Regeling instelling commissie duurzame kustontwikkeling

07 september 2007

Nr. HDJZ/WAT/2007-1020

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Besluiten:

Artikel 1

Er is een commissie duurzame kustontwikkeling, hierna te noemen: de commissie.

Artikel 2

De commissie heeft tot taak de Staatssecretaris te adviseren over:

a. de te verwachten zeespiegelstijging, de wisselwerking tussen die stijging en de afvoer van de grote Nederlandse rivieren en andere klimatologische en maatschappelijke ontwikkelingen tot 2100–2200, die van belang zijn voor de Nederlandse kust;

b. de gevolgen van deze ontwikkelingen voor de Nederlandse kust;

c. mogelijke strategieën voor een samenhangende aanpak die leidt tot duurzame ontwikkeling van de Nederlandse kust, op basis van a. en b. en

d. daarbij voor deze strategieën aan te geven wat, naast de veiligheid voor het achterland, de maatschappelijke meerwaarde is voor de korte en lange termijn

Artikel 3

De commissie bestaat uit een voorzitter en maximaal acht andere leden.

Artikel 4

1. Het advies wordt vóór 1 april 2008 aan de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat uitgebracht.

2. Na het uitbrengen van het advies is de commissie opgeheven.

Artikel 5

1. De commissie heeft een secretaris die na overleg met de voorzitter van de commissie in die functie wordt benoemd, geschorst en ontslagen door de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat.

2. De archiefbescheiden worden na opheffing van de commissie, of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, opgenomen in het archief van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 6

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 11 september 2007.

2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 september 2008.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling instelling commissie duurzame kustontwikkeling.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J.C. Huizinga-Heringa.De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, G. ter Horst.

Toelichting

Aanleiding

In de vijftig jaar na de Deltacommissie, die door de toenmalige regering is ingesteld na de Watersnoodramp in 1953, is de inrichting van Nederland ingrijpend gewijzigd en de bevolking sterk gegroeid. Daarnaast wordt Nederland steeds nadrukkelijker geconfronteerd met de wereldwijde klimaatverandering. Voor de rivieren wordt met het programma ‘Ruimte voor de Rivier’ al geanticipeerd op de te verwachten klimaatveranderingen tot 2100. Voor de kust ontbreekt nog een dergelijke strategie.

Voor de korte termijn is het voldoende om de zwakke schakels te versterken en zandsuppleties toe te passen. Op de lange termijn (tot 2100–2200) is echter de vraag of de bestaande wijze van hoogwaterbescherming de beste strategie is.

Om niet te worden verrast, is van groot belang dat nú problemen en mogelijke beleidsrichtingen worden verkend. Hoe langer daarmee gewacht wordt, hoe kleiner de (ruimtelijke) mogelijkheden zijn voor duurzame aanpassingen. Door nu te handelen kan worden voorkomen dat op lange termijn maatschappelijk zeer ingrijpende en kostbare oplossingen nodig zijn.

Het kabinet zal het advies van de commissie betrekken bij zijn visie op de kust zoals die in het eerste Nationale Waterplan (2009) zal worden opgenomen.

Taken van de commissie

De commissie maakt gebruik van recente studies en adviezen om de komende kansen en bedreigingen voor de kust als gevolg van de zeespiegelstijging te inventariseren. De samenhang met andere mogelijke gevolgen van klimaatveranderingen (zwaardere stormen, hogere rivierafvoeren en de toename van wateroverlast en watertekort) en met maatschappelijke, ecologische, economische en internationale trends worden eveneens beschreven. De commissie richt zich op de lange-termijn-gevolgen van deze ontwikkelingen voor de fysieke leefomgeving van de Nederlandse kust.

Deze bevindingen worden gebruikt voor het formuleren van duurzame beleidsstrategieën voor de kust. Voor elke beleidsstrategie wordt beschreven hoe in tijd en ruimte de keuzes inzake de waterveiligheid de ruimtelijke kwaliteit kunnen versterken of juist verzwakken. Het gaat daarbij om de samenhang tussen waterveiligheid enerzijds en waterbeheer, ordening van wonen en werken, natuur, recreatie, landschap, infrastructuur en energie anderzijds. Ook mogelijke innovatieve maatregelen om de duurzaamheid van deze gebieden te versterken krijgen aandacht in het advies. De wenselijkheid van de diverse beleidsstrategieën wordt gerelateerd aan de mate en de snelheid van de zeespiegelstijging.

De studie is gericht op de hele kust: van Zeeland tot en met de Waddeneilanden. Indien noodzakelijk strekt het onderzoek zich ook uit tot de kust van andere landen grenzend aan de Noordzee. De interactie met de rivieren vormt een onderdeel van de opdracht omdat de zeespiegelstijging van invloed is op het verwerken van mogelijk verhoogde rivierafvoeren of omdat deze stijging om een andere afvoerverdeling vraagt. Advisering over de rivieren als zodanig vormt echter niet de primaire invalshoek voor de adviesopdracht. Dit vanwege de reeds in gang gezette maatregelen uit de PBK Ruimte voor de Rivier, waarmee al uitwerking wordt gegeven aan een toekomstgerichte strategie, en vanwege het beheersbaar houden van de opdracht voor de commissie.

De keuze voor het instellen van een nieuw adviescollege

Het onderwerp van de adviesopdracht is van groot maatschappelijk en politiek belang. Dit vraagt om breed georiënteerde deskundigheid en ervaring en ook om creativiteit, verbeeldingskracht en het vermogen om buiten bestaande kaders te denken.

Gelet op de reikwijdte van de opdracht is de inbreng van uiteenlopende disciplines nodig. Er wordt gevraagd om een integraal advies dat de samenhang tussen meerdere beleidsdisciplines beschrijft. Ten slotte ligt de advieshorizon (2100–2200) van de opdracht verder weg dan bij bestaande beleidsadvisering gebruikelijk is.

De vereiste combinatie van kwalificaties is niet voorhanden in bestaande adviescolleges.

Vanwege de bovenstaande redenen en de korte termijn waarop het advies gereed moet zijn, hebben wij ervoor gekozen een aparte commissie in het leven te roepen.

De opdracht aan de commissie omvat alle aspecten van een duurzame leefomgeving. Daarmee ligt de opdracht in de lijn van het door het kabinet gewenste streven naar meer samenhang tussen verschillende beleidsvelden.

De commissie is een ad-hoc-commissie en houdt na het uitbrengen van het advies van rechtswege op te bestaan. De commissie interfereert daarmee niet met het proces van de herstructurering van de rijksadviescolleges.

De benoeming van de voorzitter en de overige leden van de commissie vindt plaats door de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. De leden ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding die wordt vastgesteld in overeenstemming met het Vergoedingenbesluit adviescolleges.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.C. Huizinga-Heringa

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven