Regeling aanhoudings- en ondersteuningseenheid en samenwerking speciale eenheden

Regeling van 15 december 2006, nr. 2006-0000405012, houdende de organisatie van aanhoudings- en ondersteuningseenheden en bepalingen over de samenwerking tussen speciale eenheden (Regeling aanhoudings- en ondersteuningseenheid en samenwerking speciale eenheden)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Justitie en de Minister van Defensie,

Gelet op artikel 46, eerste, tweede en derde lid en artikel 60, tweede lid, van de Politiewet 1993 en artikel 8, tweede lid, van het Besluit beheer regionale politiekorpsen;

Besluiten:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. aanhoudings- en ondersteuningseenheid: eenheid als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het Besluit beheer regionale politiekorpsen;

b. aanhoudings- en ondersteuningseenheid van de Koninklijke marechaussee: aanhoudings- en ondersteuningseenheid die is ondergebracht bij de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten van de Koninklijke marechaussee;

c. de Dienst Speciale Interventies: de dienst, bedoeld in artikel 2 van de Regeling Bijzondere Bijstandseenheden;

d. centrumkorps: regionale politiekorps, waar een aanhoudings- en ondersteuningseenheid beheersmatig is ondergebracht.

Artikel 2

Er is binnen een samenwerkingsgebied van regionale politiekorpsen, genoemd in de bijlage bij deze regeling, een aanhoudings- en ondersteuningseenheid, die als herkenbare organisatorische en bedrijfsmatige eenheid deel uit maakt van het centrumkorps.

Artikel 3

1. Een aanhoudings- en ondersteuningseenheid bestaat uit twee secties, een eenheidscommandant en een ondersteunend medewerker.

2. Een sectie bestaat uit elf leden en twee sectiecommandanten.

Artikel 4

De korpsbeheerder van het centrumkorps stelt de termijn vast gedurende welke een ambtenaar van politie ononderbroken deel uit maakt van een aanhoudings- en ondersteuningseenheid, tot een maximum van 6 jaar.

Artikel 5

1. De ambtenaar van politie die deel uitmaakt van een aanhoudings- en ondersteuningseenheid, voldoet aan de eindtermen van de door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie aan te wijzen vervolgopleiding.

2. De korpsbeheerder van het centrumkorps draagt er zorg voor dat de kennis en vaardigheden van de ambtenaar van politie die deel uitmaakt van een aanhoudings- en ondersteuningseenheid worden onderhouden op minimaal het niveau van de eindtermen, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6

1. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt jaarlijks het budget ten behoeve van een aanhoudings- en ondersteuningseenheid vast.

2. Het budget, bedoeld in het eerste lid, wordt krachtens artikel 3, eerste lid, van het Besluit financiën regionale politiekorpsen beschikbaar gesteld aan de centrumkorpsen.

3. De korpsbeheerder van een centrumkorps alsmede het regionale college van de desbetreffende regio, maken bij het opstellen van de stukken, bedoeld in artikel 28 van de Politiewet 1993, onderscheidenlijk bij het vaststellen van de stukken, bedoeld in artikel 31 van de Politiewet 1993, een onderscheid tussen de aanhoudings- en ondersteuningseenheid en de overige onderdelen van het desbetreffende centrumkorps.

Artikel 7

De korpsbeheerders van de centrumkorpsen maken afspraken over beheersmatige samenwerking tussen de aanhoudings- en ondersteuningseenheden. De afspraken hebben in ieder geval betrekking op:

a. de gezamenlijke aanschaf van middelen;

b. het gezamenlijk ontwikkelen van operationele procedures;

c. het leveren van onderlinge assistentie.

Artikel 8

De korpsbeheerders van de centrumkorpsen en de Minister van Defensie maken afspraken over beheersmatige samenwerking tussen de aanhoudings- en ondersteuningseenheden en de aanhoudings- en ondersteuningseenheid van de Koninklijke marechaussee. De afspraken hebben in ieder geval betrekking op:

a. de afstemming van uitrusting en opleidingen;

b. het op een gelijk niveau brengen van de frequentie van inzet van een eenheid.

Artikel 9

De korpsbeheerders van de centrumkorpsen, de Minister van Defensie en de korpsbeheerder van het Korps landelijke politiediensten maken afspraken over beheersmatige samenwerking tussen de aanhoudings- en ondersteuningseenheden, de aanhoudings- en ondersteuningseenheid van de Koninklijke marechaussee en de Dienst Speciale Interventies. De afspraken hebben in ieder geval betrekking op:

a. de opleiding, uitrusting en beschikbaarheid van personeel van de aanhoudings- en ondersteuningseenheden en de aanhoudings- en ondersteuningseenheid van de Koninklijke marechaussee, ten behoeve van het gezamenlijk optreden met de Dienst Speciale Interventies;

b. stages door het personeel van de Dienst Speciale Interventies bij de aanhoudings- en ondersteuningseenheden en de aanhoudings- en ondersteuningseenheid van de Koninklijke marechaussee.

Artikel 10

De Organisatieregeling aanhoudings- en ondersteuningseenheden wordt ingetrokken.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanhoudings- en ondersteuningseenheid en samenwerking speciale eenheden.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W. Remkes.De Minister van Justitie, E.M.H. Hirsch Ballin.De Minister van Defensie, H.G.J. Kamp.

Bijlage

Indeling samenwerkingsgebieden en aanwijzing centrumkorpsen (behorende bij artikel 2 van deze regeling)

Tot het samenwerkingsgebied, behorend bij centrumkorps IJsselland, behoren de volgende politieregio’s:

– IJsselland

– Groningen

– Friesland

– Drenthe

– Twente

– Noord- en Oost-Gelderland

– Flevoland

Tot het samenwerkingsgebied, behorend bij centrumkorps Utrecht, behoren de volgende politieregio’s:

– Utrecht

– Gelderland Midden

– Gelderland Zuid

Tot het samenwerkingsgebied, behorend bij centrumkorps Amsterdam-Amstelland, behoren de volgende politieregio’s:

– Amsterdam-Amstelland

– Noord-Holland Noord

– Zaanstreek-Waterland

– Kennemerland

– Gooi- en Vechtstreek

Tot het samenwerkingsgebied, behorend bij centrumkorps Haaglanden, behoren de volgende politieregio’s:

– Haaglanden

– Hollands Midden

Tot het samenwerkingsgebied, behorend bij centrumkorps Rotterdam-Rijnmond, behoren de volgende politieregio’s:

– Rotterdam-Rijnmond

– Zuid Holland Zuid

Tot het samenwerkingsgebied, behorend bij centrumkorps Brabant Zuidoost, behoren de volgende politieregio’s:

– Brabant Zuidoost

– Zeeland

– Midden- en West-Brabant

– Brabant Noord

– Limburg Noord

– Limburg Zuid

Toelichting

Algemeen

Het stelsel dat in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde een antwoord moet geven op ernstige vormen van geweld en terrorisme bestaat uit speciale eenheden van politie en Defensie. Dit betreffen de aanhoudings- en ondersteuningseenheden (AOE’s) van de regionale politiekorpsen en de Koninklijke marechaussee en de bijzondere bijstandseenheden ondergebracht bij de Dienst Speciale Interventies (DSI). Deze speciale eenheden treden niet uitsluitend op bij terrorisme of grof geweld maar ook bij het aanhouden van vuurwapengevaarlijke verdachten en het beëindigen van levensbedreigende situaties. Na onderzoek is gebleken dat het nodig is het stelsel van speciale eenheden te herzien op de punten inrichting, aansturing en de randvoorwaarden. Zo kan beter en doelmatiger het hoofd worden geboden aan de hedendaagse dreigingen. De voorgenomen herziening van het stelsel van speciale eenheden is vastgelegd in het kabinetsstandpunt van 3 juni 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 29 754, nr. 23). De onderhavige regeling werkt een onderdeel van deze herziening uit door te voorzien in een structuur die de samenhang en samenwerking tussen de verschillende speciale eenheden borgt. Tevens wordt voorzien in nadere regels ten behoeve van de organisatie van de AOE’s van de politie en de bekwaamheid van de leden van deze eenheden. Daarom kan de Organisatieregeling aanhoudings- en ondersteuningseenheid van 25 maart 1994 worden ingetrokken.

Ten aanzien van de AOE’s van de politie is in het kabinetsstandpunt aangegeven dat er zes versterkte AOE’s decentraal worden ondergebracht bij de regiokorpsen. Voorheen moesten regiokorpsen over een AOE kunnen beschikken maar stond het vrij om deze capaciteit alleen of met andere regio’s in stand te houden. Dit leidde tot zeven AOE’s van verschillende sterkte. Naar aanleiding van een advies van de Raad van Hoofdcommissarissen is besloten om zes versterkte AOE’s op te richten en zowel het beheerskorps (centrumkorps) als de te bedienen regio’s centraal voor te schrijven. Drie bij de grote korpsen in de Randstad (Amsterdam-Amstelland, Haaglanden en Rotterdam-Rijnmond), één voor het midden, één voor het noorden en één voor het zuiden van het land. De AOE’s hebben allen een voorgeschreven sterkte van 28 fte. De werkgebieden van deze zes AOE’s zijn in de bijlage behorende bij artikel 2 vastgelegd. Met deze indeling en voorgeschreven sterkte wordt, in lijn met het advies van de Raad van Hoofdcommissarissen, een landelijk dekkend systeem van AOE-zorg bereikt.

Een ander belangrijk aspect dat uit het kabinetsstandpunt voortvloeit, is de samenhang tussen de verschillende speciale eenheden in het nieuwe stelsel. Ten aanzien van de samenwerking tussen de AOE’s van de politie, de AOE van de Koninklijke marechaussee en de DSI zijn hiertoe afspraken noodzakelijk. Het gaat hier om samenwerking met betrekking tot beheersmatige aangelegenheden. In deze regeling wordt de basis voor deze noodzakelijke afspraken tot samenwerking gelegd.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Deze bepaling bewerkstelligt dat er binnen de 6 samenwerkingsgebieden van regionale politiekorpsen, genoemd in de bijlage bij deze regeling, een AOE wordt ondergebracht bij het centrumkorps van een samenwerkingsgebied.

Artikel 3

Deze bepaling voorziet in de samenstelling en de bevelsstructuur van een AOE. Ten behoeve van ieder AOE wordt 28 fte beschikbaar gesteld. Een AOE is opgebouwd uit een eenheidscommandant, een ondersteunend medewerker en twee secties van 13 personen, waaronder 2 sectiecommandanten.

Artikel 4

De vervallen Organisatieregeling aanhoudings- en ondersteuningseenheid schreef een maximale termijn van 6 jaar voor. Deze bepaling blijft vooralsnog gehandhaafd. De ratio voor het opnemen van een maximale termijn voor lidmaatschap van een AOE is gelegen in het voorkomen van professionele verharding. Momenteel wordt bezien of er betere manieren zijn om het beoogde doel van deze bepaling te bereiken. Uiterlijk medio 2007 zal deze bepaling zijn geëvalueerd en zo nodig zijn aangepast.

Artikel 5

Dit artikel voorziet erin dat alleen ambtenaren van politie die aan de eindtermen hebben voldaan in een AOE kunnen worden ingezet. Met het bepaalde in het tweede lid is veilig gesteld dat de verworven kennis en vaardigheden van de ambtenaar van politie die deel uit maakt van een AOE op peil blijft. De korpsbeheerder van het centrumkorps is daarvoor verantwoordelijk.

Artikel 6

Het budget ten behoeve van de AOE’s wordt aan de centrumkorpsen toegekend krachtens artikel 3, eerste lid, Besluit financiën regionale politiekorpsen, hetgeen betekent dat deze wordt aangemerkt als een bijzondere bijdrage, waaraan voorwaarden kunnen worden gesteld ten aanzien van de besteding. De te stellen voorwaarden betreffen de besteding van de bijdrage overeenkomstig de regeling en de aanwijzingen van het bevoegd gezag. Dit betekent dat de AOE-begroting als afzonderlijk onderdeel in de begroting en de jaarrekening van het centrumkorps moet worden opgenomen.

Artikel 7

Om een nauwe samenhang tussen de verschillende AOE’s te waarborgen worden afspraken gemaakt over beheersmatige aangelegenheden. In ieder geval worden afspraken gemaakt over: de gezamenlijke aanschaf van middelen, het gezamenlijk ontwikkelen van operationele procedures en het leveren van onderlinge assistentie. Operationele procedures zijn gestandaardiseerde procedures voor daadwerkelijk optreden bij bepaalde specifieke levensbedreigende omstandigheden. De hier bedoelde beheersmatige afspraken hebben alleen betrekking op het door de AOE’s in gezamenlijkheid ontwikkelen van nieuwe operationele procedures en niet op de inhoud of de daadwerkelijke operationele inzet van deze procedures. Met het gezamenlijk ontwikkelen van procedures door de AOE’s wordt beoogd meer eenheid te brengen in het optreden van de verschillende AOE’s, waardoor het leveren van onderlinge assistentie ook wordt vereenvoudigd. Met het leveren van onderlinge assistentie wordt bijvoorbeeld gedoeld op het ter beschikking stellen van een specifiek voertuig of personeel.

Artikel 8

Nadere beheersmatige afspraken moeten leiden tot een nauwere samenwerking tussen de AOE van de Koninklijke marechaussee en de AOE’s van de politie. Zoals is aangegeven in het kabinetsstandpunt over de speciale eenheden van 3 juni 2005, zullen de inzetten van de AOE van de marechaussee op termijn getalsmatig op een gelijk niveau worden gebracht met die van een gemiddeld AOE van de politie. Vanzelfsprekend kan op voorhand het aantal inzetten niet exact worden bepaald. Het is de bedoeling om tot een verdeling van inzetten te komen aan de hand van historische gemiddelden. De samenwerkingsafspraken met de AOE van de Koninklijke marechaussee leiden tot samenwerking als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder d, van de Politiewet 1993.

Artikel 9

In het kader van de herziening van het stelsel van speciale eenheden is bij het Korps landelijke politiediensten een overkoepelende dienst voor de bijzondere bijstandseenheden opgericht, de Dienst Speciale Interventies (DSI). In bepaalde gevallen van terrorisme en grof geweld kunnen de AOE’s tezamen met de bijzondere bijstandseenheden van de DSI worden ingezet. Het hoofd van de DSI treedt dan op als algemeen commandant van de AOE’s. Om de samenhang van het gehele stelsel te waarborgen en om op een goede uitvoering van een gezamenlijk optreden te zijn voorbereid, worden beheersmatige afspraken gemaakt tussen de AOE’s van de politie, de AOE van de marechaussee en de DSI. Deze afspraken betreffen in elk geval de opleiding en uitrusting en het ter beschikking houden van personeel ten behoeve van de DSI. Om een betere samenwerking te waarborgen en de praktijkervaring van de eenheden op pijl te houden, is het van belang dat personeel van de DSI stage kan lopen bij de AOE’s. Dit is met name ingegeven door het feit dat het geweldsspectrum waarin de DSI opereert inherent leidt tot een veel kleiner aantal inzetten dan dat van de AOE’s.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

De Minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin

De Minister van Defensie,

H.G.J. Kamp

Naar boven