Regeling instelling Commissie lesbisch ouderschap en interlandelijke adoptie

Regeling van 26 september 2007, nr. 5507329/07/6, houdende instelling van een Commissie lesbisch ouderschap en interlandelijke adoptie

De Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges alsmede artikel 3 van het Vergoedingenbesluit adviescolleges;

Besluiten:

Artikel 1

Er is een Commissie lesbisch ouderschap en interlandelijke adoptie, hierna te noemen de Commissie.

Artikel 2

De Commissie heeft tot taak:

1. te adviseren over lesbisch ouderschap. De Commissie wordt verzocht hierbij

a. te bezien op welke andere wijze dan door adoptie, zoals voorgesteld in het wetsvoorstel houdende wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met verkorting van de adoptieprocedure en wijziging van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie in verband met adoptie door echtgenoten van gelijk geslacht tezamen (30 551), kan worden voorzien in een mogelijkheid voor de vrouwelijke partner van de moeder om op eenvoudige wijze ouder te worden van het kind geboren binnen de relatie van deze vrouw en de moeder, het belang van alle betrokken personen, met name ook dat van het kind, alsmede de tijd en kosten van de procedure daarbij in aanmerking nemend;

b. een beeld te schetsen van de juridische implicaties die erkenning, ouderschap van rechtswege of een nieuwe rechtsfiguur met zich brengen; en

2. te adviseren over interlandelijke adoptie, waarbij zij zich buigt over de vraag op welke wijze een evenwichtige invulling kan worden gegeven aan de belangen van adoptiekinderen enerzijds en de wensen van adoptiefouders om een gezin te vormen anderzijds en welke taak en rol van de overheid daaruit voortvloeien.

Artikel 3

1. De Commissie brengt haar advies uit aan de Minister van Justitie:

a. voor zover het betreft het lesbisch ouderschap, voor 1 november 2007;

b. voor zover het betreft de interlandelijke adoptie, voor 1 juni 2008.

2. Na het uitbrengen van de adviezen is de Commissie opgeheven.

Artikel 4

1. Tot voorzitter van de Commissie wordt benoemd: Mw. mr. N.A. Kalsbeek.

2. Tot leden van de Commissie worden benoemd:

– Prof. mr. G. R. de Groot;

– Mw. prof. dr. F. Juffer;

– Mr. A. P. van der Linden;

– Mw. mr. E. C. C. Punselie;

– Mw. mr. E. Steendijk;

– Mr. A. W. M. Willems.

3. Tot secretarissen van de Commissie worden benoemd:

– Drs. B.D. Baks;

– Mw. mr. L. van Hoppe;

– Mw. mr. J.L.M. Janse;

– Mw. mr. H. Lenters;

– Mw. H.A.T. Verleg.

Artikel 5

De archiefbescheiden van de adviescommissie worden na haar opheffing of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het Ministerie van Justitie.

Artikel 6

1. De voorzitter van de Commissie, genoemd in artikel 4, eerste lid, ontvangt een vergoeding van € 310,– per vergadering.

2. De leden van de Commissie, genoemd in artikel 4, tweede lid, ontvangen een vergoeding van € 235,– per vergadering.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2007; zij vervalt met ingang van 1 december 2008.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling instelling Commissie lesbisch ouderschap en interlandelijke adoptie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 26 september 2007.
De Minister van Justitie, E.M.H. Hirsch Ballin.De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, G. ter Horst.

Toelichting

In de brief van de minister van Justitie, mede namens de minister voor Jeugd en Gezin en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 8 juni 2007 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 551, nr. 9) is de opdracht aan en de samenstelling van de Commissie lesbisch ouderschap en interlandelijke adoptie aangekondigd, alsmede het tijdpad waarbinnen zij wordt verzocht haar bevindingen kenbaar te maken. Deze regeling voorziet in instelling van de Commissie. De opdracht aan de Commissie is tweeledig.

Het eerste gedeelte van de opdracht betreft het lesbisch ouderschap. De Commissie zal bezien op welke andere wijze dan door adoptie kan worden voorzien in een mogelijkheid voor de vrouwelijke partner van de moeder om op eenvoudige wijze ouder te worden van het kind geboren binnen de relatie van deze vrouw en de moeder, het belang van alle betrokken personen, in de eerste plaats dat van het kind, alsmede de tijd en kosten van de procedure daarbij in aanmerking nemend. Zij schetst daarbij een beeld van de juridische implicaties die erkenning, ouderschap van rechtswege of een nieuwe rechtsfiguur met zich brengen. Meer in het bijzonder gaat het daarbij om:

1. de bescherming van de positie van de biologische vader, daarbij onderscheid makend tussen de verwekker en bekende donor (met family life) enerzijds en de anonieme donor anderzijds, waarbij tevens wordt betrokken het feit dat de wet reeds de mogelijkheid kent voor een niet-biologische vader om een kind te erkennen of van rechtswege juridisch vader van het kind te worden.

2. de erkenning in den vreemde van denkbare rechtsfiguren en de problemen die niet-erkenning daarvan voor het kind en de ouders in het buitenland met zich kan brengen alsmede de mogelijkheden om in een oplossing van die problemen te voorzien.

De commissie zal bezien welke rechtsfiguur – erkenning en/of ouderschap van rechtswege, dan wel een nieuwe rechtsfiguur (zoals geopperd door de Raad van State), of toch een wijziging van de adoptieregels zoals in het wetsvoorstel houdende wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met verkorting van de adoptieprocedure en wijziging van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie in verband met adoptie door echtgenoten van gelijk geslacht tezamen (30 551) vervat – het meest adequaat tegemoet komt aan het doel van optimale bescherming van het kind en gelijke behandeling van lesbische paren met heteroparen.

Het tweede gedeelte van de opdracht betreft – kort gezegd – de vraag hoe in de toekomst om te gaan met interlandelijke adoptie. De commissie zal een en ander bezien in het licht van de bestaande kaders (het Haags Adoptieverdrag 1993 en het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind). Zij schenkt daarbij aandacht met name aan het advies van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (verder: RSJ) dat bij brief van 15 mei jl. aan de Tweede Kamer is gezonden, het pleidooi van verschillende Kamerfracties om de leeftijdscriteria bij adoptie te verruimen en het afnemende aantal voor adoptie beschikbare buitenlandse adoptiekinderen. Daarbij houdt de Commissie rekening met het feit dat het aanbod van oudere en gehandicapte adoptiekinderen juist toeneemt, terwijl voor deze kinderen slechts weinig adoptieouders te vinden zijn.

De commissieleden zijn aangezocht op basis van hun deskundigheid op het gebied van personen- en familierecht, internationaal privaatrecht en ontwikkeling van kinderen. De commissie bestaat uit 4 vrouwen en 3 mannen.

Ambtenaren van het ministerie van Justitie vervullen het secretariaat van de Commissie. Voor het onderdeel lesbisch ouderschap maakt tevens een ambtenaar van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap deel uit van het secretariaat.

Aangezien de Commissie is verzocht haar bevindingen over lesbisch ouderschap in oktober 2007 kenbaar te maken, is de Commissie al in juli 2007 met haar werkzaamheden begonnen. Om die reden is aan de regeling terugwerkende kracht verleend tot en met 1 juli 2007. De Commissie is verzocht haar bevindingen over het tweede gedeelte van haar opdracht, interlandelijke adoptie, in het voorjaar van 2008 kenbaar te maken. Om regeldruk te voorkomen is ervoor gekozen de regeling van rechtswege te laten vervallen enkele maanden nadat de Commissie haar bevindingen over het tweede gedeelte van de opdracht heeft uitgebracht.

De Minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven