Een bijlage bij dit besluit bevat concrete criteria waarmee beoordeeld wordt of punten worden toegekend en tot welke categorie die behoren.

Er worden punten toegekend per gevolgd uur, dus over het algemeen drie of vier uur per gevolgd dagdeel. Er worden pas punten toegekend wanneer de scholing minimaal een dagdeel beslaat. Het is mogelijk om hier gedifferentieerd mee om te gaan, zodat bijvoorbeeld een algemene studiedag over schuldhulpverlening minder punten kan krijgen dan een studiedag waarin alleen juridisch inhoudelijke onderwerpen worden behandeld (artikel 4).

Artikel 5 vermeldt per wanneer een bewindvoerder verplicht is punten te behalen.

Zowel scholingscentra als bewindvoerders zelf kunnen om toekenning van punten vragen voor een bepaalde scholingsactiviteit. Wanneer punten zijn toegekend, wordt deze activiteit met de toegekende punten gepubliceerd op de website van het Bureau Wsnp. Over toekenning van punten voor andere dan scholingsactiviteiten, vindt alleen communicatie met de betreffende bewindvoerder plaats omdat het hier per definitie om een individueel geval gaat.

Dit alles staat beschreven in artikel 6 en 7.

Artikel 8 beschrijft de mogelijkheid dat de Raad bepaalt dat het volgen van een bepaalde scholing verplicht wordt gesteld voor alle bewindvoerders. Hierbij valt te denken aan een belangrijke wetswijziging. Ook kan naar aanleiding van bijvoorbeeld signalen van de rechtbank of informatie uit een periodieke kwaliteitsaudit besloten worden scholing aan een individuele bewindvoerder op te leggen.

Vervolgens komt in artikel 9 aan bod dat het Bureau Wsnp registreert welke scholing een bewindvoerder heeft gevolgd en hiervan elk half jaar een uitdraai stuurt aan de bewindvoerder.

Wanneer een bewindvoerder niet in staat is om het vastgestelde aantal scholingspunten te behalen, kan hij of zij hiervoor uitstel of ontheffing vragen bij de Raad. Dit verzoek moet zo spoedig mogelijk worden ingediend nadat bekend is dat niet aan de voorwaarde kan worden voldaan, maar in ieder geval voor het einde van een kalenderjaar. Het verzoek dient schriftelijk en met redenen omkleed te zijn.

Wanneer er zonder opgaaf van redenen in een jaar onvoldoende punten worden behaald, krijgt de bewindvoerder hierover per brief bericht. De bewindvoerder krijgt de mogelijkheid om alsnog te laten weten waarom het benodigde aantal punten niet is behaald en kan zo nodig nog om ontheffing of uitstel vragen. Wanneer hierop niet wordt gereageerd, kunnen er door de Raad sancties worden opgelegd.

Dit staat beschreven in artikel 10.

Artikel 11 omvat een overgangsregeling. In het jaar 2008 moeten 12 punten worden behaald. Wanneer een bewindvoerder in 2007 al scholing heeft gevolgd kunnen hiervoor nog punten aangevraagd worden. Deze punten tellen dan mee voor het jaar 2008.

Naar boven