Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2007/31)

Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 8 oktober 2007, nummer 2007/31, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000.

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het model M90 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt aangepast als aangegeven in bijlage 1.

B

Het model M90A Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 2.

C

Paragraaf A4/4.1 Vreemdelingencirculaire komt te luiden:

4.1 Aanvragen reisdocumenten

Uitgangspunt

Uitgangspunt in de Vw is dat de vreemdeling aan wie geen (verder) verblijf in Nederland is toegestaan een eigen verantwoordelijkheid heeft om Nederland binnen de daarvoor gestelde termijn te verlaten. Wanneer een vreemdeling niet beschikt over geldige reisdocumenten, dient hij hiervoor tijdig zelf te zorgen. Hiertoe kan de vreemdeling zich wenden tot zijn eigen diplomatieke vertegenwoordiging of tot familieleden of bekenden in het land van herkomst.

Wanneer een vreemdeling niet zelfstandig Nederland verlaat, kan uitzetting aan de orde komen (zie A4/6).

In het kader van een uitzetting van een vreemdeling die niet beschikt over een (geldig) reisdocument, wordt pas een (vervangend) reisdocument aangevraagd wanneer de uitzetting niet geëffectueerd kan worden op basis van een terug- of overnameovereenkomst of werkafspraken dan wel een claim op een vervoerder (artikel 65 Vw).

Wijze van aanvragen

In een aantal gevallen is uitzetting van een vreemdeling aan wie geen (verder) verblijf in Nederland is toegestaan niet onmiddellijk uitvoerbaar, omdat deze niet over een (geldig) reisdocument beschikt op grond waarvan zijn toegang tot zijn land van herkomst of een ander land is gewaarborgd. Om na te gaan of de vreemdeling bij een andere ketenpartner bekend is, dient in die gevallen de vreemdelingenadministratie te worden geraadpleegd. Ter vaststelling van de nationaliteit en identiteit kan hier onder andere worden gedacht aan het vergelijken van foto’s en vingerafdrukken. Ter vaststelling van de nationaliteit van een vreemdeling kan in bijzondere gevallen gebruik worden gemaakt van de bij de IND aanwezige expertise op het gebied van taalanalyse.

Indien de uit te zetten vreemdeling niet in het bezit is van een (geldig) reisdocument of re-entry permit op grond waarvan de toegang tot het land van bestemming en zijn eventuele doorreis door een derde land is gewaarborgd, kan de DT&V zo spoedig mogelijk een (vervangend) reisdocument en de eventueel benodigde (transit)visa en re-entry permit aanvragen bij de betreffende buitenlandse diplomatieke vertegenwoordiging. Het verzoek tot een vervangend reisdocument wordt opgemaakt door de DT&V bij voorkeur in gezamenlijkheid met de betreffende vreemdeling. Indien de vreemdeling beschikt over (kopieën van) documenten die zijn identiteit of nationaliteit kunnen onderbouwen worden kopieën hiervan bij het verzoek gevoegd. In geen geval wordt in het verzoek om een (vervangend) reisdocument asielgerelateerde informatie aan de diplomatieke vertegenwoordiging verstrekt.

In de gevallen waarin onmiddellijke uitzetting door middel van overgave aan de buitenlandse grensautoriteiten of door plaatsing aan boord van een schip of een vliegtuig mogelijk is (zie A4/8) zal in beginsel geen (vervangend) reisdocument en de eventueel benodigde (transit)visa en re-entry permit bij de betreffende buitenlandse diplomatieke vertegenwoordiging worden aangevraagd. Indien de uitzetting van een vreemdeling als hier bedoeld niet op de voorgeschreven wijze kan worden geëffectueerd, dient contact te worden opgenomen met de DT&V.

Contact met de diplomatieke vertegenwoordiging

Voor het verkrijgen van een (vervangend) reisdocument wordt veelal door de betreffende buitenlandse diplomatieke vertegenwoordiging verlangd dat de vreemdeling in persoon bij haar verschijnt. Ten behoeve van een presentatie aan de betreffende diplomatieke vertegenwoordiging kan de vreemdeling door de DT&V worden uitgenodigd, dan wel door de vreemdelingenpolitie of KMar worden gevorderd te verschijnen (zie M90A). Met deze presentatie wordt beoogd de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling vast te stellen en een (vervangend) reisdocument te verkrijgen. Op grond van artikel 63 Vw is de vreemdeling gehouden medewerking te verlenen aan de presentatie en het interview met de buitenlandse diplomatieke vertegenwoordiging.

De diplomatieke vertegenwoordiging wordt, evenals andere autoriteiten van het (vermoedelijke land van herkomst), nimmer op de hoogte gesteld van het feit dat de vreemdeling eerder een asielaanvraag heeft ingediend in Nederland of in enig ander land. Er kan slechts worden aangegeven dat de vreemdeling geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft en om die reden Nederland dient te verlaten dan wel dat hij gehouden is om medewerking te verlenen aan de voorbereiding van zijn vertrek. Voorafgaande aan de presentatie aan de diplomatieke vertegenwoordiging zal de vreemdeling in een vertrekgesprek met de DT&V en door middel van een informatiebulletin worden geïnformeerd omtrent het feit dat hij niet is gehouden om inlichtingen te verstrekken met betrekking tot de reden van zijn verblijf hier te lande. Aan de vreemdeling zal een kopie worden verstrekt van de aanvraag om een (vervangend) reisdocument, zoals deze is ingediend bij de diplomatieke vertegenwoordiging.

Moment van aanvraag

Bij contacten met de diplomatieke vertegenwoordiging ter verkrijgen van de voor het vertrek benodigde (vervangende) reisdocumenten dient voorzichtigheid te worden betracht in verband met het verbod op refoulement.

Dit betekent in beginsel dat het aanvragen van een (vervangend) reisdocument, re-entry permit, of identiteitsonderzoek alsook de presentatie (in persoon) van de vreemdeling bij de autoriteiten van het (vermoedelijke) land van herkomst, indien het om een asielzoeker gaat, pas dient te geschieden na een uitspraak van de rechter in beroep, of, wanneer het indienen van een rechtsmiddel geen opschortende werking heeft (hoger beroep), tot het moment waarop de rechter heeft geoordeeld over het eventuele verzoek om een voorlopige voorziening.

Het indienen van hoger beroep heeft geen opschortende werking. Een asielzoeker mag de uitspraak in hoger beroep dus niet afwachten en dient Nederland te verlaten. Hij kan derhalve worden uitgezet, behoudens in geval van een toegewezen voorlopige voorziening. Omdat het indienen van hoger beroep geen opschortende werking heeft, is het mogelijk de vreemdeling te presenteren bij de diplomatieke vertegenwoordiging van het (vermoedelijke) land van herkomst. Als een afgewezen asielzoeker echter in hoger beroep gaat én tegelijkertijd een verzoek om een voorlopige voorziening aanvraagt, dient gewacht te worden met de presentatie bij de autoriteiten van het (vermoedelijke) land van herkomst totdat de ABRvS zich heeft uitgesproken over de voorlopige voorziening. In het geval de voorlopige voorziening wordt afgewezen kan gepresenteerd worden. In het geval de voorlopige voorziening wordt toegekend, dient presentatie achterwege te blijven totdat de rechter heeft beslist in de bodemprocedure (hoger beroep).

Een uitzondering hierop vormt de situatie waarin er sprake is van een vrijheidsontnemende maatregel en het verkrijgen van een (vervangend) reisdocument veel tijd in beslag neemt. In dat geval kan de DT&V, ook indien de rechter nog niet heeft beslist op een door een asielzoeker ingediend verzoek om een voorlopige voorziening en/of ingesteld beroep, zich voor het aanvragen van een (vervangend) reisdocument, re-entry permit of identiteitsonderzoek wenden tot de autoriteiten van het (vermoedelijke) land van herkomst.

Eventueel kan ook in andere (bijzondere) gevallen worden overgegaan tot vroegtijdige presentatie van de vreemdeling bij de autoriteiten van het (vermoedelijke) land van herkomst. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om afgewezen asielzoekers afkomstig uit een land waarvan bekend is dat het verkrijgen van (vervangende) reisdocumenten lange tijd in beslag neemt en er sprake is van openbare-ordeaspecten (bijvoorbeeld iemand die op grond van het strafrecht van zijn vrijheid is beroofd).

Is de vreemdeling in een huis van bewaring, een gevangenis, een TBS-inrichting of een soortgelijke inrichting opgenomen, dan dient het (vervangend) reisdocument zo mogelijk reeds tijdens zijn verblijf in die inrichting te worden aangevraagd, opdat de uitzetting zo spoedig mogelijk, bij voorkeur onverwijld, na het ontslag kan plaatsvinden (zie A4/10.1).

Geen aantekeningen in documenten van asielzoekers

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen en de betrokken ambtenaren van de IND zien erop toe dat nimmer aantekeningen in reis- of identiteitsdocumenten van asielzoekers worden geplaatst.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst

Den Haag, 8 oktober 2007.
De Staatssecretaris van Justitie,
namens deze:
de directeur-generaalWetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

Bijlage 1

stcrt-2007-198-p11-SC82521-1.gif

Bijlage 2

stcrt-2007-198-p11-SC82521-2.gif

TOELICHTING

ALGEMEEN

Op 27 februari 2007 is het rapport Transparantie in presentaties van de Nationale ombudsman gepubliceerd. Dit rapport is gebaseerd op een onderzoek naar de presentatie van uitgeprocedeerde asielzoekers aan buitenlandse vertegenwoordigers. Bij brief van 26 juni 2007 is een reactie op dit rapport verzonden aan de Nationale ombudsman, waarvan op 27 juni 2007 een afschrift is verzonden aan de voorzitter van de Tweede Kamer (TK 2006-2007, 19637, nr. 1161). In deze reactie is toegezegd dat een aantal aanbevelingen van de Nationale ombudsman wordt overgenomen dat ziet op de informatieverstrekking aan de vreemdeling met betrekking tot de presentatie en het overleggen van informatie aan de betrokken diplomatieke vertegenwoordiging. Onderhavige wijzigingen hangen samen met de overgenomen aanbevelingen en toezeggingen in de brief aan de Nationale ombudsman van 26 juni 2007.

ARTIKELSGEWIJS

A, B

In reactie op de aanbevelingen van de Nationale ombudsman is toegezegd dat onderscheid zal worden aangebracht in de vordering van de vreemdeling om te verschijnen voor het verstrekken van inlichtingen aan uitvoeringsinstanties (in het kader van toezicht) en de vordering van de vreemdeling om te verschijnen ten behoeve van een presentatie bij de diplomatieke vertegenwoordiging van het land waarvan de vreemdeling (vermoedelijk) de nationaliteit bezit (in het kader van uitzetting). Voorheen werd voor deze twee vormen van vordering om te verschijnen hetzelfde model (M90) gebruikt. Met het toevoegen van model M90A aan de Vreemdelingencirculaire 2000, dat ziet op de vordering tot verschijnen ten behoeven van een presentatie bij de diplomatieke vertegenwoordiging, is dit onderscheid tot uitdrukking gebracht. De wijziging van model M90 betreft een aanpassing van de vormgeving aan de overige modellen in de Vreemdelingencirculaire 2000 en een redactionele aanpassing.

C

Met onderhavige wijziging is nader beschreven wat de rechten en plichten zijn van de vreemdeling in het kader van het verkrijgen van (vervangende) reisdocumenten bij de diplomatieke vertegenwoordiging van het land waarvan hij (vermoedelijk) de nationaliteit bezit. Voorts strekt de wijziging ertoe om zoveel mogelijk verder uit te sluiten dat asielgerelateerde informatie ten aanzien van de vreemdeling aan de betrokken diplomatieke vertegenwoordiging wordt verstrekt.

De Staatssecretaris van Justitie

namens deze:

de directeur-generaalWetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser

Naar boven