Sanctieregeling Birma 2007

Regeling van de minister van Buitenlandse Zaken van 8 oktober 2007, nr. DJZ/BR/0882-07, houdende beperkende maatregelen ten aanzien van Birma/Myanmar (Sanctieregeling Birma 2007)

De minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de minister van Financiën en de staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op Verordening (EG) nr. 817/20061 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2006 tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 798/2004 (Pb EG L 148);

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt 2006/318/GBVB2 van de Raad van de Europese Unie van 27 april 2006 tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar (Pb EG L 116);

Gelet op artikel 2, tweede lid, en artikel 3 van de Sanctiewet 1977;

Besluit:

Artikel 1

1. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, 3, 6 en 9 van Verordening (EG) nr. 817/2006 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2006 tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 798/2004 (Pb EG L 148).

2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet in gevallen waarin de artikelen 4, 5 of 7 van Verordening (EG) nr. 817/2006 van toepassing zijn.

Artikel 2

1. Het is verboden om militaire goederen, alsmede militaire technologie, aangewezen in de bijlage bij het In- en uitvoerbesluit strategische goederen, dan wel onderdelen daarvan, direct of indirect te verkopen, te leveren, over te dragen of uit te voeren aan natuurlijke personen of rechtspersonen in Birma/Myanmar, ongeacht of de goederen oorspronkelijk afkomstig zijn uit de lidstaten van de Europese Unie.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op de verkoop, de levering, overdracht of uitvoer, met vooraf verleende ontheffing van de minister van Economische Zaken, van:

a. niet-dodelijke militaire uitrusting, alsmede uitrusting die kan worden gebruikt voor binnenlandse repressie, die uitsluitend is bedoeld voor humanitair of beschermend gebruik of voor programma’s voor institutionele opbouw van de Verenigde Naties, de Europese Unie en de Gemeenschap, of voor materieel dat bedoeld is voor crisisbeheersingsoperaties van de Europese Unie en de Verenigde Naties;

b. mijnopruimingsuitrusting en materieel voor gebruik van mijnopruimingsoperaties.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op de tijdelijke uitvoer van beschermende kleding voor persoonlijk gebruik, met inbegrip van kogelvrije vesten en militaire helmen, door personeel van de Verenigde Naties, personeel van de Europese Unie, de Gemeenschap of haar lidstaten, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire en ontwikkelingsorganisaties en daarmee geassocieerd personeel.

Artikel 3

1. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 817/2006, is de minister van Financiën voor zover het betreft het verstrekken van financiering of financiële bijstand als bedoeld in artikel 4, eerste lid onder a, dan wel, het verstrekken van financieringsmiddelen of financiële bijstand als bedoeld in artikel 4, eerste lid onder d. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 4, is de minister van Economische Zaken voor zover het betreft het verstrekken van technische bijstand als bedoeld in artikel 4, eerste lid onder a, en voor zover het transacties betreft als bedoeld in artikel 4, eerste lid onder b, c en e.

2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 7, 8 en 9 van Verordening (EG) nr. 817/2006 is de minister van Financiën.

Artikel 4

De Sanctieregeling Birma 2004 wordt ingetrokken.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Sanctieregeling Birma 2007.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De minister van Buitenlandse Zaken, M.J.M. Verhagen.

Toelichting

Algemeen

De onderhavige regeling strekt tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 817/2006 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2006 tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 798/2004 (Pb EG L 148) en van het wapenembargo, neergelegd in Gemeenschappelijk Standpunt 2006/318/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 27 april 2006 tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar (Pb EG L 116).

Deze regeling vervangt de Sanctieregeling Birma 2004. De noodzaak daartoe vloeit voort uit verschillende wijzigingen van voornoemde Verordening (EG) nr. 798/2004 en de daarop volgende totstandkoming van Verordening (EG) nr. 817/2006 en Gemeenschappelijk Standpunt 2006/318/GBVB.

Artikel 1

In dit artikel is overtreding van Verordening (EG) nr. 817/2006 strafbaar gesteld. De voor de toepassing van de onderhavige regeling relevante artikelen van de verordening betreffen achtereenvolgens:

Artikel 2 van de verordening bevat een verbod op:

a. het verlenen van technische bijstand gerelateerd aan militaire activiteiten, wapens en aanverwant materieel, direct of indirect, aan personen, entiteiten of lichamen in Birma/Myanmar of voor gebruik in Birma/Myanmar;

b. het verstrekken van financieringsmiddelen of financiële bijstand in verband met militaire activiteiten, met inbegrip van subsidies, leningen en exportkredietverzekering, voor de verkoop of levering van wapens en aanverwant materieel, direct of indirect, aan personen, entiteiten of lichamen in Birma/Myanmar of voor gebruik in Birma/Myanmar;

c. het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat het onder a en b bedoelde wordt omzeild.

Artikel 3. Deze bepaling verbiedt het direct of indirect verkopen, leveren, overdragen of exporteren aan personen, entiteiten of lichamen in Birma/Myanmar, of voor gebruik in Birma/ Myanmar van:

a. uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt;

b. desbetreffende technische bijstand;

c. desbetreffende financiering of financiële bijstand; en

d. het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat het onder a t/m c bedoelde wordt omzeild.

Artikel 4. Deze bepaling geeft aan wanneer van de artikelen 2 en 3 van de verordening kan worden afgeweken. Daarbij wordt als voorwaarde gesteld dat vooraf ontheffing is verleend door de bevoegde autoriteit, i.c., afhankelijk van de transactie, de minister van Economische Zaken of de minister van Financiën.

Artikel 5. Deze bepaling geeft aan wanneer de artikelen 2 en 3 van de verordening niet van toepassing zijn. Dit is het geval indien de uitzondering gelijkluidend aan die van artikel 2, derde lid, van de onderhavige regeling van toepassing is.

Artikel 6. Deze bepaling:

1. geeft opdracht tot bevriezing van alle tegoeden en economische middelen die in het bezit zijn van de individuele leden van de regering van Birma/Myanmar en van de in bijlage III bij de verordening vermelde, met deze regering geassocieerde personen, entiteiten of lichamen;

2. verbiedt de terbeschikkingstelling van tegoeden en economische middelen aan de in bijlage III vermelde personen, entiteiten of lichamen; en

3. verbiedt het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die tot doel hebben of tot gevolg hebben direct of indirect de transacties, bedoeld in het eerste en tweede lid, te bevorderen.

Artikel 7. In afwijking van artikel 6 kan de bevoegde autoriteit, i.c. de minister van Financiën, ontheffing verlenen voor de vrijgave of beschikbaarstelling van bevroren tegoeden of economische middelen die: noodzakelijk zijn ter dekking van basisuitgaven of betaling van buitengewone lasten; of bestemd zijn voor de betaling van juridische kosten of kosten betreffende het houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen.

In afwijking van artikel 6, tweede lid, kunnen rente en andere inkomsten op bevroren rekeningen, alsmede betalingen die reeds verschuldigd waren vóór de eerste datum waarop Verordening (EG) nr. 1081/2000, Verordening (EG) nr. 798/2004 of Verordening (EG) nr. 817/2006 op deze rekeningen van toepassing werden.

Artikel 8. Regelt de informatieplicht teneinde de naleving van de verordening te vergemakkelijken.

Artikel 9 verbiedt:

a. Het verstrekken van een lening of krediet aan de in bijlage IV genoemde ondernemingen die eigendom zijn van de Birmese staat, of het verwerven van obligaties, depositocertificaten, warrants of schuldbewijzen van deze ondernemingen;

b. het verwerven of uitbreiden van een deelneming in de in bijlage IV vermelde ondernemingen die eigendom zijn van de Birmese staat, inclusief de volledige verwerving van degelijke ondernemingen en de verwerving van aandelen en effecten die een deelnemingsrecht vertegenwoordigen;

c. het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de verboden onder a en b worden omzeild.

Artikel 2

Deze bepaling strekt tot uitvoering van het wapenembargo dat bij Gemeenschappelijk Standpunt 2006/318/GBVB jegens Birma/Myanmar is ingesteld. Op dit wapenembargo zijn op grond van het gemeenschappelijk standpunt humanitaire uitzonderingen mogelijk. Deze uitzonderingen zijn neergelegd in het tweede en derde lid van de onderhavige bepaling.

Artikel 3

In dit artikel worden de instanties vermeld die als bevoegde autoriteit zijn aangewezen in Verordening (EG) nr. 817/2006. Voor nadere gegevens zij verwezen naar www.minbuza.nl/sancties.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M.J.M. Verhagen

  • 1

    Laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 830/2007 van de Raad van de Europese Unie van 16 juli 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 817/2006 tot verlenging van de beperkende maatregelen ten aanzien van Birma/Myanmar (Pb EG L 185).

  • 2

    Laatstelijk gewijzigd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2007/248/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 23 april 2007 tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar (Pb EG L 107).

Naar boven