Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2007/25)

Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 14 september 2007, nr. 2007/25, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf B1/9.6 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.6

Leges

Ingevolge artikel 24, tweede lid, Vw is de vreemdeling leges verschuldigd voor de afdoening van een aanvraag in door de Minister te bepalen gevallen en volgens door die Minister te geven regels. Tevens kan de Minister bepalen dat de vreemdeling voor de afgifte van documenten waaruit het rechtmatig verblijf blijkt leges verschuldigd is. De Minister heeft van deze bevoegdheden gebruik gemaakt bij de artikelen 3.34 en verder VV.

Ter zake van de afdoening van een aanvraag worden leges geheven:

– tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd;

– tot het wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd;

– tot het verlengen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd;

– tot het verlenen of wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd.

De vreemdeling is leges verschuldigd per aanvraag. Indien de vreemdeling tegelijkertijd twee of meer aanvragen indient, worden daarom evenzo vaak leges geheven. De leges zijn verschuldigd ongeacht de beslissing op de aanvraag. Indien de leges niet worden voldaan, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld (zie artikel 24, tweede lid, Vw).

Indien een ouder, althans wettelijk vertegenwoordiger, één aanvraag indient (mede) ten behoeve van een of meer minderjarige vreemdelingen, wordt het totaal van de per vreemdeling verschuldigde leges ineens geheven.

Het legestarief ter zake van de afdoening van de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van vreemdelingen die in het bezit zijn van een mvv voor hetzelfde verblijfsdoel als waarvoor de verblijfsvergunning wordt aangevraagd, is vastgelegd in artikel 3.34, eerste lid, Vw.

De leges ter zake van de afdoening van de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van vreemdelingen die niet over een mvv beschikken, van vreemdelingen die een mvv hebben voor een ander verblijfsdoel dan waarvoor de reguliere verblijfsvergunning wordt aangevraagd en van vreemdelingen die om wijziging van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd vragen, zijn afhankelijk van het beoogde verblijfsdoel. De leges bedragen zijn vastgelegd in het VV. Voor een overzicht van de verschillende legesbedragen zie ook de IND website.

De toepasselijke legestarieven zijn voor:

– gezinshereniging en gezinsvorming en familiebezoek vastgelegd in artikel 3.34, tweede lid, onder b, VV;

– arbeid, studie, verblijf in het kader van uitwisseling en au pair vastgelegd in artikel 3.34, tweede lid, onder a, VV;

– kennismigrant vastgelegd in artikel 3.34, tweede lid, VV;

– een gezinslid en een in Nederland geboren kind en de overige verblijfsdoelen vastgelegd in artikel 3.34, tweede lid onder d, VV;

– de overige verblijfsdoelen, vastgelegd in artikel 3.34, tweede lid, VV;

– artikel 8 Remigratiewet en verblijf in het kader van Working Holiday Scheme, Working Holiday Programme en Young Workers Exchange Programme vastgelegd in artikel 3.34a VV;

– EU en EER vastgelegd in artikel 3.34h VV.

Gezinshereniging of gezinsvorming

Voor het afdoen van aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier met het oog op gezinshereniging of gezinsvorming kunnen twee legestarieven van toepassing zijn: een standaardtarief conform artikel 3.34, tweede lid, onder b, VV en een gezinstarief conform artikel 3.34, tweede lid, onder c of d, VV. Het gezinstarief is van toepassing indien meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor gezinshereniging of gezinsvorming voor verblijf bij dezelfde hoofdpersoon, gelijktijdig worden ingediend. Zo is in het geval dat twee of meer vreemdelingen gelijktijdig een aanvraag indienen tot het verlenen van een verblijfsvergunning met het oog op gezinshereniging of gezinsvorming met een in Nederland verblijvende persoon, één van de aanvragers het standaardtarief verschuldigd en betalen de andere aanvragers het gezinstarief (artikel 3.34, tweede lid, onder d, VV). In het geval dat één of meer vreemdelingen gelijktijdig met de vreemdeling, bij wie zij in Nederland in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming willen verblijven, een aanvraag indienen tot het verlenen van een verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming, betalen zij het gezinstarief. De vreemdeling, bij wie deze gezinsleden verblijf beogen, betaalt het tarief conform het door hem beoogde verblijfsdoel (artikel 3.34, tweede lid, onder c, VV). Voor het afdoen van aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aan in Nederland uit een ouder, die in het bezit is van een verblijfsvergunning, geboren kinderen is het tarief van artikel 3.34, tweede lid, onder e, VV van toepassing.

Artikel 8

EVRM

Een vreemdeling die een aanvraag indient tot het verlenen van een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met gezinshereniging of gezinsvorming, kan desgevraagd ontheven worden van de verplichting om de voor het afdoen van de aanvraag verschuldigde leges te betalen. Voorwaarde om voor vrijstelling in aanmerking te komen, is dat hij een gerechtvaardigd beroep doet op artikel 8 EVRM. Ten behoeve van ontheffing van het legesvereiste wordt een beroep op artikel 8 EVRM gerechtvaardigd geacht indien verblijf in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming wordt beoogd. De hoofdpersoon bij wie de vreemdeling verblijf beoogt, dient door middel van het overleggen van bewijsstukken omtrent zijn financiële situatie aan te tonen dat hij niet over middelen kan beschikken om de leges te voldoen en dat hij de afgelopen drie jaren alles in het werk heeft gesteld om over de vereiste middelen te kunnen beschikken. Tevens dient hij aannemelijk te maken dat hij op korte termijn noch zelf zal kunnen beschikken over de middelen om de leges te voldoen, noch deze kan verwerven bij personen in zijn naaste omgeving waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze de vergoeding voor de belanghebbende betalen, zoals de partner, familieleden of andere in aanmerking komende derden.

Het onvermogen met betrekking tot legesbetaling dient bij de indiening van de aanvraag te worden aangetoond aan de hand van bewijsstukken. De vreemdeling dient te overleggen een inkomensverklaring van de raad voor rechtsbijstand op grond van artikel 7, tweede lid, onder d, Wet op de rechtsbijstand, ten behoeve van de hoofdpersoon bij wie de vreemdeling verblijf beoogt. Daarnaast dient de vreemdeling bewijsstukken te overleggen met betrekking tot de inspanningen van zichzelf en van de hoofdpersoon die de afgelopen drie jaar zijn verricht om financiële middelen te verwerven. Ook dient de vreemdeling aannemelijk te maken dat noch hij noch de hoofdpersoon op korte termijn in het bezit zullen raken van financiële middelen waarmee de verschuldigde leges kunnen worden voldaan, waarbij ook aannemelijk moet worden gemaakt dat daartoe evenmin een beroep gedaan kan worden op familieleden of in aanmerking komende derden.

Indien niet alle bovengenoemde stukken bij de aanvraag worden overgelegd, wordt geen herstel verzuim geboden ter aanvulling van ontbrekende stukken en heeft de vreemdeling niet aangetoond niet aan de legesverplichting te kunnen voldoen. De vreemdeling wordt dan in de gelegenheid gesteld de leges alsnog te voldoen. Zie daarvoor de procedure zoals beschreven in B1/9.6.1. Indien de leges niet worden voldaan, ook niet dan nadat hem herstel verzuim is geboden, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld.

Indien voornoemde stukken zijn overgelegd en de beoordeling ervan tot het oordeel leidt dat de vreemdeling, ook niet met behulp van derden, in staat is, noch op korte termijn in staat zal zijn, om de verschuldigde leges te voldoen, wordt de aanvraag in behandeling genomen zonder dat de vreemdeling leges is verschuldigd. Ook geldt de mogelijkheid van vrijstelling van leges in het geval van een aanvraag tot het verlengen van de verblijfsvergunning van de vreemdeling die verblijf heeft onder de beperking ‘uitoefenen van het gezinsleven conform artikel 8 EVRM’ en die bij de aanvraag om het verlengen van de verblijfsvergunning aantoont dat hij vanaf de datum van het verlenen van de verblijfsvergunning alles in het werk heeft gesteld om over voldoende middelen te beschikken.

Vrijstellingen

De volgende categorieën vreemdelingen zijn vrijgesteld van de verplichting om leges te voldoen ter afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning. Het betreft niet-geprivilegieerd militair en niet-geprivilegieerd burgerpersoneel, alsmede slachtoffers van mensenhandel en hun minderjarige kinderen die feitelijk tot het gezin behoren en daartoe reeds in het land van herkomst feitelijk behoorden en die onder het gezag van de hoofdpersoon staan. Tevens zijn vrijgesteld vreemdelingen die blijkens een schriftelijke verklaring van de Minister in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning in het kader van het buiten de schuld van de vreemdeling niet kunnen vertrekken uit Nederland, dan wel voor een verblijfsvergunning voor een ander verblijfsdoel dan genoemd artikel 3.4, eerste lid, Vb. Daarnaast zijn vreemdelingen die op grond van Richtlijn 2001/55 de status van tijdelijk beschermde hebben ontheven van de legesplicht in het geval deze vreemdeling een aanvraag doet tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst of arbeid als zelfstandige.

Naar aanleiding van een door de Tweede Kamer op 26 april 2005 aangenomen motie geldt eveneens vrijstelling van de verplichting om leges te voldoen voor de vreemdeling:

– die vóór 1 april 2001 een aanvraag tot toelating als vluchteling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, Vw (oud) heeft ingediend; en

– in de periode van 14 januari 2003 tot en met 17 maart 2005 een verzoek in de vorm van een zogenaamde ‘14-1-brief’ heeft gestuurd aan de Minister, op welk verzoek nog niet een in rechte onaantastbaar geworden beslissing is genomen.

Als ‘14-1-brief’ wordt aangemerkt een schriftelijk verzoek, dat voldoet aan alle volgende drie kenmerken:

– het verzoek is ingediend rechtstreeks bij de Minister (dan wel de IND); en

– het verzoek is niet ingediend met het in het VV voorgeschreven formulier; en

– het verzoek moet worden aangemerkt als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier als bedoeld in artikel 14 Vw.

Aanvragen tot het verlengen van de geldigheidsduur of het wijzigen van de verblijfsvergunning vallen hier niet onder.

Verlenging

Het legestarief ter zake van de afdoening van de aanvraag tot het verlengen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is vastgelegd in de aanhef van artikel 3.34d VV, ongeacht de gevraagde duur van de verlenging en ongeacht de leeftijd van de vreemdeling. De leges ter zake van de afdoening van de aanvraag tot het verlengen van de verblijfsvergunning regulier voor studie is vastgelegd in artikel 3.34d, onder a, VV. Artikel 3.34d, onder b, VV bepaalt de leges in het geval van aanvragen tot het verlengen van de verblijfsvergunning voor gezinshereniging met de beperking ‘(verruimde) gezinshereniging bij ouder(s)’.

De toepassing van het gezinstarief bij verlengingsaanvragen is niet afhankelijk van de vraag of er sprake is van meerdere gelijktijdig ingediende aanvragen. Alle – individueel ingediende – verlengingsaanvragen voor het verblijfsdoel gezinshereniging, met de beperking ‘(verruimde) gezinshereniging bij ouder(s)’, komen voor het gezinstarief in aanmerking.

De leges ter zake van de afdoening van de aanvraag tot het verlengen van de verblijfsvergunning regulier voor het doorbrengen van verlof, van werknemers op een mijnbouwinstallatie op het continentaal plat, is vastgelegd in artikel 3.34d, onder a, VV.

Cumulatie van legesheffingen

Indien gelijktijdig aanvragen worden gedaan tot het verlengen en het wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, zijn ter afdoening van de aanvraag tot het verlengen van de vergunning geen leges verschuldigd, zodat dan slechts ter afdoening van de aanvraag tot het wijzigen van de vergunning leges zijn verschuldigd.

Daarbij wordt gedacht aan gevallen waarin de wijziging zinloos zou zijn als niet tevens tot verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning zou worden overgegaan, met name aan het einde van de looptijd van de vergunning. In die gevallen wordt een cumulatieve legesheffing ter afdoening van twee aanvragen die met hetzelfde verband houden, namelijk voortzetting van het verblijf, maar voor een gewijzigd doel, onwenselijk geacht.

Deze regeling is vooral getroffen met het oog op vreemdelingen die behoren tot de groep van al dan niet mishandelde vrouwen dan wel slachtoffers van mensenhandel, die vragen om verlenging van hun verblijfsvergunning en gelijktijdig tevens om wijziging in ‘voortgezet verblijf’. Deze regeling is echter niet tot die beide groepen beperkt.

Tevens kan worden gedacht aan bijvoorbeeld studenten, die wijziging vragen van ‘de voorbereiding op studie’ in ‘het volgen van studie’ of in ‘arbeid in loondienst’, voor verblijf in het kader van gezinsvorming of ‘voortgezet verblijf’.

Indien gelijktijdig aanvragen worden gedaan tot het verlengen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd regulier, zijn ter afdoening van de aanvraag tot het verlengen van de vergunning geen leges verschuldigd, zodat dan slechts ter afdoening van de aanvraag voor het verlenen van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd leges zijn verschuldigd.

Indien echter op de datum van ontvangst van de gelijktijdige aanvragen de vergunning, waarvan verlenging wordt gevraagd, nog een jaar of meer geldig is, geldt deze regeling niet. De termijn waartegen verlenging dient plaats te vinden bedraagt immers als hoofdregel een jaar. Op een dergelijke termijn kan bezwaarlijk worden gesproken van cumulatie van legesheffingen.

In de situatie dat een vreemdeling, aan wie verblijf is toegestaan voor verblijf bij partner, met die partner in het huwelijk is getreden, kan redelijkerwijs niet van een wijziging (van het verblijfsdoel) worden gesproken en behoeft geen aanvraag om wijziging te worden gedaan, ter afdoening waarvan leges zouden zijn verschuldigd. Daarom is deze regeling evenmin in die situatie van toepassing. In dergelijke gevallen wordt het huwelijk uiteraard wel geregistreerd in het informatiesysteem van de IND en wordt bij de afgifte van het nieuwe verblijfsdocument wel als beperking verblijf bij echtgenoot vermeld.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2007.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 14 september 2007.
De Staatssecretaris van Justitie,
namens deze:
de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

Toelichting

Algemeen

In het nieuwe legesstelsel dat per 1 juli 2005 in werking is getreden, is sprake van een zogeheten gezinstarief. Dit tarief is van toepassing op meerdere, gelijktijdig ingediende aanvragen in het kader van gezinshereniging en vorming. Doel van de legeskosten voor – grote – gezinnen dankzij het gezinstarief binnen de perken te houden. In de praktijk is nu echter gebleken dat het gezinstarief bij verlengingen niet het gewenste resultaat oplevert. Het moment waarop verblijfsvergunningen verlengd moeten worden valt niet voor alle gezinsleden op hetzelfde moment waardoor slechts in beperkte mate een beroep op het gezinstarief gedaan kan worden.

Gebleken is dat tot op heden slechts in ongeveer 11% van het totaal aantal verlengingsaanvragen voor gezinshereniging van het gezinstarief gebruik is gemaakt. Hiervan was het overgrote deel (88%) voor verblijf bij ouders. Daarom is besloten in het vervolg het criterium van ‘gelijktijdige indiening’ (vastgelegd in artikel 3.34d Voorschrift Vreemdelingen) te vervangen door een bepaling waarbij het gezinstarief geldt voor individuele verlengingsaanvragen in het kader van gezinshereniging met de beperking ‘(verruimde) gezinshereniging bij ouder(s)’. Dit vormt een aanzienlijke uitbreiding van de toepassing van het gezinstarief ten opzichte van de bestaande feitelijke situatie, en voorkomt beter dan de oorspronkelijke regeling dat gezinnen met veel kinderen geconfronteerd worden met torenhoge legeskosten. Het behelst echter ook een beperking. Verlengingsaanvragen voor verblijf bij echtgeno(o)t(e) of partner komen niet langer in aanmerking voor het gezinstarief. Uit het oogpunt van rechtsgelijkheid is deze beperking gerechtvaardigd. Echtgenoten en partners van vreemdelingen met een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd of van Nederlanders komen evenmin voor het gezinstarief in aanmerking.

De Staatssecretaris van Justitie

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser

Naar boven