Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Hollands-Midden 2007

Besluit van de Minister van Justitie van 10 september 2007, nr. 5505331/07/CBK, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren van politie bij het regionale politiekorps Hollands-Midden (Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Hollands-Midden 2007)

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten, artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder de buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar van politie bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

De ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Politiewet 1993, van het regionale politiekorps Hollands-Midden, belast met de opsporing van strafbare feiten, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar van politie.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, genoemd in artikel 2 is bevoegd tot de opsporing van:

a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken;

b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek;

c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen.

2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van geheel Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.

3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld.

Artikel 4

Op grond van dit besluit kunnen maximaal 400 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket te ’s-Gravenhage.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionale politiekorps Hollands-Midden.

Artikel 6

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam als buitengewoon opsporingsambtenaar van politie, is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. De buitengewoon opsporingsambtenaar kan eerst gebruik maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, nadat de direct toezichthouder heeft vastgesteld dat betrokkene beschikt over de vereiste bekwaamheid ten aanzien van het uitoefenen van deze bevoegdheden.

3. De buitengewoon opsporingsambtenaar kan gedurende de uitoefening van zijn functie als buitengewoon opsporingsambtenaar van politie gebruik maken van handboeien van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie goedgekeurd merk en type.

4. De buitengewoon opsporingsambtenaar wordt daadwerkelijk uitgerust met handboeien nadat de direct toezichthouder heeft vastgesteld dat betrokkene beschikt over de vereiste bekwaamheid ten aanzien van het gebruik van en het omgaan met handboeien.

Artikel 7

De korpschef van het regionale politiekorps Hollands-Midden brengt jaarlijks, voor 1 april, over het jaar daaraan voorafgaand aan de toezichthouder, genoemd in artikel 5 van dit besluit, en de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was bij het regionale politiekorps Hollands-Midden;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

Artikel 8

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Hollands-Midden 2002, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten en overige benoemingsbescheiden afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van 11 september 2007 en vervalt met ingang van 11 september 2012.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Hollands-Midden 2007.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 september 2007.
De Minister van Justitie,
namens deze:
hoofd AfdelingBestuurlijke en Juridische Zaken, L.A.M. Gielen.

Toelichting

Het regionale politiekorps Hollands-Midden heeft bij brief van 13 juni 2007 verzocht om verlenging van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Hollands-Midden 2002. Dit besluit vervalt met ingang van 11 september 2007.

De buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam bij het regionaal politiekorps Hollands-Midden bekleden diverse functies, zoals medewerker centrale opvang, medewerker centrale verwerking bekeuringen, medewerker vreemdelingendienst, CID-analist, medewerker technische ondersteuning recherche-onderzoeker en baliemedewerker.

De korpschef van het regionaal politiekorps Hollands Midden heeft tevens verzocht om het op grond van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Hollands Midden 2002 maximaal aantal aan te wijzen buitengewoon opsporingsambtenaren te verhogen van 300 naar 400 personen. Gelet op een uitbreiding van de taken is verhoging van het maximaal aantal aan te wijzen buitengewoon opsporingsambtenaren noodzakelijk. In artikel 4 van dit besluit wordt het maximaal aantal aan te wijzen buitengewoon opsporingsambtenaren verhoogd van 300 naar 400 personen.

In artikel 6 van het onderhavige besluit wordt de geweldsbevoegdheid ex artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, aan de buitengewoon opsporingsambtenaren van politie toegekend. Tevens wordt de bevoegdheid tot het dragen van handboeien verleend. De toekenning van de overige geweldsmiddelen (wapenstok, pepperspray en vuurwapen) geschiedt door de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gezamenlijk op basis van de Bewapeningsregeling Politie. Opgemerkt zij voorts dat personen die zijn uitgerust met handboeien en/of geweldmiddelen dienen te voldoen aan de opleidingseisen als gesteld in de Regeling Toetsing Geweldbeheersing Buitengewoon opsporingsambtenaar.

Gezien het feit dat het wegens administratieve procedures praktisch niet uitvoerbaar is om met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit aan alle buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van het regionale politiekorps Hollands-Midden een nieuwe akte van opsporingsbevoegdheid uit te reiken, is in artikel 8 van dit besluit een overgangsregeling opgenomen. Op grond van deze regeling behouden de akten en legitimatiebewijzen van de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaren nog hun geldigheid tot het moment waarop zij van rechtswege vervallen.

De Minister van Justitie

namens deze:

hoofd AfdelingBestuurlijke en Juridische Zaken,

L.A.M. Gielen

Naar boven