Besluit verlenging aanwijzing strafzaken gerechtshof Amsterdam

De Raad voor de rechtspraak,

Gelezen het verzoek van het bestuur van het gerechtshof Amsterdam van 17 augustus 2007;

Gelet op artikel 7 van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen;

Gehoord het College van procureurs-generaal;

Besluit:

Artikel 1

De aanwijzing als bedoeld in artikel 1 van het Aanwijzingsbesluit nevenzittingsplaatsen strafzaken gerechtshof Amsterdam en rechtbank Haarlem, wordt verlengd tot 1 oktober 2010, voor zover die aanwijzing betrekking heeft op de hoofdplaats van het gerechtshof Arnhem en op de behandeling van strafzaken, afkomstig van de rechtbank Utrecht.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2007.

Artikel 3

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verlenging aanwijzing strafzaken gerechtshof Amsterdam.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 september 2007.
De voorzitter,
A.H. van Delden.

Toelichting

Bij besluit van de Raad voor de rechtspraak van 13 september 2004 (Aanwijzingsbesluit nevenzittingsplaatsen strafzaken gerechtshof Amsterdam en rechtbank Haarlem) zijn de hoofdplaatsen van de gerechtshoven Arnhem en Leeuwarden aangewezen als nevenzittingsplaats van het gerechtshof Amsterdam voor de behandeling van strafzaken (artikel 1, eerste lid).

Bij dit besluit zijn voorts de hoofdplaatsen van de rechtbanken Utrecht en Alkmaar aangewezen als nevenzittingsplaats van de rechtbank Haarlem voor de behandeling van strafzaken betreffende op de luchthaven Schiphol gepleegde delicten (artikel 2, eerste lid).

Het aanwijzingsbesluit is gepubliceerd in de Staatscourant van 17 september 2004 (nr. 179) en met ingang van 1 oktober 2004 in werking getreden. De aanwijzingen gelden voor drie jaren, de maximaal mogelijke geldingsduur.

Ingevolge artikel 7, tweede lid, van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen kan een (tijdelijke) aanwijzing een maal worden verlengd.

Op verzoek van het gerechtsbestuur van het gerechtshof Amsterdam verlengt de Raad voor de rechtspraak in het voorliggende besluit de aanwijzing als bedoeld in artikel 1, eerste lid, voor zover die aanwijzing betrekking heeft op de hoofdplaats van het gerechtshof Arnhem en op de behandeling van strafzaken, afkomstig van de rechtbank Utrecht.

Het gerechtsbestuur van het gerechtshof Amsterdam heeft aangegeven dat de verlenging van de aanwijzing geen betrekking hoeft te hebben op de hoofdplaats van het gerechtshof Leeuwarden omdat daar geen van het gerechtshof Amsterdam afkomstige zaken meer worden behandeld. Voorts is - aldus het gerechtsbestuur - uitsluitend behoefte aan een verlenging ten behoeve van strafzaken die afkomstig zijn van de rechtbank Utrecht. In de hoofdplaats van het gerechtshof Arnhem worden nog steeds ‘Amsterdamse’ strafzaken, afkomstig van de rechtbank Utrecht, behandeld.

Het gerechtsbestuur van de rechtbank Haarlem heeft desgevraagd meegedeeld dat het geen behoefte heeft aan een verlenging van de aanwijzing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, omdat in de jaren 2005 en 2006 geen in dat artikellid bedoelde ‘Haarlemse’ zaken meer zijn behandeld in Utrecht en Alkmaar.

A.H. van Delden.

Naar boven