Wijziging Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006

Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 13 september 2007, nr. DJZ/BR/0715-07, tot wijziging van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 met het oog op de subsidiëring van activiteiten op het gebied van mensenrechten

De Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Gelet op artikel 2 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken1 ;

Besluiten:

Artikel I

De Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 20062 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf 1 van Afdeling 2 komt als volgt te luiden:

Paragraaf 1

Mensenrechten

Artikel 2.1

De Minister kan subsidie verstrekken voor activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan de bevordering van de naleving van mensenrechten.

B

In artikel 2.4 vervallen de zinsneden ‘mensenrechten, democratisering, goed bestuur,’ en ‘, voor zover subsidiëring op grond van het overigens krachtens artikel 3 van de Kaderwet bepaalde niet mogelijk is’.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken, M.J.M. Verhagen.De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, A.G. Koenders.

Toelichting

Bij de invoering van het subsidiestelsel Thematische Medefinanciering (TMF) en nadien het Medefinancieringsstelsel (MFS), zijn in de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken, en naderhand in de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006, de subsidiemogelijkheden voor activiteiten die betrekking hebben op een of meer van de thema’s waarop TMF respectievelijk MFS betrekking heeft, afgesneden. Deze beperking strekt zich thans uit tot activiteiten die thematisch tot MFS gerekend kunnen worden en die worden uitgevoerd in of ten behoeve van een ontwikkelingsland, vermeld in de daarop betrekking hebbende DAC-lijst van de OESO1 .

Deze constellatie brengt weliswaar mee dat een periodieke, samenhangende beoordeling van subsidieverzoeken op eenzelfde thema mogelijk is maar ook dat tussentijdse subsidieverlening voor activiteiten op één van de MFS aandachtsgebieden slechts mogelijk is met toepassing van een bepaling voor ‘bijzondere gevallen’. Dit geldt ook als deze subsidieverlening ten laste zou komen van andere middelen dan MFS-gelden.

Wat betreft subsidiëring van activiteiten in het kader van de Faciliteit Strategische Activiteiten Mensenrechten en Goed bestuur2 blijkt op meer dan incidentele grondslag een beroep te moeten worden gedaan op de bepaling voor ‘bijzondere gevallen’. Een frequent gebruik van deze grondslag ondergraaft evenwel het bijzondere karakter daarvan. Indien uit oogpunt van beleid behoefte bestaat aan het continueren van deze subsidies, ligt het dan ook in de rede om daarvoor een structurele grondslag te vestigen. De onderhavige wijziging strekt daartoe.

De wijziging van artikel 2.1 brengt mee dat de beperking ‘voor zover subsidiëring op grond van het overigens krachtens artikel 3 van de Kaderwet bepaalde niet mogelijk is’ vervalt. Dat heeft tot gevolg dat de enkele omstandigheid dat elders in de Subsidieregeling ook een grondslag is neergelegd voor subsidiëring van activiteiten met betrekking tot het thema ‘mensenrechten’, i.c. in de bepalingen over MFS, niet in de weg staat aan subsidiëring op grond van artikel 2.1. De aard van de onderscheiden subsidiegrondslagen brengt overigens mee dat subsidieverlening op grond van artikel 2.1 slechts van bescheiden omvang zal zijn, vergeleken met MFS.

Van de gelegenheid kan gebruik worden gemaakt om de tekst van artikel 2.4 te stroomlijnen. De vermelding van ‘mensenrechten, democratisering en goed bestuur’ kan vervallen, gelet op artikel 2.1. De strekking van artikel 2.4, een subsidiegrondslag voor ‘diversen’, brengt mee dat geen behoefte bestaat aan de beperking ‘voor zover subsidiëring op grond van het overigens krachtens artikel 3 van de Kaderwet bepaalde niet mogelijk is’.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M.J.M. Verhagen

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.G. Koenders

  • 1

    Stb. 2005, 137.

  • 2

    Stcrt. 2005, 251.

Naar boven