De Staatssecretaris van Justitie,
Gelet op artikel 24, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000;
Besluit:
Artikel I
Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3.34d komt te luiden:
Artikel 3.34d
Ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 van de Wet, is de vreemdeling, niet zijnde gemeenschapsonderdaan, een bedrag van € 188 verschuldigd met uitzondering van de vreemdeling, niet zijnde gemeenschapsonderdaan, die:
a. ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlengen van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel, bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder n, van het Besluit, een bedrag van € 52 verschuldigd is;
b. ter zake van een aanvraag tot het verlengen van een verblijfsvergunning onder de beperking ‘(verruimde) gezinshereniging bij ouder(s)’, een bedrag van € 52 verschuldigd is;
c. ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlengen van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel, bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder j, van het Besluit, een bedrag van €60 verschuldigd is, indien hij werknemer is op een mijnbouwinstallatie op het continentaal plat.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2007.
Deze regeling zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.
In het nieuwe legesstelsel dat per 1 juli 2005 in werking is getreden, is sprake van een zogeheten gezinstarief. Dit tarief is van toepassing op meerdere, gelijktijdig ingediende aanvragen in het kader van gezinshereniging en vorming. Doel was de legeskosten voor – grote – gezinnen dankzij het gezinstarief binnen de perken te houden. In de praktijk is nu echter gebleken dat het gezinstarief bij verlengingen niet het gewenste resultaat oplevert. Het moment waarop verblijfsvergunningen verlengd moeten worden blijkt niet voor alle gezinsleden op hetzelfde moment te vallen.
Gebleken is dat tot op heden slechts in ongeveer 11% van het totaal aantal verlengingsaanvragen voor gezinshereniging van het gezinstarief gebruik is gemaakt. Hiervan was het overgrote deel (88%) voor verblijf bij ouders. Daarom is besloten in het vervolg het criterium van ‘gelijktijdige indiening’ (vastgelegd in artikel 3.34d Voorschrift Vreemdelingen) te vervangen door een bepaling waarbij het gezinstarief geldt voor individuele verlengingsaanvragen in het kader van gezinshereniging met de beperking ‘(verruimde) gezinshereniging bij ouder(s)’. Dit vormt een aanzienlijke uitbreiding van de toepassing van het gezinstarief ten opzichte van de bestaande feitelijke situatie. Het behelst echter ook een beperking. Verlengingsaanvragen voor verblijf bij echtgeno(o)t(e) of partner komen niet langer in aanmerking voor het gezinstarief. Uit het oogpunt van rechtsgelijkheid is deze beperking gerechtvaardigd. Echtgenoten en partners van vreemdelingen met een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd of van Nederlanders komen evenmin voor het gezinstarief in aanmerking.