Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2007/27)

Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 25 september 2007, nummer 2007/27, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000.

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A2/5.5.5 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

5.5.5

De toegang blijft geweigerd

Indien de vreemdeling Nederland niet onmiddellijk kan verlaten, wordt een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 6, eerste lid, Vw, of vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6, eerste en tweede lid, Vw opgelegd. In het laatste geval wordt de vreemdeling in afwachting van het vertrek geplaatst in een grenslogies (zie ook A5/2.2)

Ook als de geweigerde vreemdeling zijn vrijheid wordt ontnomen, bijvoorbeeld op strafrechtelijke gronden, blijft hem de toegang geweigerd. In dat geval blijft ook de terugvoerverplichting (zie A2/5.5.7 en A2/7.1.5) in stand en blijft de mogelijkheid bestaan om hem – na expiratie van de straf – in een grenslogies zijn vrijheid te ontnemen in afwachting van zijn uitzetting (artikel 6 juncto artikel 7 Vw). Hierbij kan worden gedacht aan de situatie waarin de vreemdeling op grond van het WvSv bijvoorbeeld in een huis van bewaring wordt geplaatst. Het is dus mogelijk om de vreemdeling na vrijlating uit het huis van bewaring op grond van artikel 6 Vw zijn vrijheid te ontnemen (zie model M19 en model M118). Artikel 7 Vw is tevens van toepassing op personen in Nederlandse gevangenissen in verband met hun berechting door een internationaal gerecht.

B

Paragraaf A2/5.5.7 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

5.5.7

Verplichtingen voor geweigerde en vervoerder

Vreemdelingen aan wie de toegang is geweigerd, zijn verplicht onverwijld te vertrekken met inachtneming van de aanwijzingen van de grensbewakingsambtenaar (zie artikel 5, eerste lid, Vw).

Deze aanwijzingen kunnen onder meer betreffen het afwachten van vertrek op de grensdoorlaatpost, de weg die de vreemdeling bij het verlaten van het land moet volgen of het aan boord gaan van een schip of vliegtuig. Overtreding van deze aanwijzingen is een strafbaar feit (zie artikel 108 Vw).

De vervoerder is verplicht een vreemdeling aan wie de toegang is geweigerd onverwijld terug te nemen. Voorts dient de vervoerder, op verzoek van de grensbewakingsautoriteiten, de vreemdeling terug te brengen naar het derde land van waaruit hij werd aangevoerd, naar het derde land dat het document voor grensoverschrijding waarmee de vreemdeling heeft gereisd heeft afgegeven of naar ieder derde land waar zijn toelating is gewaarborgd. Indien dit niet binnen redelijke termijn mogelijk is, kunnen de met de verwijdering gepaard gaande kosten, waaronder ook de verblijfskosten kunnen worden begrepen, op de vervoerder worden verhaald (zie A2/7.1.7).

Tot op het tijdstip van uitvoering van de terugbrenging dienen geweigerde vreemdelingen zich op te houden in de hun daartoe door een met de grensbewaking belaste ambtenaar aangewezen ruimte, die kan worden afgesloten of op andere wijze kan worden verzekerd tegen ongeoorloofd vertrek daaruit. Dit teneinde illegale binnenkomst te verhinderen.

Indien de uitzetting van een vreemdeling aan wie ten tijde van de uitzetting de toegang was geweigerd, mislukt en hij terugkeert nadat hij aan boord van een vliegtuig of schip het Nederlands grondgebied had verlaten, dient opnieuw te worden bekeken of de vreemdeling voldoet aan de voorwaarden voor toegang. Als niet aan de voorwaarden wordt voldaan, zal de toegang tot Nederland opnieuw moeten worden geweigerd. Tevens zal, ingeval de vreemdeling op grond van artikel 65 Vw is verwijderd, de vervoerder een nieuwe aanwijzing krijgen om de vreemdeling om niet terug te voeren naar een plaats buiten Nederland (zie M30 en het voor de luchtvaart soortgelijke model als bedoeld in Hoofdstuk 5 van Annex 9 bij het Verdrag van Chicago).

De situatie is anders bij de vreemdeling die Nederland uit eigen beweging verlaat, maar aan wie door de autoriteiten van het land van bestemming of van transit de toegang wordt geweigerd en wordt teruggezonden. De vreemdeling dient bij terugkomst in Nederland wel te voldoen aan de voorwaarden voor toegang, en als niet aan de voorwaarden wordt voldaan, zal de toegang tot Nederland worden geweigerd, maar de vervoerder door wiens tussenkomst de vreemdeling terug naar Nederland is vervoerd kan in dat geval niet de verplichting van artikel 65 Vw worden opgelegd tot het vervoeren van de vreemdeling naar een plaats buiten Nederland.

C

Paragraaf A2/7.1.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.1.1

Inleiding

Wat onder vervoerder wordt verstaan, staat in artikel 2 SGC. Voor Nederland geldt dat met name de luchtvaart-, cruise- en ferrymaatschappijen, alsmede eigenaars van koopvaardijschepen en eigenaars/gebruikers van pleziervaartuigen, die één of meer vreemdelingen aanvoeren via een plaats waar buitengrenscontrole voor het Schengengebied plaatsvindt, zich aan een aantal verplichtingen moeten houden.

De volgende verplichtingen voor vervoerders zijn opgenomen in de Vw:

a. de zorgplicht (zie artikel 4 Vw);

b. de afschriftplicht (zie artikel 4 Vw);

c. de passagiersinformatieplicht (zie artikel 4 Vw), en

d. de terugvoerplicht (zie artikel 65, juncto artikel 5 Vw)

Daarnaast kan de vervoerder ingevolge artikel 65 Vw, juncto artikel 6.3 Vb, aansprakelijk worden gesteld voor de uitzettings- en verblijfskosten die door de overheid worden gemaakt met betrekking tot geweigerde vreemdelingen die niet onmiddellijk kunnen worden terugvervoerd.

De onder b genoemde afschriftplicht is een nationale bepaling. De overige bepalingen vloeien voort uit het feit dat Nederland zich heeft aangesloten bij de SUO.

D

Paragraaf A2/7.1.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.1.4

De passagiersinformatieplicht

Op grond van artikel 2.2a Vb dient de luchtvervoerder die passagiers van buiten de EU of het Schengengebied naar Nederland vervoert desgevraagd passagiersgegevens te verzamelen en aan de Nederlandse grensbewakingsautoriteiten te verstrekken.

De passagiersgegevens die op vordering van de grensbewakingsautoriteiten door de luchtvervoerder dienen te worden aangeleverd bevatten:

het nummer en de aard van het gebruikte reisdocument;

a. de nationaliteit;

b. de volledige naam;

c. de geboortedatum;

d. de grensdoorlaatpost van binnenkomst;

e. het vluchtnummer;

f. het tijdstip van vertrek en de aankomst van het vervoermiddel;

g. het totale aantal met dat vervoermiddel vervoerde passagiers, en

h. het eerste instappunt.

De passagiersgegevens worden elektronisch door de luchtvervoerder verstrekt. De ambtenaar belast met de grensbewaking, die vordert tot het verzamelen en verstrekken van de passagiersgegevens, schrijft steeds een specifieke wijze van elektronische verstrekking voor (zie artikel 2.1a VV). Voorgeschreven kan worden om de gegevens middels een daartoe ter beschikking gesteld geautomatiseerd systeem of middels een beveiligde internetverbinding aan te leveren. De door de luchtvervoerder verzamelde gegevens dienen voor het einde van de instapcontrole, de zogenaamde ‘flightclosure’, te worden overgelegd.

Op basis van ervaringsgegevens en risicoanalyses met betrekking tot illegale immigratie zal door de ambtenaar belast met de grensbewaking worden bepaald ten aanzien van welke plaatsen van vertrek en van welke luchtvervoerders de passagiersgegevens zullen worden gevorderd.

De passagiersgegevens die de luchtvervoerder op vordering van de grensbewakingsautoriteiten heeft verzameld worden niet langer dan 24 uur na aankomst door de vervoerder bewaard. Deze zullen derhalve binnen 24 uur na aankomst worden vernietigd. Dat laat onverlet de mogelijkheid die gegevens langer te bewaren waar die zijn verzameld met het oog op bijvoorbeeld de dienstverlening door de luchtvervoerder.

Voor de ambtenaar belast met de grensbewaking geldt in beginsel eveneens een bewaartermijn van 24 uur. Dit is slechts anders indien de passagiersgegevens langer nodig zijn voor de uitoefening van zijn taken. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan de toepassing van de terugvoerplicht zoals beschreven in artikel 65 Vw (zie A2/7.1.5). Hieruit volgt dat de passagiersgegevens van vreemdelingen aan wie de toegang is geweigerd bewaard kunnen worden zolang de mogelijkheid van toepassing van artikel 65, eerste lid, onder b, Vw nog openstaat. Nu de op grond van artikel 65 Vw bestaande verplichting na ten hoogste zes maanden eindigt zal in dat geval de bewaartermijn niet langer dan zes maanden beslaan.

De luchtvervoerder (luchtvaartmaatschappij) informeert de passagier omtrent de naam en de contactgegevens van zijn luchtvaartmaatschappij en de doeleinden van het verzamelen van de gegevens, namelijk het tegengaan van illegale immigratie door middel van betere grenscontroles. Verder dient de passagier door de luchtvaartmaatschappij te worden geïnformeerd over welke gegevens worden verzameld, dat de ontvangers van de gegevens de Nederlandse grensbewakingsautoriteiten zijn, en het feit dat de passagier het recht heeft om kennis te nemen van zijn gegevens en om correctie van onjuiste gegevens te verzoeken (voor zover de gegevens niet reeds zijn vernietigd).

E

Paragraaf A2/7.1.5 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.1.5

Terugvoerplicht

De vervoerder heeft de verplichting om een vreemdeling die hij naar Nederland heeft vervoerd en aan wie de toegang tot het Schengengebied is geweigerd terug te brengen naar een plaats buiten Nederland (zie artikel 26 SUO en artikel 5 juncto artikel 65 Vw).

Blijkens de toelichting bij artikel 5 Vw dient de vervoerder een vreemdeling aan wie de toegang tot het Schengengebied is geweigerd, terug te brengen naar het derde land van waaruit hij werd aangevoerd, dan wel te vervoeren naar het derde land dat het document voor grensoverschrijding waarmee de vreemdeling heeft gereisd heeft afgegeven, of naar ieder derde land waar zijn toelating is gewaarborgd.

Ingevolge artikel 65, eerste lid, Vw is deze terugvoerplicht van toepassing op de vreemdeling die Nederland onmiddellijk dient te verlaten dan wel die binnen zes maanden na binnenkomst met het oog op uitzetting is aangehouden. Voor de vaststelling van de termijn van zes maanden is beslissend het tijdstip van staande houden. De plaatsing van de vreemdeling aan boord van een schip of vliegtuig dat bij dezelfde vervoersonderneming in gebruik is, kan eventueel ook op een later tijdstip plaatsvinden. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren indien de vreemdeling kort voor het verstrijken van bedoelde termijn wordt aangetroffen.

De terugvoerplicht is niet alleen van toepassing op vreemdelingen aan wie bij binnenkomst aanstonds de toegang is geweigerd, maar ook op vreemdelingen – bijvoorbeeld bemanningsleden van schepen of transitpassagiers van vliegtuigen – aan wie aanvankelijk toegang is verleend maar die op illegale wijze zijn achtergebleven. De terugvoerplicht geldt niet alleen bij weigeringen van vreemdelingen die niet beschikken over (de juiste) documenten voor grensoverschrijding, maar ook bij weigeringen op basis van één van de andere gronden van artikel 5 SGC, zoals het niet beschikken over voldoende middelen van bestaan of het vormen van een gevaar voor de openbare orde en nationale veiligheid.

In artikel 65, tweede lid, Vw is opgenomen dat de vervoersonderneming op aanwijzing van de ambtenaar belast met de grensbewaking de vreemdeling vervoert naar een plaats buiten Nederland en daartoe zo nodig een ander middel voor terugbrenging vindt. Hiervoor worden ‘removal orders’ gehanteerd (zie M30 en het voor de luchtvaart soortgelijke model als bedoeld in Hoofdstuk 5 van Annex 9 bij het Verdrag van Chicago). Om het terugvoeren naar een plaats buiten Nederland door de vervoerder te faciliteren, wordt indien nodig door de ambtenaar belast met de grensbewaking gebruik gemaakt van de daarvoor in internationaal verband gehanteerde attesten, bedoeld voor de met immigratie/grensbewaking belaste autoriteiten in het land van bestemming (zie Appendix 9, onder 1 en 2, van de Annex 9 bij het Verdrag van Chicago).

Gedurende de gehele periode, vanaf het moment dat aan de vervoerder de aanwijzing is gegeven de vreemdeling terug te brengen naar een plaats buiten Nederland tot aan het moment dat de vreemdeling door de vervoersonderneming daadwerkelijk naar een plaats buiten Nederland, wordt gevoerd, is de vervoerder verantwoordelijk voor de vreemdeling. Dit betekent allereerst dat de vervoerder verantwoordelijk is voor de zorg van een vreemdeling wanneer deze bijvoorbeeld in de internationale lounge van de luchthaven verblijft in afwachting van zijn vertrek. Het betekent voorts dat alle kosten die door de overheid worden gemaakt en voortkomen uit het (feitelijk) verblijf van de vreemdeling in Nederland, ook ten laste kunnen komen van de vervoerder (zie A2/7.1.7).

Indien nodig, kan door de ambtenaar belast met de grensbewaking of de ambtenaar belast met het vreemdelingentoezicht aan de vreemdeling die zal worden teruggevoerd een vrijheidsbeperkende of vrijheidsontnemende maatregel worden opgelegd.

Verstekelingen

In afwachting van het daadwerkelijke vertrek van de verstekeling blijft de verantwoordelijkheid voor de verstekeling bij de vervoerder liggen. In overleg met de vervoerder kan de ambtenaar belast met de grensbewaking evenwel besluiten de verstekeling tijdelijk van boord te halen en de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6 Vw op te leggen (zie model M19 en model M118). De vervoerder blijft echter gehouden de verstekeling zo snel als mogelijk te laten vertrekken van het Nederlands grondgebied. De vervoerder wordt tijdig geïnformeerd omtrent de plaatsing aan boord van de verstekeling ter uitvoering van zijn verplichting.

In plaats van terugplaatsing aan boord kan de verstekeling, eveneens op kosten van de vervoerder, op een andere wijze worden terugvervoerd naar het land waar hij aan boord is gegaan, dan wel worden vervoerd naar het derde land dat het document voor grensoverschrijding waarmee de vreemdeling heeft gereisd, heeft afgegeven, of een ander land waar zijn toelating is gewaarborgd. Een dergelijke wijze van terugvervoeren is alleen mogelijk als deze praktisch uitvoerbaar is. Hiertoe dient de verstekeling in beginsel voldoende gedocumenteerd te zijn. Indien dit niet het geval is, dient de identiteit en/ of nationaliteit vastgesteld te worden en aan de verstekeling een vervangend reisdocument te worden verstrekt door de diplomatieke/ consulaire vertegenwoordiging van het land van bestemming. De vaststelling van de nationaliteit en identiteit en de afgifte van de vervangende reisdocumenten dient te geschieden alvorens het schip waarmee de verstekeling is aangevoerd de haven heeft verlaten. De uitvoering van de terugvoerverplichting op deze wijze mag evenwel niet ten koste gaan van een unieke verwijdermogelijkheid.

Gezagvoerders van zeeschepen kunnen zich niet onttrekken aan hun verplichtingen als bedoeld in artikel 65, derde lid, Vw, door een beroep te doen op artikel 371a Wetboek van Koophandel. In dat artikel is onder meer sprake van een bevoegdheid van de kapitein om een verstekeling bij de eerste gelegenheid die zich voordoet van boord te verwijderen. Onder ‘gelegenheid’ dient hier namelijk te worden verstaan een wettelijk geoorloofde gelegenheid, dat wil zeggen het van boord zetten van een vreemdeling mag slechts plaatsvinden na verkregen toestemming van de bevoegde autoriteiten.

Evenmin kan de kapitein zich zonder meer onttrekken aan terugplaatsing van de verstekeling aan boord, door een beroep te doen op voorschrift 8 Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee. In geval de kapitein zich op dit voorschrift beroept, dienen de omstandigheden waarop hij zich beroept door de ambtenaar belast met de grensbewaking te worden beoordeeld en te worden afgewogen tegen het belang van terugplaatsing van de verstekeling aan boord.

Vreemdelingen met een vluchtrelaas

Indien de vervoerder bij een controle constateert dat hij te maken heeft met een vreemdeling die niet of niet juist is gedocumenteerd, dient hij deze in principe niet te vervoeren. Indien de vreemdeling stelt dat zijn leven in het land van waar hij op dat moment wil vertrekken in direct gevaar is, kan de vervoerder de vreemdeling niet naar de Nederlandse vertegenwoordiging zenden om aldaar een aanvraag voor een mvv met als doel ‘asiel’ in te dienen. Indien de vervoerder in deze situatie overweegt de vreemdeling te vervoeren, dient de vervoerder contact op te nemen met de IND. Het Hoofd van de IND bepaalt dan of de betrokken vreemdeling, ook al is hij niet in het bezit van de juiste reisdocumenten, naar Nederland mag worden gebracht. Als een vervoerder een niet of niet juist gedocumenteerde vreemdeling naar Nederlands grondgebied heeft vervoerd, maar dit heeft gedaan met instemming van de betreffende ambtenaar, geldt geen terugvoerplicht en wordt geen proces-verbaal opgemaakt ter zake van vermoedelijke overtreding van artikel 4 Vw. Wel dient de vervoerder de feiten en omstandigheden zoals hij die daarbij heeft voorgelegd, deugdelijk schriftelijk vast te leggen.

F

Paragraaf A2/7.1.6 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.1.6

Strafrechtelijke aansprakelijkheid

De vervoerder kan worden vervolgd terzake van overtreding van artikel 4, eerste en tweede lid, Vw, te weten het veronachtzamen van de zorg- en afschriftplicht, alsmede terzake van overtreding van artikel 5, eerste en tweede lid, Vw en artikel 65, derde lid, Vw. Ook kan tegen de vervoerder vervolging worden ingesteld terzake van overtreding van artikel 197a WvSr, welk artikel mensensmokkel behelst.

Het college van procureurs-generaal heeft op 7 november 2005 de Richtlijn inzake strafvordering strafrechtelijke aansprakelijkheid voor de aanvoer van niet of onjuist gedocumenteerde vreemdelingen vastgesteld, welke op 1 januari 2006 in werking is getreden. De Richtlijn bevat aanwijzingen voor het OM ten aanzien van het transactie- en vervolgingsbeleid met betrekking tot artikel 4 en artikel 108 Vw.

Overtreding van artikel 4, eerste en tweede lid, Vw (het nalaten van de zorg- of afschriftplicht) kan worden bestraft met geldboete van de vierde categorie (maximaal € 11.250) of hechtenis van zes maanden (artikel 108 Vw). Proces-verbaal wordt opgemaakt in alle gevallen waarin als gevolg van het nalaten van de zorg- of afschriftplicht een niet of onjuist gedocumenteerde vreemdeling binnen Nederland is gebracht. Alle processen-verbaal worden doorgezonden aan het OM. In beginsel zal eerst een transactie worden aangeboden door het OM.

Overtreding van de artikelen 5, eerste en tweede lid, Vw en artikel 65, derde lid, Vw wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie (maximaal € 2.250) of een hechtenis van ten hoogste zes maanden (artikel 108 Vw).

Het misdrijf van artikel 197a WvSr (mensensmokkel) kan worden bestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of een geldboete van de vijfde categorie. Het derde lid van het artikel bevat de mogelijkheid tot strafverzwaring indien het feit is begaan in de uitoefening van enig ambt of beroep. Ingeval van verdenking van mensensmokkel wordt in ieder geval proces-verbaal opgemaakt en zal in beginsel onmiddellijk tot dagvaarden worden overgegaan.

G

Paragraaf A2/7.1.7 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:

7.1.7

Aansprakelijkheid voor uitzettings- en verblijfskosten

Indien het niet binnen redelijke tijd mogelijk is de vreemdeling naar een plaats buiten Nederland te vervoeren, dan kunnen de kosten van uitzetting uit Nederland, waaronder ook de verblijfskosten kunnen worden begrepen ingevolge artikel 65 Vw, juncto artikel 6.3 Vb, op die vervoersonderneming worden verhaald.

Deze kosten omvatten blijkens artikel 6.3 Vb in ieder geval de kosten verbonden aan:

a. het vervoer van de uit te zetten vreemdeling per eerste gelegenheid, doch op de wijze die, gelet op de omstandigheden, de goedkoopste is, naar een plaats buiten Nederland;

b. de begeleiding van de vreemdeling naar een plaats van vertrek uit Nederland alsmede zijn begeleiding naar een plaats buiten Nederland, voorzover deze noodzakelijk is; en

c. het verblijf van de vreemdeling in Nederland in de periode nadat de vervoersonderneming van een ambtenaar belast met grensbewaking de aanwijzing heeft gekregen de vreemdeling terug te vervoeren naar een plaats buiten Nederland.

Onder de kosten van uitzetting zijn ook begrepen de kosten van de handelingen, zoals het presenteren van een vreemdeling op de ambassade ter verkrijging van een vervangend reisdocument. De kosten waarvoor de vervoersonderneming op basis van het hiervoor genoemde onder a tot en met c aansprakelijk is, zijn opgenomen in de tarievenlijst.

Nadat een vreemdeling is terugvervoerd, leveren alle overheidsinstanties de IND een overzicht aan van de kosten die zij met betrekking tot de betreffende vreemdeling hebben gemaakt. Zij doen dit aan de hand van onderstaande tarievenlijst. Deze gestandaardiseerde tarieven betreffen de kosten van uitzetting en de kosten van verblijf die de overheid maakt met betrekking tot vreemdelingen aan wie de toegang tot Nederland is geweigerd. De tarieven zijn gebaseerd op de werkelijk gemaakte kosten van de diverse betrokken instanties. De tarieven zullen jaarlijks – per 1 januari – worden herzien en worden gepubliceerd in de Stcrt.

De IND stuurt de vervoerder vervolgens een rekening die de kosten omvat die door de diverse instanties zijn gemaakt. De instanties die het betreft, ontvangen allen een kopie van de rekening. De vervoerder dient het betreffende bedrag voorts over te maken aan de IND, waarna deze laatste de andere overheidspartijen hun aandeel doet toekomen.

Indien een vreemdeling aan wie de toegang is geweigerd een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel indient, wordt de aansprakelijkheid van de vervoerder voor de kosten voor de duur van de behandeling van de asielaanvraag opgeschort. Er zullen pas weer kosten op de vervoerder worden verhaald nadat de vreemdeling rechtmatig verwijderbaar is geworden en de ambtenaar belast met de grensbewaking de vervoerder de aanwijzing heeft gegeven de vreemdeling terug te vervoeren naar een plaats buiten Nederland.

Ook indien het uiteindelijk niet mogelijk blijkt de vreemdeling uit te zetten is de vervoerder aansprakelijk voor de kosten die gemaakt worden met betrekking tot de door hem aangevoerde geweigerde vreemdeling.

Tarievenlijst 2007

Vervoer (per vervoerde vreemdeling)

Binnen Rotterdam

€ 149,44

Van Rotterdam naar Den Haag

€ 298,88

Van Rotterdam naar Amsterdam

€ 298,88

Van Rotterdam naar Brussel

€ 448,32

Binnen Amsterdam

€ 149,44

Van Amsterdam naar Den Haag

€ 298,88

Van Amsterdam naar Rotterdam

€ 298,88

Van Amsterdam naar Brussel

€ 597,76

Vervoer naar overige bestemmingen, per vreemdeling per uur

€ 74,72

Escortering tijdens het terugvervoer

Salariskosten (per escort per uur)

€ 74,72

Kosten voor het verblijf van de escort (per escort)

variabel

Ticketkosten (per escort)

variabel

Vliegvergoeding (per escort per uur)

€ 18,42

Onkostenvergoeding (per escort per dag)

€ 12,00

Reisverzekering (per escort)

variabel

Verblijf van de geweigerde vreemdeling

Enige verblijfplaats aangewezen als plaats of ruimte bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, Vw (p.p.p.d.)

€ 217,84

Laissez passer

Kosten aanvraagproces

€ 597,00

Tolk tijdens vooronderzoek (per aanvraag)

€ 55,00

Prijs laissez passer

variabel

Overige kosten

variabel

Administratiekosten

(maximaal € 1.200 administratiekosten per vreemdeling)

8%

H

Paragraaf A4/9.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.3

Verhaal van kosten op de vervoerder

Indien het niet binnen redelijke tijd mogelijk is de vreemdeling, conform de terugvoerplicht, naar een plaats buiten Nederland te vervoeren, dan kunnen de kosten van uitzetting uit Nederland, waaronder ook de verblijfskosten kunnen worden begrepen, ingevolge artikel 65 Vw, juncto artikel 6.3 Vb, op die vervoersonderneming worden verhaald. Zie voor een nadere uitwerking van deze bepaling A2/7.1.5.

I

Paragraaf A6/2.8 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.8

De beëindiging

De vrijheidsbeperkende of -ontnemende maatregel eindigt wanneer de vreemdeling Nederland daadwerkelijk heeft verlaten, dan wel de maatregel opgeheven wordt. Indien de vreemdeling aan boord van een vliegtuig of schip niet het Nederlands grondgebied heeft verlaten (bijvoorbeeld door verzet van de vreemdeling), blijft de oorspronkelijk opgelegde maatregel van kracht. Er wordt geen nieuwe plaatsingsbeschikking genomen. Ook de oorspronkelijke toegangsweigering blijft van kracht.

Heeft de vreemdeling het Nederlands grondgebied wél verlaten en keert hij terug (bijvoorbeeld na weigering toegang door de autoriteiten van het land van bestemming of van transit), dan dient opnieuw te worden bekeken of de vreemdeling voldoet aan de voorwaarden voor toegang. Indien deze beoordeling leidt tot een (nieuwe) toegangsweigering, dient ook de maatregel van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw opnieuw te worden opgelegd en moet een nieuwe plaatsingsbeschikking worden genomen. Tevens zal, ingeval de vreemdeling op grond van artikel 65 Vw is verwijderd, de vervoerder een nieuwe aanwijzing krijgen de vreemdeling om niet terug te voeren naar een plaats buiten Nederland (zie A2/7.1.5 ).

Indien de rechtbank de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw beveelt (zie A6/6) betekent dat niet dat ook de weigering van de toegang ex artikel 3 Vw wordt opgeheven. In die gevallen kan nog steeds op grond van artikel 6, eerste lid, Vw (vrijheidsbeperking) een ruimte of plaats worden aangewezen waar de vreemdeling zich dient op te houden. Indien de toegangsweigering wordt opgeheven, bijvoorbeeld omdat aan de vreemdeling alsnog rechtmatig verblijf toekomt op grond van artikel 8, aanhef en onder a tot en met e, Vw of de rechtbank de beschikking van weigering toegang vernietigt, wordt de maatregel van artikel 6 Vw eveneens opgeheven. Voor het opheffen van de maatregel dient gebruik te worden gemaakt van Model M113.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 september 2007.
De Staatssecretaris van Justitie,
namens deze:
de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

Toelichting

Algemeen

Met de wijziging en aanpassing van de Wet, het Besluit, het Voorschrift Vreemdelingen en de onderhavige wijziging van het beleid aan Richtlijn 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004, betreffende de verplichting voor vervoerders om passiersgegevens door te geven, is de richtlijn geïmplementeerd in Nederlands recht. Hiermee is de mogelijkheid gecreëerd om vervoerders te verplichten passagiersgegevens te verzamelen en te overhandigen aan de ambtenaren belast met de grensbewaking. Het doel van de Richtlijn 2004/82/EG en de aan de vervoerders op te leggen plicht tot verstrekken van passagiersgegevens is een doeltreffende bestrijding van illegale immigratie en betere grenscontroles. Met dit WBV zijn de plichten voor de luchtvervoerder die de implementatie van de richtlijn met zich meebrengt uitgewerkt in de Vreemdelingencirculaire.

De verstrekking van passagiersgegevens stelt de met de grensbewaking belaste ambtenaar in staat om een deel van de persoonscontrole uit te voeren terwijl het vliegtuig op weg is naar Nederland. Voorts kunnen de passagiersgevens een rol spelen bij de uitoefening van de andere taken van de met de grensbewaking belaste ambtenaar. Te denken valt daarbij aan de toepassing van artikel 65 Vw (de terugvoerplicht) indien een vreemdeling de toegang is geweigerd.

Vooralsnog is er voor gekozen om geen anderen dan luchtvervoerders deze verplichting op te kunnen leggen. Het gaat hierbij om luchtvervoerders die passagiers vanuit een derde land (niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen en binnenkort ook Zwitserland) binnen het Schengengebied brengen.

De grensbewakingsautoriteiten (Koninklijke Marechaussee) beoordelen ten aanzien van welke luchthaven en luchtvervoerder passagiersgegevens gevorderd zullen worden. Vooralsnog zal overigens terughoudend met die bevoegdheid worden omgegaan. De ambtenaar belast met de grensbewaking kan zijn vordering baseren op eigen risicoanalyses maar ook op bijvoorbeeld informatie omtrent illegale immigratie van buitenlandse grensbewakingsautoriteiten of van de IND.

De Staatssecretaris van Justitie

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser

Naar boven