Aanwijzingsregeling vestiging in de EU 2007

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 12 oktober 2007, nr. WJZ 7120116, houdende regels inzake het afgeven van verklaringen omtrent uitoefening van werkzaamheden ter uitvoering van richtlijn nr. 2005/36/EG (Aanwijzingsregeling vestiging in de EU 2007)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 56, derde lid, juncto de artikelen 11, 17, 18 en 19 van richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255), en artikel 28, aanhef en onder a, van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. richtlijn: richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255);

b. kamer: kamer van koophandel en fabrieken als bedoeld in de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997.

Artikel 2

1. Als instantie, bevoegd tot het op verzoek afgeven van een verklaring van daadwerkelijke en geoorloofde uitoefening in Nederland van een van de in Bijlage IV van de richtlijn vermelde werkzaamheden, wordt aangewezen de kamer in het gebied waarin de werkzaamheden van de aanvrager geheel of in hoofdzaak hebben plaatsgevonden.

2. In afwijking van het eerste lid kan een kamer in het gebied waarin de werkzaamheden van de aanvrager geheel of in hoofdzaak hebben plaatsgevonden de verklaring laten afgeven door een andere kamer indien bij eerstgenoemde kamer slechts incidenteel verzoeken om de in het eerste lid bedoelde verklaringen worden ingediend.

Artikel 3

1. Een verklaring wordt uitsluitend afgegeven indien de aanvrager voldoet aan een van de in de artikelen 17, 18 en 19 van de richtlijn genoemde voorwaarden.

2. De in het eerste lid bedoelde verklaring bevat een opgave van de feiten op grond waarvan zij wordt afgegeven, overeenkomstig het model, opgenomen in bijlage 1 bij de bekendmaking van de Commissie betreffende bewijzen, verklaringen en documenten die zijn voorgeschreven in de tot en met 1 juni 1973 door de Raad vastgestelde richtlijnen op het gebied van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten en betrekking hebben op

– de betrouwbaarheid,

– het feit dat er geen faillissement heeft plaatsgehad,

– de aard en de duur van de in de landen van herkomst uitgeoefende beroepswerkzaamheden (PbEG C 81).

Artikel 4

Een verklaring, verleend op grond van de Aanwijzingsregeling vestiging in de EU, wordt aangemerkt als een verklaring als bedoeld in artikel 3.

Artikel 5

De Aanwijzingsregeling vestiging in de EU wordt ingetrokken.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van 20 oktober 2007.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Aanwijzingsregeling vestiging in de EU 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 oktober 2007.
De Minister van Economische Zaken, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

Richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255) harmoniseert de erkenning van beroepskwalificaties. De richtlijn vervangt onder meer drie richtlijnen betreffende het algemeen stelsel van beroepskwalificaties, waaronder richtlijn nr. 1999/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 juni 1999 tot de invoering van een regeling voor de erkenning van diploma’s betreffende beroepswerkzaamheden die binnen de werkingssfeer van de liberaliseringsrichtlijnen en van de richtlijnen houdende overgangsmaatregelen vallen en tot aanvulling van het algemene stelsel van erkenning van diploma’s (PbEG L 201). Deze laatstgenoemde richtlijn verplichtte de lidstaten in artikel 10, eerste lid, een instantie aan te wijzen die bevoegd is verklaringen van daadwerkelijke uitoefening van werkzaamheden in de betreffende lidstaat af te geven. Deze verklaringen dienden volgens richtlijn nr. 1999/42/EG in lidstaten waarin de toegang tot of de uitoefening van in bijlage A van die richtlijn genoemde werkzaamheden afhankelijk werd gesteld van het bezit van algemene kennis, handels- of vakkennis en vakbekwaamheid, als voldoende bewijs van die kennis en bekwaamheid. Op grond van de Aanwijzingsregeling vestiging in de EU waren de kamers van koophandel en fabrieken aangewezen als de bevoegde instantie voor de afgifte van dergelijke verklaringen. De kamers bezitten op grond van artikel 28, onderdeel a, van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 de bevoegdheid verklaringen ten dienste van handel, industrie, ambacht en dienstverlening af te geven. Met het oog op een heldere implementatie van de richtlijn is in de Aanwijzingsregeling vestiging in de EU bepaald dat deze bevoegdheid ook het afgeven van verklaringen als bedoeld in de richtlijn omvat.

Richtlijn 2005/36/EG handhaaft het hiervoor omschreven stelsel van erkenning van beroepservaring. Dit betekent dat ook de bevoegdheid van de kamers van koophandel tot het afgeven van de bovengenoemde verklaringen van daadwerkelijke uitoefening van werkzaamheden, moet worden gecontinueerd. Deze regeling strekt daartoe. Daarmee wordt voor de desbetreffende categorie van beroepen uitvoering gegeven aan de in artikel 56, derde lid, richtlijn nr. 2005/36/EG opgenomen opdracht aan de lidstaten om autoriteiten en instellingen aan te wijzen die gemachtigd zijn opleidingstitels en andere documenten of informatie te verstrekken of te ontvangen, alsmede die welke gemachtigd zijn de aanvragen te ontvangen en de in deze richtlijn bedoelde besluiten te nemen.

De lijst van werkzaamheden waarop de verklaringen betrekking hebben, stonden opgesomd in Bijlage A, deel 1, lijst I tot en met lijst VI van de oude richtlijn (nr. 1999/42/EG), en komt overeen met de werkzaamheden opgesomd in Bijlage IV van de nieuwe richtlijn (nr. 2005/36/EG). De sinds 2001 gebruikelijke praktijk blijft met andere woorden ook op dit punt onveranderd. Ook het model dat de kamers van koophandel op grond van de Aanwijzingsregeling vestiging in de EU hanteerden voor de afgifte van betreffende verklaringen, kan gebruikt blijven worden. Het gebruik van dit model is aanbevolen door de Commissie in de Bekendmaking van de Commissie betreffende bewijzen, verklaringen en documenten die zijn voorgeschreven in de tot en met 1973 door de Raad vastgestelde richtlijnen op het gebied van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten en betrekkingen hebben op de betrouwbaarheid, het feit dat er geen faillissement heeft plaatsgehad, de aard en de duur van die in de landen van herkomst uitgeoefende beroepswerkzaamheden (PbEG C 81). Het model is als bijlage 1 bijgevoegd aan bovengenoemde Bekendmaking.

Op de regel dat de kamer in het gebied waarin de werkzaamheden van de aanvrager geheel of in hoofdzaak hebben plaatsgevonden is aangewezen als bevoegde instantie, is in artikel 2, tweede lid, van de regeling een uitzondering opgenomen, zodat kleinere kamers, waar weinig van verzoeken om de hier bedoelde verklaringen worden ingediend, de mogelijkheid hebben de verklaring door een andere kamer te laten afgeven.

Richtlijn 2005/36/EG moet met ingang van 20 oktober 2007 zijn geïmplementeerd. Daarom treedt deze regeling op die datum in werking.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven