Wijziging tijdelijke regeling invoering Wft

Wijziging tijdelijke regeling invoering Wft van 9 oktober 2007, FM 2007-02478 M

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 176 van de Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht;

Besluit:

Artikel I

In de Tijdelijke regeling invoering Wft wordt na artikel 1b een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1c

1. Artikel 3:115 van de Wet op het financieel toezicht is van overeenkomstige toepassing op overdrachten als bedoeld in artikel 3:122, eerste en tweede lid, 3:126, eerste lid, 3:127, eerste lid, en 3:131, eerste lid, van die wet.

2. Op een overdracht als bedoeld in artikel 3:126, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht zijn de artikelen 3:116, 3:119 en 3:120, eerste tot en met vierde lid, en achtste lid, van die wet van overeenkomstige toepassing, voor zover deze artikelen betrekking hebben op een overdracht door een levensverzekeraar.

3. Op een overdracht als bedoeld in artikel 3:127, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht zijn de artikelen 3:116 en 3:120, eerste tot en met derde lid, en vijfde tot en met negende lid, van die wet van overeenkomstige toepassing, voor zover deze artikelen betrekking hebben op een overdracht door een schadeverzekeraar.

4. Op een overdracht als bedoeld in artikel 3:131, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht zijn de artikelen 3:116, 3:119 en 3:120, eerste tot en met derde lid, en achtste lid, van die wet van overeenkomstige toepassing, voor zover deze artikelen betrekking hebben op een overdracht door een natura-uitvaartverzekeraar.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, W.J. Bos.

Toelichting

Bij deze wijziging van de Tijdelijke regeling invoering Wft worden tijdelijke voorzieningen getroffen die voor de invoering van de Wet op het financieel toezicht (Wft) noodzakelijk zijn.

In artikel 1c zijn enkele omissies rechtgezet in afdeling over de portefeuilleoverdracht van de Wft.

Artikel 3:115 van de Wft voorziet kort gezegd in de gelijkstelling van een algehele portefeuilleoverdracht met een fusie of splitsing als bedoeld in artikel 309 onderscheidenlijk 334a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel kan worden begrepen als alleen betrekking hebbend op verzekeraars met zetel in Nederland. Artikel 1c, eerste lid, regelt deze materie voor verzekeraars met zetel elders (de verzekeraars bedoeld in de artikelen 3:122, eerste en tweede lid, 3:126, eerste lid, 3:127, eerste lid, en 3:131, eerste lid, van de Wft).

In het tweede tot en met vierde lid is onder meer bepaald dat bij de aanvraag van instemming met een portefeuilleoverdracht bepaalde gegevens moeten worden verstrekt en dat de overdracht moet worden gepubliceerd.

Voorts ontbreekt in de paragrafen 3.5.1a.3. en 3.5.1a.4 van de Wft voor levensverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is en natura-uitvaartverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat de zgn. verzetregeling. Deze verzetregeling bepaalt dat indien een vierde of meer van de polishouders zich verzet tegen een voorgenomen overdracht van een portefeuille van levensverzekeringen of natura-uitvaartverzekeringen, de Nederlandsche Bank (DNB) geen instemming verleent. De in artikel 3:119, vierde lid, van de Wft opgenomen laatste volzin maakt mede duidelijk dat de instemming van DNB als gevolg heeft dat de overdracht van kracht is ten aanzien van alle betrokkenen, met andere woorden, de betrokken levensverzekeraar of natura-uitvaartverzekeraar heeft niet de instemming nodig van elke individuele polishouder als bedoeld in artikel 3:119, vijfde lid, van de Wft. Portefeuilleoverdrachten door de hier bedoelde levensverzekeraars en natura-uitvaartverzekeraars worden bemoeilijkt, omdat minder duidelijk is dat de instemming van DNB in de plaats treedt van die van polishouders als bedoeld in artikel 3:119, vijfde lid, van de Wft. Immers, de structuur van de regeling voor de portefeuilleoverdracht door de hier bedoelde levensverzekeraars en natura-uitvaartverzekeraars kent grote gelijkenis met de regeling voor schadeverzekeraars. Voor schadeverzekeraars is bepaald dat in geval van instemming van DNB geen medewerking of instemming meer nodig is van degenen die aan schadeverzekeringen rechten kunnen ontlenen, terwijl dat niet is bepaald voor de hier bedoelde levensverzekeraars en natura-uitvaartverzekeraars. Daardoor zou eveneens onduidelijkheid kunnen ontstaan of de weg van het BW kan of moet worden bewandeld. Beoogd is dat die weg wel mogelijk is voor schadeverzekeraars, maar niet voor levensverzekeraars en natura-uitvaartverzekeraars. Door de gelijkenis met de regeling voor schadeverzekeraars zou de gedachte kunnen postvatten dat ook voor levensverzekeraars en natura-uitvaartverzekeraars die weg mogelijk zou zijn. De kans bestaat dat deze onduidelijkheden nadelige gevolgen hebben voor de opbrengst van een over te dragen portefeuille.

De nu getroffen voorziening in het tweede en vierde lid voorziet in de noodzakelijke verduidelijkingen, waardoor ook levensverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is en natura-uitvaartverzekeraars met zetel in een niet-aangewezen staat, zonder problemen hun portefeuille kunnen overdragen.

De Minister van Financiën,

W.J. Bos

Naar boven