Landbouwkwaliteitsregeling 2007

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 14 september 2007, nr. TRCJZ/2007/2968, houdende regels inzake de kwaliteit van landbouwproducten (Landbouwkwaliteitsregeling 2007)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de Europese verordeningen en richtlijnen met betrekking tot het in de handel brengen van verschillende landbouwproducten, alsmede gelet op artikel 10 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007;

Besluit:

Hoofdstuk 1

Biologische productiemethode

Artikel 1

Bij het in de handel brengen van of het maken van reclame voor jonge opfokhennen wordt slechts verwezen naar de biologische productiemethode indien de hennen zijn opgefokt met inachtneming van de biologische productiemethode voor het opfokken van jonge hennen zoals vastgesteld door het bestuur van de Stichting Skal.

Artikel 2

Marktdeelnemers als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van verordening (EEG) 2092/91 registreren zich bij de Stichting Skal overeenkomstig artikel 8 van deze verordening.

Artikel 3

Indien de Stichting Skal constateert dat de verordening (EEG) 2092/91 niet wordt nageleefd met betrekking tot een product waarvoor overeenkomstig die verordening aanduidingen worden gebezigd, kan zij de betreffende marktdeelnemers de verplichting opleggen om de aanduidingen van de desbetreffende producten te verwijderen of te doen verwijderen overeenkomstig artikel 9, negende lid, onder a, artikel 10, derde lid, en bijlage III, punt 9, van voornoemde verordening.

Artikel 4

Marktdeelnemers die producten direct aan de eindconsument of eindgebruiker verkopen, zijn overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van verordening (EEG) 2092/91 vrijgesteld van de toepassing van artikel 8, eerste en het tweede lid, mits zij deze producten niet produceren, bereiden of opslaan op een andere plaats dan het verkooppunt, en mits zij deze producten niet invoeren uit een derde land.

Artikel 5

1. De Minister kan, op aanvraag, in de vorm van een ontheffing een machtiging verlenen als bedoeld in artikel 11, zesde lid, van verordening (EEG) 2092/91.

2. De Minister kan, op aanvraag, in de vorm van een ontheffing een machtiging verlenen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van verordening (EEG) nr. 207/93.

Artikel 6

De Stichting Skal kan, op aanvraag, in de vorm van een ontheffing een goedkeuring als bedoeld in artikel 6, derde lid, onderdeel a, of artikel 6bis, derde lid, van verordening (EEG) nr. 2092/91 verlenen.

Artikel 7

Het aantal grootvee-eenheden, bedoeld in bijlage I, onderdeel B, punt 7.2, van verordening (EEG) 2092/91, wordt vastgesteld door 170 kg stikstof per jaar per hectare cultuurgrond te delen door de omvang van de mestproductie per dier van de betreffende diercategorie per jaar uitgedrukt in kilogrammen stikstof. De omvang van de mestproductie per dier van de onderscheiden diercategorieën per jaar, uitgedrukt in kilogrammen stikstof, is opgenomen in bijlage I bij deze regeling.

Artikel 8

De periode waarin uitlopen leeg moeten blijven als bedoeld in bijlage I, onderdeel B, punt 8.4.6 van verordening (EEG) 2092/91, wordt vastgesteld op 60 dagen, telkens na het houden van een koppel pluimvee.

Hoofdstuk 2

Het in de handel brengen van groenten en fruit

Artikel 9

Marktdeelnemers die groenten en fruit in de handel brengen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van verordening (EG) 1148/2001 verstrekken overeenkomstig het derde en vierde lid van dit artikel gegevens aan de Stichting KCB ten behoeve van het beheer van de gegevensbank door deze Stichting.

Artikel 10

Marktdeelnemers die bananen in de handel brengen, die op grond van artikel 7, eerste lid, van verordening (EG) 2898/95 worden vrijgesteld van de controle, registreren zich bij de Stichting KCB overeenkomstig artikel 7, tweede lid, van deze verordening.

Artikel 11

De Minister is als coördinerende autoriteit belast met de taken, vermeld in de artikelen 3, derde lid, 4, vierde lid, 7, zesde lid, en 10, eerste en tweede lid, van verordening (EG) 1148/2001.

Artikel 12

De Stichting KCB is belast met:

a. het verlenen van de in artikel 4, derde lid van verordening (EG) 1148/2001 bedoelde toestemming;

b. het bepalen van het minimumpercentage van de zendingen en hoeveelheden, die bij uitvoer aan een normcontrole moeten zijn onderworpen als bedoeld in artikel 5, eerste lid bis van verordening (EG) 1148/2001;

c. het verlenen van vrijstellingen en de afgifte van vrijstellingscertificaten, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van verordening (EG) 2898/95.

Artikel 13

1. De controle van groenten en fruit door de Stichting KCB geschiedt overeenkomstig:

a. de artikelen 4 en 9, en bijlage IV van verordening (EG) 1148/2001 en artikel 7 en titel VI van verordening (EG) 2200/96 bij de normcontroles op de interne markt;

b. artikel 5 en 9 van verordening (EG) 1148/2001 bij de uitvoer naar derde landen;

c. artikel 6 en 9 van verordening (EG) 1148/2001 bij de invoer uit derde landen;

d. artikel 8 en 9 van verordening (EG) 1148/2001 bij voor industriële verwerking bestemde producten.

2. De keuring en controle van bananen door de Stichting KCB geschiedt overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 7 van verordening (EG) 2898/95.

3. De keuring en controle van krenten en rozijnen door de Stichting KCB geschiedt overeenkomstig artikel 2 van verordening (EG) 1666/99.

Artikel 14

1. Indien door de Stichting KCB bij een normcontrole wordt vastgesteld dat een partij groenten of fruit, die zich in het vrije verkeer binnen de Europese Unie bevindt, niet voldoet aan de in de verordening (EG) 1148/2001 en de verordening (EG) 2200/96 gestelde eisen, wordt een verklaring van niet-conformiteit opgesteld als bedoeld in artikel 9, derde lid, van verordening (EG) 1148/2001.

2. Een partij groenten of fruit, waarvoor de Stichting KCB een verklaring van niet-conformiteit heeft afgegeven, mag niet worden vervoerd, verplaatst, verhandeld of vernietigd zonder toestemming van de Stichting KCB overeenkomstig artikel 9, derde lid, van verordening (EG) 1148/2001.

3. Voor de toestemming, bedoeld in het tweede lid kan als voorwaarde worden gesteld dat aan door de Stichting KCB gestelde eisen wordt voldaan.

Hoofdstuk 3

Het in de handel brengen van vlees van pluimvee

Artikel 15

Een slachterij die op grond van artikel 10, eerste lid, van verordening (EEG) 1538/91 het houderijsysteem bij de etikettering van zijn producten vermeldt, wordt overeenkomstig artikel 11, eerste lid, van die verordening geregistreerd bij de Stichting CPE.

Artikel 16

Indien pluimveevlees afkomstig uit landen buiten de Europese Unie de vermeldingen en aanduidingen vastgesteld op grond van artikel 9 en 10 van verordening (EEG) 1538/91 voert, gaat dit vlees vergezeld van een certificaat dat is afgegeven door de bevoegde autoriteit van het land van oorsprong overeenkomstig artikel 13 van verordening (EEG) 1538/91.

Hoofdstuk 4

Het in de handel brengen van landbouwproducten en levensmiddelen met een beschermde geografische aanduiding, oorsprongsbenaming en een bescherming als een gegarandeerde traditionele specialiteit

Artikel 17

Een aanvraag tot registratie als bedoeld in artikel 5 van verordening (EG) 510/2006 dan wel in artikel 7 van verordening (EG) 509/2006, alsmede een verzoek tot wijziging van een productdossier als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van verordening (EG) 510/2006 dan wel artikel 11, eerste lid, van verordening (EG) 510/2006, alsmede een verzoek tot annulering van een registratie als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van verordening (EG) 510/2006 wordt ingediend bij het Hoofdproductschap Akkerbouw.

Artikel 18

1. De aanvragen tot registratie, de verzoeken tot wijziging van een productdossier dan wel de verzoeken tot annulering van een registratie, worden door het Hoofdproductschap Akkerbouw bekendgemaakt in het Mededelingen- en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.

2. Iedere belanghebbende kan binnen vier weken na de bekendmaking als bedoeld in het eerste lid in het Mededelingen- en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie van een aanvraag tot registratie, een verzoek tot wijziging van een productdossier of een verzoek tot annulering van een registratie, bezwaar als bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van verordening 510/2006, dan wel bezwaar als bedoeld in artikel 7, vijfde lid, van verordening 509/2006 indienen bij het Hoofdproductschap Akkerbouw.

3. De Minister beslist met inachtneming van de voorgaande leden en de artikelen 7 en 11 van verordening (EG) 509/2006 en de artikelen 5, 9 en 12 van verordening (EG) 510/2006 omtrent:

a. de doorzending aan de Commissie van de aanvragen tot registratie;

b. de doorzending aan de Commissie van verzoeken tot wijziging van een productdossier;

c. de doorzending aan de Commissie van verzoeken tot annulering van een registratie.

Artikel 19

1. Door de Commissie voorgenomen registraties, alsmede door de Commissie voorgenomen wijzigingen van een productdossier of voorgenomen annuleringen van registraties worden door het Hoofdproductschap Akkerbouw onmiddellijk na publicatie daarvan in het Publicatieblad van de Europese Unie, bekendgemaakt in het Mededelingen- en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.

2. Door de Commissie ingeschreven registraties, alsmede door de Commissie ingeschreven wijzigingen van een productdossier alsmede door de Commissie geannuleerde registraties worden door het Hoofdproductschap Akkerbouw onmiddellijk na publicatie daarvan in het Publicatieblad van de Europese Unie, bekendgemaakt in het Mededelingen en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.

Artikel 20

1. Iedere belanghebbende kan binnen 4 maanden na de datum van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie, zijn bedenkingen daartegen kenbaar maken overeenkomstig artikel 9, tweede lid van verordening (EG) 509/2006 dan wel artikel 7, tweede lid van verordening (EG) 510/2006 door middel van toezending van een gemotiveerde verklaring aan het Hoofdproductschap Akkerbouw.

2. De Minister betrekt de in het eerste lid bedoelde verklaring in zijn overweging om al dan niet bezwaar tegen de registratie, wijziging of annulering aan te tekenen bij de Commissie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van verordening (EG) 509/2006 dan wel artikel 7, eerste lid, van verordening (EG) 510/2006.

Artikel 21

De producten, bedoeld in artikel 16, aanhef, van het besluit zijn:

a. Boeren-Leidse met sleutels in relatie tot het productdossier Boeren-Leidse met sleutels op grond van verordening (EG) 510/2006;

b. Kanterkaas, Kanternagelkaas, Kanterkomijnekaas in relatie tot het productdossier Kanterkaas, Kanternagelkaas, Kanterkomijnekaas op grond van verordening (EG) 510/2006;

c. Noord-Hollandse Edammer in relatie tot het productdossier Noord-Hollandse Edammer op grond van verordening (EG) 510/2006;

d. Noord-Hollandse Gouda in relatie tot het productdossier Noord-Hollandse Gouda op grond van verordening (EG) 510/2006;

e. Boerenkaas in relatie tot het productdossier Boerenkaas op grond van verordening (EG) 509/2006.

Hoofdstuk 5

Zuigelingenvoeding bestemd voor derde landen

Artikel 22

Volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding worden slechts uit Nederland uitgevoerd naar derde landen indien deze voldoen aan:

a. de Warenwetregeling zuigelingenvoeding 2007;

b. hetgeen de Codex Alimentarius voorschrijft inzake volledige zuigelingenvoeding dan wel opvolgzuigelingenvoeding, of

c. de regels van het land van bestemming.

Hoofdstuk 6

Het in de handel brengen van teeltmateriaal van bloembollen

Artikel 23

Onder bloembollen wordt verstaan: bollen, knollen, wortelstokken en andere voor vermeerdering of bloemproductie bestemde plantendelen van de in de bijlage II bij deze regeling onder I genoemde gewassen, voor zover zij behoren tot de daarachter onder II vermelde botanische families, geslachten of soorten.

Artikel 24

Leveranciers van teeltmateriaal van bloembollen registreren zich overeenkomstig artikel 6 van richtlijn 98/56/EG voor de activiteiten die zij uit hoofde van deze richtlijn uitoefenen bij de Stichting BKD.

Artikel 25

De aanvraag tot registratie vindt plaats door inzending van een volledig ingevuld, door de Stichting BKD te verstrekken aanvraagformulier dat vergezeld gaat van de volgende bescheiden:

a. een kopie van een geldig legitimatiebewijs van de aanvrager;

b. een bewijs van inschrijving in het handelsregister, dat door de bevoegde instantie niet langer dan twee maanden vóór de datum van aanvraag tot registratie is afgegeven.

Hoofdstuk 7

Toezichthouders

Artikel 26

Als personen belast met het toezicht op de naleving als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Landbouwkwaliteitswet worden aangewezen:

a. de keurmeesters van de Stichting BKD;

b. de keurmeesters en controleurs van de Stichting COKZ;

c. de controleurs en inspecteurs van de Stichting CPE;

d. de daartoe gekwalificeerde medewerkers van de Stichting KCB;

e. de inspecteurs van de Stichting Skal;

f. de ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit te ’s-Gravenhage;

g. de ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst te ’s-Gravenhage.

Hoofdstuk 8

Overige bepalingen

Artikel 27

Het RIKILT-Instituut voor Voedselveiligheid te Wageningen wordt aangewezen als erkend nationaal referentielaboratorium voor onderzoek naar watergehalte pluimveevlees als bedoeld in artikel 14bis, tiende lid, van verordening (EEG) 1538/91.

Artikel 28

De volgende regelingen worden ingetrokken:

a. Landbouwkwaliteitsregeling aanwijzing groenten en fruit;

b. Landbouwkwaliteitsregeling biologische productiemethode 1996;

c. Landbouwkwaliteitsregeling controle groenten en fruit 1993

d. Landbouwkwaliteitsregeling delegatie bevoegdheden eieren;

e. Landbouwkwaliteitsregeling etikettering rundvlees;

f. Landbouwkwaliteitsregeling geografische aanduidingen, oorsprongsbenamingen en specificiteitscertificeringen;

g. Landbouwkwaliteitsbeschikking vrijstellingen, ontheffingen en nadere voorschriften groenten en fruit;

h. Landbouwkwaliteitsregeling zuigelingenvoeding 1994;

i. Vrijstellingsregeling grootverpakkingen zuigelingenvoeding;

j. Besluit aanwijzing toezichthouders Landbouwkwaliteitswet;

k. De Regeling van de Minister van Landbouw en Visserij van 15 augustus 1977 inzake het rijkstoezicht op de controle-instellingen (Stcrt. 1977, 159).

Artikel 29

Deze regeling wordt aangehaald als: Landbouwkwaliteitsregeling 2007.

Artikel 30

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 14 september 2007.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg.

Bijlage I als bedoeld in artikel 7 van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007

Omvang van de mestproductie voor de onderscheiden diercategorieën, uitgedrukt in kilogrammen stikstof per dier per jaar als bedoeld in artikel 7

Diersoorten

Onderscheiden categorieën dieren binnen de diersoorten

Omvang mestproductie per dier van de onderscheiden diercategorieën per jaar, uitgedrukt in kilogrammen stikstof

I Rundvee

Fok- en gebruiksvee

 
 

– Melk- en kalfkoeien (alle koeien die ten minste één maal hebben gekalfd en die voor de melkproductie of de fokkerij worden gehouden; ook koeien die drooggezet zijn alsmede koeien die worden vetgemest en in de mesttijd worden gemolken)

96,1

 

In grupstal met vaste mest

90,6

 

In potstal met vaste mest

86,4

 

– Vrouwelijk jongvee (alle vrouwelijke dieren die nog nooit gekalfd hebben en die worden aangehouden voor de vervanging van de eigen veestapel of de veestapel van derden; ook drachtige dieren die niet eerder hebben gekalfd):

 
 

– jonger dan 1 jaar

32,3

 

– 1 jaar en ouder

66,0

 

– Stieren voor de fokkerij (stieren bestemd voor het fokken van melk- of vleesvee):

 
 

– jonger dan 1 jaar

26,7

 

– 1 jaar en ouder

51,0

   
 

Roodvleesproductie

 
 

– Weide- en zoogkoeien (koeien die niet meer worden gemolken, maar worden vetgeweid)

66,2

 

– Vleesstieren, alsook vrouwelijke dieren en ossen die op dezelfde wijze worden gemest (vee dat tot ca. 16 maanden wordt gemest voor roodvlees):

 
 

– startkalf t.b.v. vleesstier, ca. 0 tot 3 maanden (kalveren die worden opgefokt van ca. 0 tot ca. 3 maanden, waarna ze voor afmesting aan een ander bedrijf worden geleverd)

6,6

 

– van startkalf tot vleesstier, ca. 3 tot ca. 16 maanden (kalveren die zijn aangeleverd als startkalf van ca. 3 maanden en die verder worden afgemest tot vleesstier van ca. 16 maanden)

27,2

 

– vleesstier, ca. 0 tot ca. 16 maanden (stieren die worden gemest van ca. 0 tot ca. 16 maanden)

23,4

 

– Overig vleesvee (vee bestemd voor roodvleesproductie, dat niet behoort tot de categorieën ‘weidekoeien’ of ‘vleesstieren’; ook vleesstieren, vrouwelijkedieren en ossen ouder dan ca. 16 maanden):

 
 

– jonger dan 1 jaar

26,4

 

– 1 jaar en ouder

65,4

   

II Varkens

Fokkerij/vermeerdering

 
 

– Fokzeugen (ten minste éénmaal gedekt of geïnsemineerd: guste zeugen, gedekte maar nog niet drachtige zeugen, drachtige zeugen, zeugen met biggen, zeugen waarvan de biggen gespeend zijn):

 
 

– waarvan de biggen aan een ander bedrijf worden geleverd ca. 6 weken na hun geboorte (ook fokzeugen die nog geen biggen hebben)

12,0

 

– waarvan de biggen worden gehouden tot een gewicht van ca. 25 kg (ook fokzeugen waarvan de biggen op het eigen bedrijf worden gehouden)

15,3

 

– Opfokzeugen (jonge zeugen, nooit gedekt of geïnsemineerd, gehouden voor de fokkerij):

 
 

– van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (aangeleverde opfokzeugen van ca. 25 kg die worden afgeleverd op ca. 7 maanden of iets ouder; ook opfokzeugen afkomstig van het eigen bedrijf van exact 25 kg, die worden afgeleverd op ca. 7 maanden)

5,9

 

– van ca. 7 maanden tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn aangeleverd op ca. 7 maanden of iets jonger, tot de eerste dekking)

9,1

 

– van ca. 25 kg tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn aangeleverd op ca. 25 kg, die niet op 7 maanden worden afgeleverd, maar worden aangehouden tot de eerste dekking; ook opfokzeugen afkomstig van het eigen bedrijf die worden aangehouden van exact

6,1

 

– Opfokberen van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (jonge nog niet dekrijpe beren, die worden aangehouden voor de fokkerij, van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden of iets ouder; ook beren afkomstig van het eigen bedrijf vanaf exact 25 kg)

5,5

 

– Dekberen, van ca. 7 maanden en ouder (dekrijpe beren – ook zoekberen – van ca. 7 maanden en ouder; ook aangeleverde beren van iets jonger dan 7 maanden; beren afkomstig van het eigen bedrijf te rekenen vanaf exact 7 maanden)

11,7

 

– Biggen, aangeleverd op ca. 6 weken, tot ca. 25 kg (gespeende biggen die op ca. 6 weken zijn aangeleverd, die worden afgeleverd op ca. 25 kg; ook op 6 weken aangeleverde biggen die op het eigen bedrijf worden aangehouden voor de mesterij, tot exact 25 kg)

2,0

   
 

Mesterij

 
 

– Slachtzeugen (zeugen die niet meer gebruikt worden voor de fokkerij, maar worden afgemest)

12,8

 

– Vleesvarkens (varkens 6,1 die doorgaans worden gemest vanaf ca. 25 kg of iets lichter tot ca. 110 kg; ook biggen afkomstig van het eigen, gesloten bedrijf vanaf exact 25kg)

6,1

   

III Kippen

Legrassen

 
 

– Opfokhennen en -hanen van legrassen, jonger dan ca. 18 weken (opfokhennenen -hanen voor de vervanging van hennen enhanen van legrassen,inclusief (groot)ouderdieren, die worden afgeleverd op ca. 18 weken; dieren die op het eigen bedrijf worden aangehouden worden tot exact 18 weken meegeteld)

0,159

 

– Hennen en hanen van legrassen, ca. 18 weken en ouder (hennen en hanen – inclusief (groot)ouderdieren – die zijn aangeleverd op ca. 18 weken; ook van het eigen bedrijf afkomstige hennen en hanen – inclusief (groot)ouderdieren -, vanaf exact 18 weken)

0,371

   
 

Vleesrassen

 
 

– Opfokhennen en -hanen van vleesrassen, jonger dan ca. 19 weken (opfokhennen en -hanen ter vervanging van (groot-)ouderdieren van vleesrassen, die worden afgeleverd op ca. 19 weken; dieren die op het eigen bedrijf worden aangehouden worden tot exact 19 weken meegeteld)

0,110

 

– Ouderdieren van vleesrassen, ca. 19 weken en ouder (ouderdieren – inclusief grootouderdieren – van vleesrassen, die zijn aangeleverd op ca. 19 weken; ook van het eigen bedrijf afkomstige (ouder)dieren, vanaf exact 19 weken)

0,411

 

– Vleeskuikens (kuikens die voor de slacht worden afgeleverd)

0,332

   

IV Kalkoenen

Voor broedeieren

 
 

– Hennen en hanen voor de productie van broedeieren:

 
 

– ca. 0 tot ca. 6 weken (hennen en hanen van ca. 0 tot ca. 6 weken, gehouden op een quarantainebedrijf)

0,290

 

– ca. 6 tot ca. 30 weken (hennen en hanen van ca. 6 tot ca. 30 weken, gehouden op een opfokbedrijf)

1,165

 

– ca. 30 weken en ouder (hennen en hanen van ca. 30 weken en ouder)

1,513

   
 

Vleeskalkoenen

 
 

– Vleeskalkoenen (vanaf het opzetten bij aanvang van de mestperiode tot de aflevering voor de slacht)

0,884

   

V Schapen

– Fokschapen, inclusief de lammeren tot ca. 25 kg (alle ooien die ten minste éénmaal hebben gelammerd)

10,3

 

– Overige schapen (alle lammeren zwaarder dan 25 kg, alle fokrammen en overhouders)

9,3

   

VI Geiten

– Melkgeiten, inclusief lammeren tot ca. 10 kg (alle geiten die ten minste éénmaal hebben gelammerd)

7,3

 

– Overige geiten (geitelammeren en opfokgeiten zwaarder dan ca. 10 kg en bokken)

5,2

   

VII Eenden

– Ouderdieren van vleeseenden (opfok- en legeenden)

0,50

 

– Vleeseenden (eenden die worden gehouden voor de slacht)

0,39

   

VIII Konijnen

– Voedsters, inclusief de niet-gespeende jongen (alle vrouwelijke dieren die ten minste éénmaal zijn gedekt)

1,24

 

– Fokrammen (rammen bestemd voor het fokken van vleeskonijnen)

0,75

 

– Opfokkonijnen (jonge nog niet dekrijpe konijnen, die worden aangehouden voor de fokkerij, vanaf de leeftijd van ca. 80 dagen tot de eerste dekking)

1,01

 

– Vleeskonijnen (jonge konijnen vanaf het spenen tot de leeftijd van ca. 80 dagen; ook opfokkonijnen tot 80 dagen)

0,40

   

IX Parelhoenders

– Vleesparelhoenders

0,437

Bijlage II als bedoeld in artikel 23 van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007

I

II

Bravoa

Agavaceae

Polianthes

Agavaceae

Pseudobravoa

Agavaceae

  

Allium

Alliaceae

Ancrumia

Alliaceae

Androstephium

Alliaceae

Bessera

Alliaceae

Bloomeria

Alliaceae

Brodiaea

Alliaceae

Caloscordum

Alliaceae

Dandya

Alliaceae

Dichelostemma

Alliaceae

Erinna

Alliaceae

Garaventia

Alliaceae

Gethyum

Alliaceae

Gilliesia

Alliaceae

Ipheion

Alliaceae

Latace

Alliaceae

Leucocoryne

Alliaceae

Miersia

Alliaceae

Milla

Alliaceae

Milula

Alliaceae

Muilla

Alliaceae

Nectaroscordum

Alliaceae

Nothoscordum

Alliaceae

Petronymphe

Alliaceae

Solaria

Alliaceae

Speea

Alliaceae

Trichlora

Alliaceae

Tristagma

Alliaceae

Triteleia

Alliaceae

Triteleiopsis

Alliaceae

Tulbaghia

Alliaceae

  

Amaryllis

Amaryllidaceae

Ammocharis

Amaryllidaceae

Apodolirion

Amaryllidaceae

Bokkeveldia

Amaryllidaceae

Boophone

Amaryllidaceae

Braxireon

Amaryllidaceae

Brunsvigia

Amaryllidaceae

Caliphruria

Amaryllidaceae

Calostemma

Amaryllidaceae

Carpolyza

Amaryllidaceae

Castellanoa

Amaryllidaceae

Champmanolirion

Amaryllidaceae

Chlidanthus

Amaryllidaceae

Clivia

Amaryllidaceae

Crinum

Amaryllidaceae

Cryptostephanus

Amaryllidaceae

Cybistetes

Amaryllidaceae

Cyrtanthus

Amaryllidaceae

Elisena

Amaryllidaceae

Eucharis

Amaryllidaceae

Eucrosia

Amaryllidaceae

Eustephia

Amaryllidaceae

Famatina

Amaryllidaceae

Galanthus

Amaryllidaceae

Gemmaria

Amaryllidaceae

Gethyllis

Amaryllidaceae

Griffinia

Amaryllidaceae

Habranthus

Amaryllidaceae

Haemanthus

Amaryllidaceae

Hannonia

Amaryllidaceae

Haylockia

Amaryllidaceae

Hessea

Amaryllidaceae

Hieronymiella

Amaryllidaceae

Hippeastrum

Amaryllidaceae

Hyline

Amaryllidaceae

Hymenocallis

Amaryllidaceae

Ismene

Amaryllidaceae

Lapiedra

Amaryllidaceae

Leucojum

Amaryllidaceae

Lycoris

Amaryllidaceae

Mathieua

Amaryllidaceae

Namaquanula

Amaryllidaceae

Narcissus

Amaryllidaceae

Pamianthe

Amaryllidaceae

Pancratium

Amaryllidaceae

Paramongaia

Amaryllidaceae

Phaedranassa

Amaryllidaceae

Placea

Amaryllidaceae

Plagiolirion

Amaryllidaceae

Proiphys

Amaryllidaceae

Pseudostenomesson

Amaryllidaceae

Pyrolirion

Amaryllidaceae

Rauhia

Amaryllidaceae

Rhodophiala

Amaryllidaceae

Scadoxus

Amaryllidaceae

Sprekelia

Amaryllidaceae

Stenomesson

Amaryllidaceae

Sternbergia

Amaryllidaceae

Strumaria

Amaryllidaceae

Tedingea

Amaryllidaceae

Traubia

Amaryllidaceae

Ungernia

Amaryllidaceae

Urceolina

Amaryllidaceae

Vagaria

Amaryllidaceae

Vallota

Amaryllidaceae

Zephyranthes

Amaryllidaceae

  

Aphyllanthes

Aphyllanthaceae

  

Amorphophallus

Araceae

Arisaema

Araceae

Arum

Araceae

Biarum

Araceae

Dracontium

Araceae

Dracunculus

Araceae

Helicodiceros

Araceae

Pinellia

Araceae

Sauromatum

Araceae

Zantedeschia

Araceae

  

Asphodelus

Asphodelaceae

Bulbine

Asphodelaceae

Bulbinella

Asphodelaceae

Eremurus

Asphodelaceae

Hemiphylacus

Asphodelaceae

Jodrellia

Asphodelaceae

Paradisea

Asphodelaceae

Simethis

Asphodelaceae

Trachyandra

Asphodelaceae

  

Dahlia

Asteraceae

  

Begonia tuberhybrida

Begoniaceae

  

Blanfordia

Blanfordiaceae

  

Canna

Cannaceae

  

Androcymbium

Colchicaceae

Baeometra

Colchicaceae

Bulbocodium

Colchicaceae

Burchardia

Colchicaceae

Camptorrhiza

Colchicaceae

Colchicum

Colchicaceae

Gloriosa

Colchicaceae

Hexacyrtis

Colchicaceae

Iphigenia

Colchicaceae

Littonia

Colchicaceae

Merendera

Colchicaceae

Neodregea

Colchicaceae

Onixotis

Colchicaceae

Ornithoglossum

Colchicaceae

Sandersonia

Colchicaceae

Wurmbea

Colchicaceae

  

Cyanastrum

Cyanastraceae

  

Eriospermum

Eriospermaceae

  

Albuca

Hyacinthaceae

Alrawia

Hyacinthaceae

Amphisiphon

Hyacinthaceae

Androsiphon

Hyacinthaceae

Bellevalia

Hyacinthaceae

Bowiea

Hyacinthaceae

Brimeura

Hyacinthaceae

Camassia

Hyacinthaceae

Chionodoxa

Hyacinthaceae

Chlorogalum

Hyacinthaceae

Daubenya

Hyacinthaceae

Dipcadi

Hyacinthaceae

Drimia

Hyacinthaceae

Drimiopsis

Hyacinthaceae

Eucomis

Hyacinthaceae

Fortunatia

Hyacinthaceae

Galtonia

Hyacinthaceae

Hastingsia

Hyacinthaceae

Hesperocallis

Hyacinthaceae

Hyacinthella

Hyacinthaceae

Hyacinthoides

Hyacinthaceae

Hyacinthus

Hyacinthaceae

Lachenalia

Hyacinthaceae

Ledebouria

Hyacinthaceae

Leopoldia

Hyacinthaceae

Litanthus

Hyacinthaceae

Massonia

Hyacinthaceae

Muscari

Hyacinthaceae

Muscarimia

Hyacinthaceae

Neopatersonia

Hyacinthaceae

Ornithogalum

Hyacinthaceae

Polyxena

Hyacinthaceae

Pseudogaltonia

Hyacinthaceae

Pseudomuscari

Hyacinthaceae

Puschkinia

Hyacinthaceae

Rhadamanthus

Hyacinthaceae

Rhodocodon

Hyacinthaceae

Schizobasis

Hyacinthaceae

Schoenolirion

Hyacinthaceae

Scilla

Hyacinthaceae

Sypharissa

Hyacinthaceae

Thuranthos

Hyacinthaceae

Urginea

Hyacinthaceae

Veltheimia

Hyacinthaceae

Whiteheadia

Hyacinthaceae

  

Curculigo

Hypoxidaceae

Empodium

Hypoxidaceae

Hypoxidia

Hypocidaceae

Hypoxis

Hypoxidaceae

Molineria

Hypoxidaceae

Pauridia

Hypoxidaceae

Rhodohypoxis

Hypoxidaceae

Saniella

Hypoxidaceae

Spiloxene

Hypoxidaceae

  

Ainea

Iridaceae

Alophia

Iridaceae

Anapalina

Iridaceae

Anomatheca

Iridaceae

Antholyza

Iridaceae

Aristea

Iridaceae

Babiana

Iridaceae

Barnardiella

Iridaceae

Belamcanda

Iridaceae

Bobartia

Iridaceae

Calydorea

Iridaceae

Cardenanthus

Iridaceae

Chasmanthe

Iridaceae

Cipura

Iridaceae

Cobana

Iridaceae

Crocosmia

Iridaceae

Crocus

Iridaceae

Cypella

Iridaceae

Devia

Iridaceae

Dierama

Iridaceae

Dietes

Iridaceae

Diplarrhena

Iridaceae

Duthiastrum

Iridaceae

Eleutherine

Iridaceae

Ennealophus

Iridaceae

Eurynotia

Iridaceae

Ferraria

Iridaceae

Fosteria

Iridaceae

Galaxia

Iridaceae

Geissorhiza

Iridaceae

Gelasine

Iridaceae

Geosiris

Iridaceae

Gladiolus

Iridaceae

Gynandriris

Iridaceae

Herbertia

Iridaceae

Hermodactylus

Iridaceae

Hesperantha

Iridaceae

Hesperoxiphion

Iridaceae

Hexaglottis

Iridaceae

Homeria

Iridaceae

Iris excl. I.germanica, I.kaempferi, I.ensata, I.pumila, I.foetidissima, I.laevigata, I.sibirica, I.japonica (incl. I.Chinensis), I.chryso-

Iridaceae

graphes, I.halophila (I.spuria ssp halophila) en I.spuria

 

Isophysis

Iridaceae

Ixia

Iridaceae

Kelissa

Iridaceae

Klattia

Iridaceae

Lapeirousia

Iridaceae

Larentia

Iridaceae

Lethia

Iridaceae

Libertia

Iridaceae

Mastigostyla

Iridaceae

Melasphaerula

Iridaceae

Micranthus

Iridaceae

Moraea

Iridaceae

Nemastylis

Iridaceae

Neomarica

Iridaceae

Nivenia

Iridaceae

Olsynium

Iridaceae

Onira

Iridaceae

Orthrosanthus

Iridaceae

Pardanthopsis

Iridaceae

Patersonia

Iridaceae

Phalocallis

Iridaceae

Pillansia

Iridaceae

Pseudotrimezia

Iridaceae

Radinosiphon

Iridaceae

Rheome

Iridaceae

Rigidella

Iridaceae

Roggeveldia

Iridaceae

Romulea

Iridaceae

Savannosiphon

Iridaceae

Schizostylis

Iridaceae

Sessilanthera

Iridaceae

Sessilistigma

Iridaceae

Solenomelus

Iridaceae

Sparaxis

Iridaceae

Sphenostigma

Iridaceae

Syringodea

Iridaceae

Tapeinia

Iridaceae

Thereianthus

Iridaceae

Tigridia

Iridaceae

Trimezia

Iridaceae

Tritonia

Iridaceae

Tritoniopsis

Iridaceae

Watsonia

Iridaceae

Witsenia

Iridaceae

Zygotritonia

Iridaceae

  

Ixiolirion

Ixioliriaceae

  

Calochortus

Liliaceae

Cardiocrinum

Liliaceae

Erythronium

Liliaceae

Fritillaria

Liliaceae

Gagea

Liliaceae

Korolkowia

Liliaceae

Lilium

Liliaceae

Lloydia

Liliaceae

Nomocharis

Liliaceae

Notholirion

Liliaceae

Tulipa

Liliaceae

  

Zigadenus

Melanthiaceae

  

Mirabilis

Nyctaginaceae

  

Oxalis

Oxalidaceae

  

Cyclamen excl. C. persicum cultivars

Primulaceae

  

Anemone apennina

Ranunculaceae

A. blanda

Ranunculaceae

A. coronaria

Ranunculaceae

A. cylindrica

Ranunculaceae

A. flaccida

Ranunculaceae

A. fulgens

Ranunculaceae

A. ranunculoides

Ranunculaceae

A. trifolia

Ranunculaceae

Eranthis

Ranunculaceae

Ranunculus ficaria

Ranunculaceae

R. asiaticus

Ranunculaceae

R. millefoliatus

Ranunculaceae

  

Conanthera

Tecophilaeaceae

Cyanella

Tecophilaeaceae

Odontostomum

Tecophilaeaceae

Tecophilaea

Tecophilaeaceae

Walleria

Tecophilaeaceae

Zephyra

Tecophilaeaceae

  

Abolboda

Xyridaceae

Achlyphila

Xyridaceae

Aratitiyopea

Xyridaceae

Orectanthe

Xyridaceae

Xyris

Xyridaceae

  

Aframomum

Zingiberaceae

Alpinia

Zingiberaceae

Amomum

Zingiberaceae

Aulotandra

Zingiberaceae

Boesenbergia

Zingiberaceae

Burbidgea

Zingiberaceae

Camptandra

Zingiberaceae

Caulokaempferia

Zingiberaceae

Cautleya

Zingiberaceae

Curcuma

Zingiberaceae

Curcumorpha

Zingiberaceae

Cyphostigma

Zingiberaceae

Elettaria

Zingiberaceae

Elettariopsis

Zingiberaceae

Etlingera

Zingiberaceae

Gagnepainia

Zingiberaceae

Geocharis

Zingiberaceae

Geostachys

Zingiberaceae

Globba

Zingiberaceae

Haniffia

Zingiberaceae

Haplochorema

Zingiberaceae

Hedychium

Zingiberaceae

Hemiorchis

Zingiberaceae

Hitchenia

Zingiberaceae

Hornstedtia

Zingiberaceae

Kaempferia

Zingiberaceae

Leptosolena

Zingiberaceae

Mantisia

Zingiberaceae

Nanochilus

Zingiberaceae

Paracautleya

Zingiberaceae

Parakeampferia

Zingiberaceae

Plagiostachys

Zingiberaceae

Pleuranthodium

Zingiberaceae

Pommereschea

Zingiberaceae

Pyrgophyllum

Zingiberaceae

Renealmia

Zingiberaceae

Rhynchanthus

Zingiberaceae

Riedelia

Zingiberaceae

Roscoea

Zingiberaceae

Scaphochlamys

Zingiberaceae

Siliquamomum

Zingiberaceae

Siphonochilus

Zingiberaceae

Stadiochilus

Zingiberaceae

Stahlianthus

Zingiberaceae

Vanoverberghia

Zingiberaceae

Zingiber

Zingiberaceae

Toelichting

Algemeen

De Landbouwkwaliteitswet (hierna: wet) biedt een wettelijk kader voor kwaliteitsnormen voor het in de handel brengen van landbouwproducten. Deze wet is onlangs gewijzigd in verband met onder meer het vervallen van de aansluitplicht.1

Naar aanleiding daarvan wordt ook de onderliggende regelgeving aangepast. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt ook meer in het algemeen deze regelgeving vergaand te vereenvoudigen.

Onderhavige regeling strekt tot uitvoering van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 (hierna: het besluit). Het besluit en deze regeling leiden tot intrekking van circa 10 algemene maatregelen van bestuur en 11 Ministeriële regelingen.

Dit draagt bij aan de doelstelling van het staande kabinetsbeleid tot vereenvoudiging en vermindering van regelgeving en waar mogelijk vermindering van administratieve lasten voor burgers en overheid.

In de onderhavige regeling zijn de bestaande kwaliteitsregelingen samengevoegd ten aanzien van verschillende landbouwproducten. Het betreft met name vlees van pluimvee, groenten en fruit, teeltmateriaal van bloembollen en zuigelingenvoeding. Voorts zijn de regels samengevoegd ten aanzien van verschillende aanduidingen: biologische landbouw, geografische aanduidingen, oorsprongsbenamingen en gegarandeerde traditionele specialiteiten.

De onderhavige integrale uitvoeringsregeling strekt uitsluitend tot implementatie van EU-regelgeving. De nationale aanvullende bepalingen zijn geschrapt. Dit leidt tot een eenvoudige en overzichtelijke regeling.

Deze regeling is in nauw overleg met het betrokken bedrijfsleven tot stand gekomen alsmede met de betrokken uitvoerende instellingen en productschappen.

Inhoud van de regeling

In deze regeling wordt nadere invulling gegeven aan artikel 10 van het besluit. Ingevolge dat artikel kan Onze Minister nadere regels stellen voor zover dat voor een goede uitvoering van de in het besluit genoemde Europese verordeningen en richtlijnen noodzakelijk is. De inhoudelijke bepalingen zijn al zoveel mogelijk in het besluit aangeduid zodat onderhavige regeling nog slechts de hoogst noodzakelijke detaillering regelt. De gedetailleerde uitvoeringsbepalingen hebben met name betrekking op de volgende onderwerpen:

– informatieverplichtingen;

– registratieverplichtingen;

– specifieke maatregelen/verplichtingen;

– vrijstellingen en ontheffingen.

Deze materie werd voorheen geregeld in de desbetreffende Landbouwkwaliteitsregelingen. Ook kwam het voor dat dergelijke bepalingen in de desbetreffende Landbouwkwaliteitsbesluiten waren opgenomen. De genoemde onderwerpen zijn dus niet nieuw.

De regeling dient zoals aangegeven ter implementatie van Europese verordeningen en richtlijnen ten aanzien van het in de handel brengen van landbouwproducten en bepaalde aanduidingen. Deze verordeningen en richtlijnen zijn regelmatig aan wijziging onderhevig. Derhalve is er voor gekozen, waar mogelijk, te werken met dynamische verwijzingen.

De opbouw van de regeling is als volgt:

Hoofdstuk 1 De biologische productiemethode

Hoofdstuk 2 Het in de handel brengen van groenten en fruit

Hoofdstuk 3 Het in de handel brengen van vlees van pluimvee

Hoofdstuk 4 Het in de handel brengen van landbouwproducten en levensmiddelen met een beschermde geografische aanduiding, oorsprongsbenaming en een bescherming als gegarandeerde traditionele specialiteit

Hoofdstuk 5 Zuigelingenvoeding bestemd voor derde landen

Hoofdstuk 6 Teeltmateriaal van bloembollen

Hoofdstuk 7 Toezichthouders

Hoofdstuk 8 Overige bepalingen

Hieronder zal per hoofdstuk nader worden ingegaan op de specifieke uitvoeringsbepalingen.

Hoofdstuk 1. Biologische productiemethode

In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van verordening (EEG) 2092/91 inzake de biologische productiemethode.

Artikel 1 is overgenomen uit de Landbouwkwaliteitsregeling biologische productiemethode 1996 (artikel 2a). In artikel 2 is bepaald dat iedere marktdeelnemer zich dient te registreren bij de Stichting Skal. Deze registratieplicht vloeit voort uit artikel 8 van verordening (EEG) 2092/91 op grond waarvan iedere marktdeelnemer de bevoegde instantie van de lidstaat in kennis dient te stellen van het produceren, bereiden, opslaan of invoeren uit een derde land van biologische producten om die in de handel te brengen.

In artikel 3 is een specifieke maatregel opgenomen die de Stichting Skal kan opleggen om de aanduidingen van de producten te verwijderen of te doen verwijderen overeenkomstig artikel 9, negende lid, onder a, artikel 10, derde lid en bijlage III, punt 9, van voornoemde verordening.

In de artikelen 4, 5 en 6 zijn de vrijstellingen en ontheffingen opgenomen die mogelijk zijn op grond van verordening (EEG) 2092/91. Voor het overige zij erop gewezen dat het niet nodig is in de onderhavige regeling apart te voorzien in de bevoegdheid van de Stichting Skal voor het verlenen van de ontheffingen omdat dit reeds voortvloeit uit de in artikel 15 van het besluit genoemde bevoegdheid van de Stichting Skal.

De materie van dit hoofdstuk werd voorheen geregeld in het Landbouwkwaliteitsbesluit biologische productiemethode en de Landbouwkwaliteitsregeling biologische productiemethode 1996.

Hoofdstuk 2. Het in de handel brengen van groenten en fruit

In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen voor het controleren van de Europese handelsnormen ten aanzien van groenten en fruit, bananen, krenten en rozijnen.

In de desbetreffende Europese verordeningen zijn verschillende informatieverplichtingen opgenomen. In artikel 9 van onderhavige regeling is de verplichting opgenomen uit verordening (EG) 1148/2001 voor marktdeelnemers die groenten en fruit in de handel brengen om gegevens te verstrekken aan de Stichting KCB.

In deze verordening zijn nog andere verplichtingen opgenomen om gegevens te verstrekken namelijk in artikel 4, tweede lid, artikel 5, eerste lid, en artikel 6, eerste lid.

De Minister vervult als coördinerende autoriteit een aantal taken die zijn vastgelegd in artikel 11. Het betreft het toezien op de gegevensbank en het verstrekken van verschillende gegevens zoals gegevens over de invoer van groenten en fruit.

Op basis van verordening (EEG) 1148/2001 en verordening (EG) 2898/95 is het mogelijk dat de lidstaat toestemmingen of vrijstellingen verleent aan bedrijven die aan bepaalde voorwaarden voldoen. In artikel 12 zijn deze mogelijkheden opgenomen en is daarbij bepaald dat de Stichting KCB deze verleent. In de handelsnormen voor groenten en fruit, bananen en krenten en rozijnen is gedetailleerd voorgeschreven hoe de controles plaats dienen te vinden. Voor alle duidelijkheid is in artikel 13 bepaald dat de Stichting KCB zich aan deze controlemethoden dient te houden. In artikel 14 zijn specifieke maatregelen opgenomen die voortvloeien uit artikel 9 van verordening (EEG) 1148/2001.

Bovengenoemde materie werd voorheen geregeld in het Landbouwkwaliteitsbesluit groenten en fruit en in de Landbouwkwaliteitsregeling controle groenten en fruit 1993.

Hoofdstuk 3. Het in de handel brengen van vlees van pluimvee

In dit hoofdstuk zijn enkele bepalingen opgenomen ter uitvoering van de Europese regels inzake handelsnormen pluimveevlees, zoals vastgelegd in verordening (EG) 1029/2006 en verordening (EEG) 1538/91. Dit hoofdstuk vervangt de inhoud van het Landbouwkwaliteitsbesluit pluimveevlees.

Onderhavig hoofdstuk is summier en bevat alleen de noodzakelijke uitvoeringsbepalingen. In artikel 15 is specifiek bepaald dat de slachterijen waarvoor een registratieplicht geldt op grond van artikel 11, eerste lid, van verordening (EEG) 1538/91 zich registreren bij de Stichting CPE.

Hoofdstuk 4. Het in de handel brengen van landbouwproducten en levensmiddelen met een beschermde geografische aanduiding, oorsprongsbenaming en een bescherming als gegarandeerde traditionele specialiteit

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen die nodig zijn voor een goede uitvoering van de Europese verordeningen (EG) 509/2006 en (EG) 510/2006. Deze materie werd voorheen geregeld in het Landbouwkwaliteitsbesluit geografische aanduidingen, oorsprongsbenamingen en specificiteitscertificeringen en de onderliggende Landbouwkwaliteitsregeling geografische aanduidingen, oorsprongsbenamingen en specificiteitscertificeringen.

Ten opzichte van genoemd besluit en genoemde regeling zijn geen wijzigingen doorgevoerd. Het Hoofdproductschap Akkerbouw vervult nog steeds een belangrijke rol in de procedure van registratie, wijziging en annulering van dergelijke aanduidingen.

In artikel 21 is expliciet bepaald dat de Stichting COKZ toeziet op een aantal kaassoorten die een beschermde Europese aanduiding hebben. De basis hiervoor vormt artikel 16 van het besluit.

Hoofdstuk 5. Zuigelingenvoeding bestemd voor derde landen

In dit hoofdstuk is een bepaling opgenomen die nodig is voor een goede uitvoering van richtlijn 92/52/EEG. De basis voor de implementatie van de richtlijn is reeds opgenomen in artikel 8 van het besluit: volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding worden slechts uit Nederland uitgevoerd indien zij voldoen aan artikel 3 van de richtlijn. De richtlijn biedt ruimte voor lidstaten om de uitvoering zelf in te vullen. Artikel 22 van onderhavige regeling geeft invulling aan de voorwaarden waaraan de volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding moeten voldoen.

Voorheen werd deze materie geregeld in het Landbouwkwaliteitsbesluit zuigelingenvoeding en de Landbouwkwaliteitsregeling zuigelingenvoeding 1994.

Door de onderhavige regeling wordt ook de regelgeving op dit terrein in vergaande mate vereenvoudigd. Deze vereenvoudiging betreft ook dat de systematiek van ontheffingen wordt vervangen door vrijstellingen. Dat betekent in de praktijk dat voor de export van zuigelingenvoeding naar derde landen niet meer vooraf een ontheffing van de Minister is vereist, maar dat er sprake is van een vrijstelling als aan de voorwaarden van de regeling is voldaan. Dit leidt tot een, beperkte, besparing van uitvoeringslasten en administratieve lasten voor bedrijven. Dit wordt nader gekwantificeerd in het hoofdstuk Administratieve lasten.

Hoofdstuk 6. Het in de handel brengen van teeltmateriaal van bloembollen

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen ter uitvoering van richtlijn 98/56/EG. Dit hoofdstuk vervangt daarmee de inhoud van het Landbouwkwaliteitsbesluit bloembollen en snijbloemen. In artikel 23 is de definitie overgenomen van bloembollen uit het voornoemde Landbouwkwaliteitsbesluit. In artikel 24 wordt bepaald dat de Stichting BKD de instantie is waar de leveranciers van bloembollen zich op grond van de richtlijn registreren.

Overige aspecten

De overige bevoegdheden die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van de in het besluit aangeduide Europese verordeningen en richtlijnen zijn reeds vastgelegd in het besluit. Zo is bijvoorbeeld op grond van artikel 13 van het besluit de Stichting CPE bevoegd om de handelingen te verrichten die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van de Europese verordeningen inzake handelsnormen eieren en de handelsnormen vlees van pluimvee. Het is niet meer nodig om in onderhavige regeling nog extra zaken te regelen.

In de veelheid van de in het besluit aangeduide Europese normen zal het zo zijn dat de ene norm concreter is geformuleerd dan de andere. Dat betekent dat daar waar de normen een bepaalde bandbreedte kennen, het de taak van de controle-instelling is om daar in de controlepraktijk nadere invulling aan te geven. Een voorbeeld daarvan is de norm: teeltmateriaal van bloembollen is nagenoeg vrij van ziekten en plagen uit de Europese richtlijn 98/56/EG. Het is aan de controle-instellingen om hieraan in de controlepraktijk nadere invulling te geven gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, waaronder bijvoorbeeld de stand van de gangbare technieken. Dit vereist zoals aangegeven in de controlepraktijk een zorgvuldige communicatie.

Onderhavige regeling bevat de uitvoeringsbepalingen die in dit stadium nodig zijn voor een goede uitvoering van de Europese verordeningen en richtlijnen en zal periodiek worden geëvalueerd met de betrokken controle-instellingen en het betrokken bedrijfsleven.

Administratieve lasten

Met de inwerkingtreding van de wijziging van de Landbouwkwaliteitswet en de uitvoeringsregelgeving komt de aansluitplicht te vervallen. Dit leidt tot vermindering van de administratieve lasten. Daarop is reeds uitvoerig ingegaan in de memorie van toelichting bij de wijziging van de Landbouwkwaliteitswet.2

Voor het overige is de uitvoeringsregelgeving in nauw overleg met de controle-instellingen en het bedrijfsleven grondig doorgelicht en hergepositioneerd.

Deze doorlichting heeft niet geleid tot substantiële vermindering van de administratieve lasten. Reden hiervoor is gelegen in het feit dat de materiële eisen ongewijzigd zijn gebleven, omdat deze in de diverse Europese verordeningen en richtlijnen over het in de handel brengen van landbouwproducten en aanduidingen dwingend zijn voorgeschreven.

Zo blijven de genoemde verplichtingen tot registratie of erkenning, of de verplichting om gegevens bij te houden ongewijzigd. De administratieve lasten die daaraan verbonden zijn blijven derhalve ook ongewijzigd.

Het ligt overigens in het voornemen om met name in die situaties waar thans nog door de betrokken controle-instellingen ontheffingen worden verleend waar dit op grond van de Europese regelgeving mogelijk is, de ontheffingen te vervangen door vrijstellingen. Hierover zal overleg worden gevoerd met de betrokken controle-instellingen en het bedrijfsleven. Dit speelt met name in het kader van verordening (EEG) 2092/91 inzake de biologische productiemethode.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven