Sanctieregeling Iran 2007

Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 17 oktober 2007, nr. DJZ/BR/0916-07, betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (Sanctieregeling Iran 2007)

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister en de staatssecretaris van Financiën en de staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op Verordening (EG) nr. 423/20071 van de Raad van de Europese Unie van 19 april 2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (Pb EG L 103);

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB2 van de Raad van de Europese Unie van 27 februari 2007 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (Pb EG L 61);

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt 2006/795/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 20 november 2006 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea (Pb EG L 322);

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, en 3 van de Sanctiewet 1977;

Besluit:

Artikel 1

1. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, 3, eerste lid, 4, 5, eerste en tweede lid, 7 en 13, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 423/2007 van de Raad van de Europese Unie van 19 april 2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (Pb EG L 103).

2. Een verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet indien artikel 6, 8, 9, 10 of 11 van Verordening (EG) nr. 423/2007 van toepassing is.

Artikel 2

Het is verboden om militaire goederen, alsmede militaire technologie, aangewezen in de bijlage bij het In- en uitvoerbesluit strategische goederen, dan wel onderdelen daarvan, direct of indirect te verkopen, te leveren, over te dragen aan dan wel te exporteren naar entiteiten of personen in Iran, of voor gebruik in Iran, ongeacht het land van herkomst.

Artikel 3

1. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3, vierde en vijfde lid, artikel 5, derde lid, wat betreft transacties, bedoeld in artikel 5, tweede lid onder a, en artikel 6 jo artikel 5, eerste lid onder a, van Verordening (EG) nr. 423/2007 is de Minister van Economische Zaken.

2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5, derde lid, wat betreft transacties, bedoeld in artikel 5, tweede lid onder b en c, in artikel 6 jo artikel 5, eerste lid, onder b en c, en in de artikelen 8, 9, en 10, eerste en tweede lid, van Verordening (EG) nr. 423/2007 is de Minister van Financiën.

3. De bevoegde autoriteiten, bedoeld in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 423/2007 zijn, elk voor het gebied waartoe hun competentie zich op grond van het eerste en het tweede lid uitstrekt:

– de Minister van Economische Zaken;

– de Minister van Financiën.

Artikel 4

In de Sanctieregeling Noord-Korea 20073 wordt na artikel 1 een nieuw artikel ingevoegd, luidend:

Artikel 1a

Het is verboden om militaire goederen, alsmede militaire technologie, aangewezen in de bijlage bij het In- en uitvoerbesluit strategische goederen, dan wel onderdelen daarvan, direct of indirect te verkopen, te leveren, over te dragen aan dan wel te exporteren naar entiteiten of personen in de Democratische Volksrepubliek Korea, of voor gebruik in de Democratische Volksrepubliek Korea, ongeacht of de goederen afkomstig zijn uit de lidstaten van de Europese Unie.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Sanctieregeling Iran 2007.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken, M.J.M. Verhagen.

Toelichting

Algemeen

Op 23 december 2006 heeft de VN-Veiligheidsraad Resolutie 1737 aangenomen. Iran wordt hierin opgeroepen om met onmiddellijke ingang alle activiteiten met betrekking tot de verrijking en opwerking van uranium en alle projecten met betrekking tot zwaar water stop te zetten. Teneinde Iran ertoe te bewegen zich te voegen naar dit bindende besluit, heeft de VN-Veiligheidsraad besloten dat alle leden van de Verenigde Naties beperkende maatregelen moeten toepassen.

Naar aanleiding van Resolutie 1737 heeft de Raad van de Europese Unie Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB en Verordening (EG) nr. 423/2007 aangenomen. Met de totstandkoming van Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB en Verordening (EG) nr. 423/2007 heeft de Raad aan de in Resolutie 1737 (2006) neergelegde voornemens uitvoering gegeven. Deze maatregelen omvatten beperkingen op de in- en uitvoer, verkoop, levering of overdracht van goederen en technologie, bedoeld in bijlage I van Verordening (EG) nr. 423/2007, die een bijdrage kunnen leveren tot de activiteiten van Iran met betrekking tot de verrijking of opwerking van uranium of zwaar water, of tot de ontwikkeling van overbrengingssystemen voor nucleaire wapens, alsmede een verbod op de verstrekking van daarmee verband houdende technische bijstand en tussenhandeldiensten, investeringen en financiering of financiële bijstand, een verbod op de verlening van technische bijstand en op investeringen met betrekking tot deze goederen en technologie uit Iran, een verbod op de aanschaf, in- en vervoer van deze goederen en technologie afkomstig uit Iran, alsmede de bevriezing van de tegoeden en economische middelen van personen, entiteiten en lichamen die zich bezighouden met, direct betrokken zijn bij of steun verlenen aan dergelijke activiteiten of de ontwikkeling daarvan, visumrestricties voor personen die zich bezighouden met, direct betrokken zijn bij of steun verlenen aan dergelijke activiteiten of de ontwikkeling daarvan.

Voor het direct of indirect verkopen, leveren of overdragen aan en exporteren van voornoemde goederen en technologie, bedoeld in bijlage II van Verordening (EG) nr. 423/2007, ten behoeve van een natuurlijk of rechtspersoon, entiteit of lichaam in Iran of bestemd voor gebruik in Iran, is een voorafgaande vergunning nodig. De bevoegde autoriteiten kunnen op door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor een transactie.

Daarnaast verstrekken de exporteurs de bevoegde autoriteiten alle voor hun vergunningaanvraag vereiste relevante gegevens.

Het verstrekken van technische bijstand of tussenhandeldiensten, investeringen en financiering of financiële bijstand met betrekking tot voornoemde goederen en technologie (bedoeld in bijlage II van Verordening (EG) nr. 423/2007) is ook onderworpen aan een vergunning van de bevoegde autoriteit.

Om de naleving van Verordening (EG) nr. 423/2007 te vergemakkelijken, dienen natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten en lichamen onverwijld alle informatie te verstrekken aan de in deze regeling genoemde bevoegde autoriteiten. Hierbij valt onder meer te denken aan het verschaffen van informatie over de adviesaanvraag (sondage), de vergunningafgifte of de weigering van een exporttransactie. Op deze wijze is het onmogelijk dat de financiering van een transactie wordt goedgekeurd, terwijl de vergunning voor de transactie is geweigerd.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel is de overtreding van de daarvoor in aanmerking komende bepalingen van Verordening (EG) nr. 423/2007 strafbaar gesteld. Voor een nadere toelichting zij verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 2

Dit artikel geeft uitvoering aan het wapenembargo jegens Iran, dat is neergelegd in het Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB1 van de Raad van de Europese Unie van 27 februari 2007 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (Pb EG L 61).

Artikel 3

Europese verordeningen die sancties opleggen bevatten tot en met 2006 veelal een overzicht van bevoegde autoriteiten in alle lidstaten. Vanaf 2007 verschijnen verordeningen die volstaan met een verwijzing naar nationale websites. Dergelijke verordeningen verplichten de lidstaten om via een nationale website bekend te maken welke instanties als bevoegde autoriteit zijn aangewezen.

In deze bepaling worden de instanties vermeld die als bevoegde autoriteit in de zin van Verordening (EG) nr. 423/2007 zullen optreden. Voor nadere gegevens zij verwezen naar www.minbuza.nl/sancties.

In aanvulling op hetgeen in het algemeen deel van de toelichting is vermeld over vergunningsvereisten en de informatieverstrekking aan de bevoegde autoriteiten, is het volgende van belang. Financiële instellingen zullen risicogebaseerde maatregelen moeten treffen om te voorkomen dat zij onbedoeld vergunningsplichtige goederen en technologie financieren. Indien een financiële instelling daarbij tot een inschatting komt dat een te financieren levering mogelijk onder de vergunningplicht valt, kan de financiële instelling de exporteur verzoeken een vergunning dan wel een verklaring van het Ministerie van Economische Zaken te overleggen dat de levering niet onder de vergunningplicht valt. Een dergelijke verklaring kan door het Ministerie van Economische Zaken aan de exporteur op diens verzoek worden verstrekt. Een verklaring dat een levering niet onder de vergunningplicht valt, kan op basis van de jurisprudentie als een rechtshandeling (beschikking) worden aangemerkt.

Artikel 4

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om een technische wijziging in de Sanctieregeling Noord-Korea 2007 aan te brengen, door het bestaande wapenembargo jegens Noord-Korea – dat tot dusverre op voet van de In- en uitvoerwet is geïmplementeerd – mede te doen steunen op de Sanctiewet 1977. Daarmee zijn alle wettelijke implementatieregimes ten aanzien van deze sancties in één verband gebracht, hetgeen de toegankelijkheid bevordert.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M.J.M. Verhagen

  • 1

    Laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 618/2007 van de Raad van de Europese Unie van 5 juni 2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (Pb EG L 143).

  • 2

    Laatstelijk gewijzigd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2007/246/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 23 april 2007 tot wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (Pb EG L 106).

  • 3

    Stcrt. 2007, 104.

Naar boven