Wijziging Beschikking onderzoeksmethoden textielartikelen ter implementatie richtlijn nr. 2007/4/EG

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 4 oktober 2007, nr. VGP/PSL 2798426, houdende een wijziging van de Beschikking onderzoeksmethoden textielartikelen ter implementatie van richtlijn nr. 2007/4/EG (PbEU L 28)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 2007/4/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 februari 2007 (PbEU L 28) tot wijziging van bijlage II bij Richtlijn 96/73/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde methoden voor de kwantitatieve analyse van binaire mengsels van textielvezels met het oog op de aanpassing aan de technische vooruitgang, alsmede op artikel 18 van het Textielartikelenbesluit (Warenwet);

Besluit:

Artikel I

Hoofdstuk 1. Algemeen van bijlage II bij de Beschikking onderzoeksmethoden textielartikelen wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan paragraaf I.3.2. worden de volgende onderdelen toegevoegd:

I.3.2.4. Aceton.

I.3.2.5. Orthofosforzuur.

I.3.2.6. Ureum.

I.3.2.7. Natriumcarbonaat.

B

Paragraaf I.6. wordt vervangen door:

I.6. Voorbehandeling van het gereduceerd monster

Wanneer het monster een element bevat dat buiten beschouwing blijft bij het berekenen van de percentages (zoals stoffen als in artikel 1, eerste lid, onder d, van het Textielartikelenbesluit (Warenwet), begint men met het verwijderen daarvan door middel van een geschikte methode die de vezelbestanddelen niet aantast.

Met dit doel worden de niet-vezelbestanddelen die oplosbaar zijn in petroleumether en water, verwijderd door het aan de lucht gedroogde gereduceerde monster gedurende één uur en met ten minste zes cycli per uur met petroleumether te behandelen in een Soxhletapparaat. De petroleumether wordt daarna uit het monster verdampt, dat vervolgens met water wordt geëxtraheerd door een behandeling van het monster met water van kamertemperatuur gedurende één uur, gevolgd door een behandeling in water van 65° ± 5°C, onder af en toe roeren, eveneens gedurende één uur, bij een vlotverhouding 1:100. Het overtollige water wordt uitgeperst, afgezogen of gecentrifugeerd, waarna het monster aan de lucht wordt gedroogd.

In het geval van elastolefine of vezelmengsels die elastolefine en andere vezels (wol, dierlijk haar, zijde, katoen, linnen, hennep, jute, abaca, alfa, kokos, brem, ramee, sisal, cupro, modal, proteïne, viscose, acryl, polyamide of nylon, polyester, elastomultiester) bevatten, moet de hierboven beschreven procedure enigszins worden gewijzigd, waarbij petroleumether door aceton moet worden vervangen.

In het geval van binaire mengsels die elastolefine en acetaat bevatten, wordt de volgende procedure als voorbehandeling toegepast. Extraheer het monster gedurende 10 minuten bij 80°C met een oplossing die 25 g/l 50% orthofosfoszuur en 50 g/l ureum bevat. De vlotverhouding bedraagt 1:100. Was het monster in water, laat het vervolgens uitdruipen en was het in een natriumbicarbonaatoplossing van 0,1%, en was het ten slotte zorgvuldig in water.

Indien de niet-vezelbestanddelen niet kunnen worden geëxtraheerd met petroleumether en met water, dienen deze te worden verwijderd met behulp van een andere geschikte methode die geen van de vezelbestanddelen ernstig aantast. Er moet evenwel worden opgemerkt dat voor bepaalde ongebleekte natuurlijke plantaardige vezels (bijvoorbeeld jute, kokos) de normale voorbehandeling met petroleumether en water niet alle natuurlijke niet-vezelbestanddelen verwijdert; desondanks worden geen extra voorbehandelingen toegepast, wanneer het monster geen in petroleumether en water oplosbare apprets bevat.

In de analyserapporten wordt een uitvoerige beschrijving gegeven van de bij de voorbehandeling gevolgde methoden.

Artikel II

Hoofdstuk 2. Bijzondere methoden van bijlage II bij de Beschikking onderzoeksmethoden textielartikelen wordt als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel 2 van paragraaf 1 ‘Toepassingsgebied’ van Methode Nr. 1, wordt vervangen door:

2. wol (1), dierlijk haar (2 en 3), zijde (4), katoen (5), linnen (7), hennep (8), jute (9), abaca (10), alfa (11), kokos (12), brem (13), ramee (14), sisal (15), cupro (21), modal (22), proteïne (23), viscose (25), acryl (26), polyamide of nylon (30), polyester (34), elastomultiester (45) en elastolefine (46).

B

Onderdeel 2 van paragraaf 1 ‘Toepassingsgebied’ van Methode Nr. 2, wordt vervangen door:

2. katoen (5), cupro (21), viscose (25), acryl (26), chloorvezel (27), polyamide of nylon (30), polyester (34), polypropeen (36), elastaan (42), glasvezel (43), elastomultiester (45) en elastolefine (46).

C

1. Methode Nr. 3 wordt als volgt gewijzigd:

Onderdeel 2 van paragraaf 1 ‘Toepassingsgebied’, wordt vervangen door:

2. katoen (5) en elastolefine (46).

2. De tweede volzin van paragraaf 5 ‘Berekening’ wordt vervangen door:

De waarde van ‘d’ bedraagt 1,02 voor katoen en 1,00 voor elastolefine.

D

Onderdeel 2 van paragraaf 1 ‘Toepassingsgebied’ van Methode Nr. 4, wordt vervangen door:

2. wol (1), dierlijk haar (2 en 3), katoen (5), cupro (21), modal (22), viscose (25), acryl (26), chloorvezel (27), polyester (34), polypropeen (36), glasvezel (43), elastomultiester (45) en elastolefine (46).

E

Paragraaf 1 ‘Toepassingsgebied’ van Methode Nr. 5, wordt vervangen door:

1. Toepassingsgebied

Deze methode geldt, na verwijdering van alle niet-vezelbestanddelen, voor binaire mengsels van:

– acetaat (19)

met

– triacetaat (24) en elastolefine (46).

F

Methode Nr. 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 2 van paragraaf 1 ‘Toepassingsgebied’, wordt vervangen door:

2. wol (1), dierlijk haar (2 en 3), zijde (4), katoen (5), cupro (21), modal (22), viscose (25), acryl (26), polyamide of nylon (30), polyester (34), glasvezel (43), elastomultiester (45) en elastolefine (46).

2. De tweede volzin van paragraaf 5 ‘Berekening’, wordt vervangen door:

De waarde van ‘d’ bedraagt 1,00, behalve voor polyester, elastomultiester en elastolefine, waarvoor de waarde van ‘d’ 1,01 bedraagt.

G

Onderdeel 2 van paragraaf 1 ‘Toepassingsgebied’ van Methode Nr. 7, wordt vervangen door:

2. polyester (34), elastomultiester (45) en elastolefine (46).

H

Onderdeel 2 van paragraaf 1 ‘Toepassingsgebied’ van Methode Nr. 8, wordt vervangen door:

2. wol (1), dierlijk haar (2 en 3), zijde (4), katoen (5), cupro (21), modal (22), viscose (25), polyamide of nylon (30), polyester (34), elastomultiester (45) en elastolefine (46).

I

Onderdeel 2 van paragraaf 1 ‘Toepassingsgebied’ van Methode Nr. 10, wordt vervangen door:

2. bepaalde chloorvezels (27), te weten polyvinylchloridevezels, al of niet nagechloreerd, en elastolefine (46).

J

Methode Nr. 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 2 van paragraaf 1 ‘Toepassingsgebied’, wordt vervangen door:

2. wol (1), dierlijk haar (2 en 3) en elastolefine (46).

2. De tweede volzin van paragraaf 5 ‘Berekening’, wordt vervangen door:

De waarde van ‘d’ bedraagt 0,985 voor wol en 1,00 voor elastolefine.

K

Methode Nr. 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 1 van paragraaf 1 ‘Toepassingsgebied’, wordt vervangen door:

1. chloorvezels (27) op basis van het homopolymeer van vinylchloride (al of niet nagechloreerd), elastolefine (46)

2. Paragraaf 2 ‘Principe’, wordt vervangen door:

2. Principe

Uitgaande van een bekend drooggewicht van het mengsel worden de in onderdeel 1.2 vermelde

vezels in geconcentreerd zwavelzuur (d20 = 1,84 g/ml) opgelost. Het uit de chloorvezel of de elastolefine bestaande residu wordt verzameld, gewassen, gedroogd en gewogen; het gewicht wordt eventueel gecorrigeerd en uitgedrukt in procenten van het drooggewicht van het mengsel. Het percentage van het tweede bestanddeel wordt verkregen door aftrekking.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, A. Klink.

Toelichting

Algemeen

Deze regeling strekt tot uitvoering van richtlijn nr. 2007/4/EG van de Commissie van 2 februari 2007 (PbEU L 28) tot wijziging van bijlage II bij Richtlijn 96/73/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde methoden voor de kwantitatieve analyse van binaire mengsels van textielvezels met het oog op de aanpassing aan de technische vooruitgang (hierna: richtlijn 2007/4/EG).

Richtlijn 96/74/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 inzake textielbenamingen (hierna: richtlijn 96/74/EG) schrijft etikettering met de aanduiding van de vezelsamenstelling van textielproducten voor, waarbij met behulp van analyses wordt gecontroleerd of deze producten met de aanduidingen op het etiket overeenstemmen.

Richtlijn 96/73/EG voorziet in eenvormige methoden voor de kwantitatieve analyse van binaire mengsels van textielvezels.

Richtlijn 96/74/EG is aangepast aan de technische vooruitgang door de vezel elastolefine (richtlijn 2007/3/EG) toe te voegen aan de lijst van vezels in de bijlagen I en II. In de implementatie van richtlijn 2007/3/EG is reeds voorzien door middel van een dynamische verwijzing (artikel 18a, eerste lid, van het Textielartikelenbesluit). Het is noodzakelijk om eenvormige testmethoden voor elastolefine vast te stellen. Richtlijn 2007/4/EG voorziet hierin.

Transponeringstabel

In de onderstaande tabel is weergegeven op welke wijze richtlijn 2007/4/EG is geïntegreerd.

Richtlijn 2007/4/EG

Beschikking onderzoeksmethoden textielartikelen

Artikel 1

 

Bijlage

 

Onderdeel 1

Hoofdstuk 1. Algemeen, paragrafen I.3.2. en I.6.

Onderdeel 2

Hoofdstuk 2. Bijzondere methoden

A

geen implementatie vereist

B

Methode Nr. 1

C

Methode Nr. 2

D

Methode Nr. 3

E

Methode Nr. 3

F

Methode Nr. 4

G

Methode Nr. 5

H

Methode Nr. 6

I

Methode Nr. 7

J

Methode Nr. 8

K

Methode Nr. 10

L

Methode Nr. 11

M

Methode Nr. 14

Artikel 2

geen implementatie vereist

Artikel 3

geen implementatie vereist

Artikel 4

geen implementatie vereist

Administratieve lasten

Deze richtlijn heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en voor de burger.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

Naar boven