Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2007/26)

Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 18 september 2007, nr. 2007/26, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf B1/4.7.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.7.1

Niet inburgeringsplichtig of vrijstelling

Uit de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering blijkt of de vreemdeling wel of niet inburgeringsplichtig is. Als de vreemdeling in Nederland niet inburgeringsplichtig is, dan is de vreemdeling ook niet inburgeringsplichtig in het buitenland en hoeft het basisexamen inburgering niet afgelegd te worden.

Het inburgeringsvereiste is niet van toepassing op vreemdelingen die na verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in Nederland niet inburgeringsplichtig op grond van de artikelen 3 en 5 Wet inburgering zijn, bijvoorbeeld omdat zij voor een tijdelijk doel naar Nederland komen.

Als tijdelijke verblijfsdoel in de zin van de Wet inburgering gelden de volgende verblijfsdoelen:

– gezinshereniging of gezinsvorming indien het verblijfsrecht van de hoofdpersoon van tijdelijke aard is;

– verblijf ter adoptie of als pleegkind indien het verblijfsrecht van de hoofdpersoon van tijdelijke aard is;

– het afwachten van onderzoek naar de geschiktheid van de aspirant-adoptiefouders, bedoeld in artikel 11 van de Wobka;

– familiebezoek;

– het verrichten van arbeid als zelfstandige;

– het verrichten van arbeid in loondienst;

– het zoeken en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst;

– het zoeken van arbeid in loondienst aan boord van een Nederlands zeeschip of op een mijnbouwinstallatie op het continentaal plat;

– verblijf als stagiaire of practicant;

– verblijf als niet-geprivilegieerd militair of niet-geprivilegieerd burgerpersoneel;

– het volgen van studie;

– de voorbereiding op studie;

– verblijf als au-pair;

– verblijf in het kader van uitwisseling

– het ondergaan van medische behandeling;

– de vervolging van mensenhandel;

– het afwachten van een verzoek op grond van artikel 17 Rwn;

– verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken;

– verblijf als Amv;

– verblijf als kennismigrant;

– werkzaamheid in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening;

– verblijfsrecht op grond van artikel 3.4, derde lid, Vb indien bij de verlening is bepaald dat het verblijfsrecht tijdelijk van aard is.

Niet inburgeringsplichtig is de vreemdeling die ten minste acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland heeft verbleven zijnde de periode van het vijfde tot en met het vijftiende jaar. De vreemdeling toont dit aan door een uittreksel uit de GBA of een daaraan voorafgaande bevolkingsboekhouding waaruit ten minste acht jaar verblijf in Nederland tijdens de leerplichtige leeftijd blijkt.

Voor toepassing van deze vrijstellingsrond is niet vereist dat het hierbij om een ononderbroken inschrijving van acht jaar gaat. Voorts is niet vereist dat het om acht jaar legaal verblijf in Nederland gaat.

Niet inburgeringsplichtig is de vreemdeling die beschikt over een diploma, certificaat of ander document zoals hieronder genoemd:

– een diploma of getuigschrift van een Nederlandstalige opleiding binnen het wetenschappelijk onderwijs, het hoger beroepsonderwijs, algemeen voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs of leerlingwezen. Het diploma moet een wettelijke basis hebben. Als dat zo is, staat dat vermeld op het diploma;

– een diploma staatsexamen Nederlands als tweede taal, programma I of II;

– een in België, Suriname, de Nederlandse Antillen of Aruba behaald schooldiploma of getuigschrift. Dit moet zijn behaald na onderwijs in een Nederlandstalige opleiding met een voldoende op de cijferlijst voor het vak Nederlands. Het niveau van de opleiding moet hoger zijn dan lager- of basisonderwijs en het uitgereikte diploma moet een wettelijke basis hebben;

– een diploma van het Europese baccalaureaat van de Europese school, het getuigschrift International Baccalaureate Middele Years Certificate, International General Certificate of Secundary Education of Internationaal Baccalaureaat, voor zover dat het baccalaureaat het vak Nederlands als eerste of tweede taal omvat en voordat vak een voldoende is behaald of indien daartoe een cursus Engels-Nederlandstalig onderwijs of een cursus Internationaal Baccalaureaat met daarin het vak Nederlands is gevolgd en een voldoende is behaald;

– het Certificaat Naturalisatietoets;

– het inburgeringsdiploma van de Wet inburgering;

– een certificaat inburgering van de Wet inburgering nieuwkomers alsmede de verklaring van het Regionaal Opleidingscentrum op grond waarvan het certificaat is afgegeven. Uit die verklaring moet blijken dat voor de onderdelen ‘ luisteren’ en ‘spreken’ tenminste niveau NT2 2, voor de onderdelen ‘lezen’ en ‘schrijven’ tenminste niveau NT2 1 en voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie tenminste niveau 2, is behaald;

– een certificaat Oudkomers van de Regeling certificaat inburgering oudkomers, waaruit blijkt dat voor de onderdelen ‘luisteren’ en ‘spreken’ niveau NT2 2 is behaald en niveau NT2 1 voor de onderdelen ‘lezen ‘schrijven’;

– het document korte vrijstellingstoets van de Wet inburgering;

– een beschikking van het college van B&W waarin staat dat de vaststelling van een inburgeringsprogramma op grond van de Wet inburgering nieuwkomers achterwege is gelaten omdat tijdens het inburgeringsonderzoek aannemelijk is geworden dat de nieuwkomer de kennis, het inzicht en de vaardigheden die hij door het deelnemen aan een inburgeringsprogramma zou kunnen verwerven, reeds in voldoende mate op andere wijze zou verwerven;

– een beschikking van het college van B&W waarin staat dat de vaststelling van een inburgeringsprogramma op grond van de Wet inburgering nieuwkomers achterwege is gelaten omdat een toets als bedoeld in artikel 5, vierde lid, Wet inburgering nieuwkomers met goed gevolg is afgelegd; of

– een bewijs waaruit blijkt dat de vreemdeling ingevolge artikel 4 Besluit Naturalisatietoets zoals dit gold op 1 april 2003 is of was ontheven van de verplichting om alle in dat artikel bedoelde toetsonderdelen af te leggen.

Andere bescheiden dan hier vermeld, leiden niet tot vrijstelling op deze grond. De thans geldende legalisatiecirculaire is van overeenkomstige toepassing.

Om voor vorengenoemde vrijstellingsgrond in aanmerking te komen overlegt de vreemdeling bij de aanvraag van de mvv of het verzoek om advies het gevraagde diploma en in het geval vereist is dat voor het vak Nederlands een voldoende is gehaald, een door de onderwijsinstelling gewaarmerkte cijferlijst waaruit blijkt dat een voldoende is behaald voor het vak Nederlandse taal.

Bij twijfel of het diploma, getuigschrift of ander document vrijstelling oplevert in het kader van de Wet inburgering kan contact worden opgenomen met de Informatiebeheer-groep.

Overige vrijstellingen

Surinaamse nationaliteit

De vreemdeling met de Surinaamse nationaliteit is op grond van artikel 16, derde lid, Vw vrijgesteld van het basisexamen inburgering, indien hij heeft aangetoond in Suriname of Nederland lager onderwijs in de Nederlandse taal te hebben gevolgd.

Conform artikel 3.13 VV dienen daartoe de volgende bescheiden te worden overgelegd:

a. een schooldiploma of getuigschrift behaald in Suriname voor 25 november 1975 waaruit blijkt dat tenminste de lagere school in de Nederlandse taal is afgerond en een verklaring van het Centraal Bureau Burgerzaken voorzien van een apostille waaruit blijkt dat de vreemdeling ten tijde van afronding van deze school woonachtig is geweest in Suriname;

b. een door het Surinaamse Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling afgegeven schooldiploma of getuigschrift, behaald in Suriname na 25 november 1975, waaruit blijkt dat tenminste de lagere school in de Nederlandse taal is afgerond, dan wel een verklaring van het Examenbureau van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling waaruit dit blijkt. Het diploma, het getuigschrift of de verklaring dient te zijn voorzien van een apostille;

c. een in Nederland gehaald diploma hoger dan dat van het lager onderwijs;

d. een historisch overzicht uit het Vestigingsregister te Den Haag waaruit blijkt dat de vreemdeling ten tijde van de afronding van de lagere school, op de leeftijd van elf, twaalf of dertien jaar, woonachtig is geweest in Nederland; of

e. een uittreksel uit de GBA waaruit blijkt dat de vreemdeling ten tijde van de afronding van de lagere school, op de leeftijd van elf, twaalf of dertien jaar, woonachtig is geweest in Nederland.

Andere bescheiden dan daar vermeld, leiden niet tot vrijstelling op deze grond.

Niet mvv-plichtige

Het inburgeringsvereiste is evenmin van toepassing op vreemdelingen die, om voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in aanmerking te kunnen komen, niet hoeven te beschikken over een geldige mvv. In artikel 16, eerste lid, onder h, Vw is reeds voorzien in een uitzondering voor de in artikel 17, eerste lid, Vw genoemde categorieën vreemdelingen, waartoe ook behoren de in artikel 3.71, tweede lid, Vb genoemde categorieën vreemdelingen, aan wie het ontbreken van een geldige mvv niet wordt tegengeworpen.

Hoofdpersoon is houder asielvergunning

Het inburgeringsvereiste wordt niet tegengeworpen aan het gezinslid van de hoofdpersoon die houder is van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde of voor onbepaalde tijd.

Langdurig ingezeten onderdanen van derde landen

Als hoofdregel geldt dat langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (in de zin van Richtlijn 2003/109) voor hun komst naar Nederland het basisexamen inburgering niet behoeven af te leggen indien zij reeds in de lidstaat die hen de status van EG-langdurig ingezetene heeft verleend aan integratievoorwaarden hebben voldaan. Zij behoeven evenmin te voldoen aan het inburgeringsvereiste, indien zij voor arbeid of studie in Nederland verblijf beogen, omdat het verblijf betreft dat slechts tijdelijk van aard is.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 september 2007.
De Staatssecretaris van Justitie,
namens deze:
de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

Toelichting

Algemeen

Met de wijziging van artikel 3.13 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 is beoogd het mogelijk te maken dat, in die gevallen waarbij een origineel diploma of getuigschrift niet kan worden overlegd omdat deze niet (meer) in het bezit is van de vreemdeling, op een andere wijze kan worden aangetoond dat tenminste de lagere school is afgerond, opdat ook die personen een vrijstelling van het basisexamen kunnen aanvragen.

Tevens is onder a en b van artikel 3.13 Voorschrift Vreemdelingen 2000 opgenomen dat een schooldiploma overgelegd moet worden waaruit blijkt dat tenminste de lagere school in de Nederlandse taal in Suriname is afgerond. Voor middelbaar of hoger onderwijs wordt men immers pas toegelaten nadat de lagere school is afgerond.

De Staatssecretaris van Justitie

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser

Naar boven