Wijziging Samenwerkingsregeling politie – Koninklijke Marechaussee

24 september 2007

nr. 2007-0000033602

DGV/POL/BJZ

De Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie; handelend in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Gelet op artikel 46, tweede en derde lid, van de Politiewet 1993

Besluiten:

Artikel I

De Samenwerkingsregeling politie – Koninklijke Marechaussee wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt ‘artikel 48’ in de eerste volzin vervangen door ‘artikel 46’ en komt de tweede volzin te luiden: De samenwerking heeft betrekking op de uitvoering van of de voorbereiding op de politietaken, die de Koninklijke marechaussee zijn opgedragen in artikel 6 van de Politiewet 1993.

B

In artikel 1, derde lid, komt de tweede volzin te luiden: De afspraken worden niet geëffectueerd dan nadat het bevoegd gezag, de betrokken korpsbeheerders, de betrokken hoofdofficieren van Justitie en de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Justitie en van Defensie daarmee hebben ingestemd.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, G. ter Horst.De Minister van Justitie, E.M.H. Hirsch Ballin.

Toelichting

Op grond van artikel 1, eerste lid, van de huidige Samenwerkingsregeling politie-Koninklijke marechaussee heeft de samenwerking tussen de politie en de Koninklijke marechaussee betrekking op de uitvoering van de politietaken die de Koninklijke marechaussee zijn opgedragen in artikel 6 van de Politiewet 1993.

In de huidige samenwerkingsregeling is niet geëxpliciteerd dat onder de uitvoering van de politietaken ook de geoefendheid daarin kan worden begrepen. Uit de toelichting op de samenwerkingsregeling kan echter wel worden afgeleid dat de samenwerkingsregeling strekt tot samenwerking ten behoeve van de geoefendheid voor de uitvoering van de politietaken die aan de Koninklijke marechaussee zijn opgedragen. Zo wordt in de huidige toelichting ‘training on the job’ als voorbeeld van samenwerking aangehaald. De discongruentie tussen regeling en toelichting daarop, leidt in de praktijk tot terughoudendheid bij de toepassing van de samenwerkingsregeling ten behoeve van de geoefendheid van de aan de Koninklijk marechaussee opgedragen politietaken.

Daarom is, om buiten iedere twijfel te stellen dat ook de geoefendheid van de in artikel 6 van de Politiewet 1993 opgesomde taken onder de samenwerkingsregeling valt, door middel van de onderhavige wijzigingsregeling het een en ander in artikel 1, eerste lid, tweede volzin van de samenwerkingsregeling geëxpliciteerd.

De samenwerkingsregeling biedt hiermee voor de Koninklijke marechaussee en de politie in de praktijk ruimere mogelijkheden tot samenwerking dan voorheen. Door deze de facto verruiming en de mogelijke effecten hiervan op de uitoefening van de taken van de politie, is het van belang dat de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie hun instemming hieraan geven. In de huidige samenwerkingsregeling is overigens al de goedkeuring van de Minister van Defensie als beheerder van de Koninklijke Marechaussee vastgelegd.

Daarnaast wordt, middels het toevoegen van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de lijst met actoren de instemming moeten geven aan de voorgenomen samenwerking, voorzien in hun noodzakelijke betrokkenheid terzake.

Aan de samenwerking tussen de Koninklijke marechaussee en de politie dienen doelmatigheidsoverwegingen ten grondslag te liggen. Onder doelmatigheid wordt in dit kader verstaan het optimaliseren van de inzet van het eigen personeel en materieel ten behoeve van het uitoefenen van de eigen taak.

Deze optimalisatie kan ook worden bereikt door het sluiten van een samenwerkingsverband dat betrekking kan hebben op de voorbereiding, oftewel geoefendheid, van de politietaken zoals neergelegd in artikel 6 van de Politiewet 1993. Deze samenwerking dient zich te richten zich op het delen van kennis evenals op het ontwikkelen en het op peil houden van vaardigheden.

Tevens wordt in artikel 1, eerste lid, ‘artikel 48’ vervangen door ‘artikel 46’ hetgeen een gevolg is van een vernummering van artikelen door de wijziging van de Politiewet 1993 (Stb. 2005, 242) die inwerking is getreden op 1 mei 2006.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

De Minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin

Naar boven