Ontheffing laagvliegen

10 september 2007

Nr. IVW TBE 45.1.a+b - 2007 - 73 - Bristow Helicopters

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie;

Gezien het verzoek om ontheffing d.d. 17-08-2007, ontvangen op 27-08-2007 van Bristow Helicopters Ltd. Contactpersoon: dhr. P. van der Voort;

Overwegende, dat de vereiste maatschappelijke relevantie blijkt uit, onder andere, de opdrachten van Bristow Helicopters Ltd., voor het uitvoeren van: opsporings- en reddingsacties (Search and Rescue-vluchten (SAR-vluchten)) vanaf Luchthaven Den Helder ten behoeve van de offshore industrie en voor het uitvoeren van trainingsvluchten; de trainingsvluchten en daadwerkelijke inzet worden gecoördineerd door de Nederlandse Kustwacht; deze SAR-vluchten kunnen de volgende gebieden omvatten: de Noordzee, Waddenzee en het IJsselmeer; tevens omvatten deze SAR-vluchten vluchten boven land ten behoeve van patiëntenvervoer naar ziekenhuizen;

Gelet op artikel 45, vijfde lid, van het Luchtverkeersreglement, alsmede artikel 4, tweede lid, van het Besluit beperkingen burgerluchtverkeer Waddenzee;

Besluit:

Artikel 1

In deze beschikking wordt verstaan onder SAR-vluchten: vluchten uitgevoerd met een vliegtuig of helikopter door de SAR-dienst, bedoeld in artikel 1 van de Regeling inzake de SAR-dienst 1994 met als doel de opsporing en redding van mensen of dieren die zich in een levensbedreigende omstandigheid bevinden.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing op de helikopters van het type Sikorsky S-61N Sea King in gebruik bij Bristow Helicopters Ltd., waarmee een VFR-vlucht wordt uitgevoerd boven de volgende gebieden: de Noordzee, Waddenzee en het IJsselmeer, ten behoeve van het uitvoeren van opsporings- en reddingsacties (Search and Rescue-vluchten (SAR-vluchten)) vanaf Luchthaven Den Helder ten behoeve van de offshore industrie en voor het uitvoeren van trainingsvluchten, in opdracht van de Nederlandse Kustwacht. Tevens omvatten deze SAR-vluchten vluchten boven land ten behoeve van patiëntenvervoer naar ziekenhuizen.

Artikel 3

Aan de gezagvoerders van de in artikel 2 genoemde helikopters wordt van 8 oktober 2007 tot en met 8 oktober 2008 ontheffing verleend van het verbod, genoemd in artikel 45, eerste lid, onder a en b, van het Luchtverkeersreglement, om VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte, boven alsmede buiten gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, gedurende de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids en artikel 2 van het Besluit beperkingen burgerluchtverkeer Waddenzee. Aan deze ontheffing worden de volgende voorschriften en beperkingen verbonden:

a. de gezagvoerder is in het bezit van een geldig bewijs van bevoegdheid voor verkeersvlieger (ATPL(H));

b. de minimum VFR-vlieghoogte bedraagt:

1. boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, 150 m (500 ft) boven grond of het water, doch ten minste 30 m (100 ft) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 100 m van de helikopter, doch alleen indien medische redenen noodzaken tot het handhaven van een bepaalde hoogte beneden de 1000 ft (b.v. bij duikongevallen);

2. elders dan boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen 60 m (200 ft) boven de grond of het water, of zoveel lager als voor de uitvoering van de opsporings- en reddingsacties noodzakelijk is, doch ten minste 30 m (100 ft) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 100 m van de helikopter, doch dit geldt niet voor opsporing en redding van in nood verkerende bemanningen en passagiers van luchtvaartuigen, schepen en mijnbouwinstallaties of het trainen hiervoor;

c. er wordt uitsluitend beneden de minimum VFR-vlieghoogte gevlogen gedurende de periode dat dit voor het uitvoeren van de opsporings- en reddingsacties noodzakelijk is, alsmede het trainen hiervoor;

d. de vlucht wordt zodanig uitgevoerd dat slechts tijdens het starten, landen en hijsen wordt gevlogen in het gevaarlijke gebied van het hoogtesnelheidsdiagram als aangegeven in het vlieghandboek van de desbetreffende helikopter;

e. de vliegroute en vlieghoogte worden zodanig gekozen dat:

- overlast aan derden zoveel mogelijk wordt vermeden;

- in geval van een motorstoring op een veilige wijze op de nog werkende motor kan worden weg geklommen;

- in geval van een noodlanding het risico voor inzittenden en derden zoveel mogelijk wordt beperkt;

f. bij het uitvoeren van een vlucht als bedoeld in artikel 1 worden afzonderlijke gebouwen, ingericht voor het verblijf van personen, zoveel als mogelijk vermeden;

g. de vluchten beneden de minimum VFR-vlieghoogte boven land vinden uitsluitend plaats binnen de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids, boven zee kan gedurende opsporings- en reddingsacties en het trainen hiervoor ook buiten de daglichtperiode beneden de minimum VFR-vlieghoogte gevlogen worden;

h. met de betrokken (plaatselijke) luchtverkeersdienst wordt gecoördineerd;

i. de te vliegen route is de gezagvoerder bekend wat betreft de obstakelsituatie;

j. Helicopter Protected Zones (HPZ’s) en Helicopter Traffic Zones (HTZ’s) worden uitsluitend binnengevlogen, indien na coördinatie met het vluchtinformatiecentrum Amsterdam (‘Amsterdam Information’) bekend is dat er zich geen conflicterend helikopterverkeer in de HTZ of in dezelfde sector van de HPZ bevindt;

k. voor SAR-vluchten en het trainen hiervoor, die uitgevoerd worden buiten de daglichtperiode voldoen het vliegzicht en de wolkenbasis minimaal aan het gestelde in Appendix 1, JAR OPS 3.005(d) para (c)(i) boven land en Appendix 2, JAR OPS 3.465 boven zee; wanneer de limieten die voortvloeien uit de luchtruimclassificatie van het luchtruim waarin de vlucht wordt uitgevoerd, zwaarder zijn dan de genoemde limieten, zijn deze onverkort van toepassing;

l. voor het uitvoeren van VFR-vluchten beneden de minimum VFR-vlieghoogte boven het milieubeschermingsgebied Waddenzee is naast een ontheffing van IVW tevens een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet vereist. Deze kunt u schriftelijk aanvragen bij het Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit, Directie Noord, Cascadeplein 6, 9726 AD Groningen.

Artikel 4

De aanvrager draagt er zorg voor dat de gezagvoerder bekend is met de inhoud van deze beschikking.

Artikel 5

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 8 oktober 2007 en vervalt met ingang van 9 oktober 2008, of zoveel eerder wanneer de nieuwe ‘Vrijstellingsregeling Luchtverkeersreglement’ van kracht wordt.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,namens deze,
de unitmanager Unit Kennis Advies en Berichtgeving, Toelating/Continuering Luchtruim,
R.J. Putters.

Bezwaarmogelijkheid

Indien u het niet eens bent met deze beslissing kunt u hiertegen, op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, binnen zes weken na de datum waarop deze beslissing is verzonden schriftelijk bezwaar aantekenen. Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet ten minste bevatten:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

- de gronden van het bezwaar.

Het bezwaarschrift kunt u richten aan:

Inspectie Verkeer en Waterstaat

Toezicht Beheereenheid

Unit Juridische Zaken

Postbus 90653

2509 LR Den Haag

Naar boven