Subsidieregeling Kenniscentrum Europa decentraal

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 augustus 2007 nr. 2007-0000297808, CZW WSG, houdende subsidiëring van het Kenniscentrum Europa decentraal (Subsidieregeling Kenniscentrum Europa decentraal)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 12 van de Wet overige BZK-subsidies;

Besluit :

§ 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de Minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

b. het Kenniscentrum Europa decentraal: de Stichting Europa Decentraal; Kenniscentrum Europees recht en beleid voor decentrale overheden, statutair gevestigd te ’s-Gravenhage.

Artikel 2

1. De Minister verstrekt jaarlijks overeenkomstig deze regeling het Kenniscentrum Europa decentraal een subsidie voor het geven van voorlichting en het verstrekken van informatie aan provincies, gemeenten en waterschappen over Europese regelgeving en het Europese beleid dat voor deze instanties van belang is.

2. Geen subsidie wordt versterkt voor kosten die uit andere hoofde zijn of worden gesubsidieerd of gefinancierd.

Artikel 3

1. De in artikel 2 bedoelde subsidie bedraagt 100% van de kosten die het Kenniscentrum Europa decentraal maakt voor het uitvoeren van de in artikel 2, eerste lid, genoemde activiteiten, zoals per jaar nader uitgewerkt in het jaarplan als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, tot een bedrag van ten hoogste € 332.350 per kalenderjaar.

2. De kosten, bedoeld in het eerste lid, worden verminderd met eventuele opbrengsten die door het Kenniscentrum Europa decentraal uit de in artikel 2, eerste lid, genoemde activiteiten worden verkregen.

§ 2

De subsidieverlening

Artikel 4

1. Het Kenniscentrum Europa decentraal dient de aanvraag tot subsidieverlening voor het volgende jaar uiterlijk in op 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.

2. De aanvraag gaat vergezeld van:

a. een aanduiding van het bedrag waarvoor subsidie wordt gevraagd;

b. een jaarplan met daarin in ieder geval een beschrijving van:

1°. de activiteiten en de kosten en baten met betrekking tot het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

2°. de taken, inrichting en samenstelling van de organisatie;

3°. de verantwoording over de verrichte activiteiten en geleverde prestaties, met name gerelateerd aan de beleidsvoornemens en doelstellingen die door het bestuur van het Kenniscentrum Europa decentraal worden vastgesteld;

4°. de manier waarop de kwaliteit van de activiteiten en prestaties wordt bewaakt en zo nodig en mogelijk wordt verbeterd;

5°. een uiteenzetting van de specifieke activiteiten en de kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd; en

6°. een toelichting waaruit blijkt dat de subsidie op geen enkele wijze ten goede komt aan eventuele marktactiviteiten, die door het Kenniscentrum Europa decentraal worden verricht.

Artikel 5

1. De Minister neemt voor 1 januari van het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft, een beslissing omtrent de subsidieaanvraag, mede aan de hand van de in artikel 4, tweede lid, genoemde gegevens.

2. Naast de gronden, genoemd in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, kan de Minister de subsidieverlening geheel of gedeeltelijk weigeren indien de beoordeling van het jaarplan leidt tot de bevinding dat het jaarplan niet in overeenstemming is met de vereisten van deze regeling of de beleidsdoelstellingen als bedoeld in de memorie van toelichting bij hoofdstuk VII van de rijksbegroting.

§ 3

Voorschotverlening

Artikel 6

1. De Minister verleent voorschotten per kalenderjaar.

2. Het totaal van de voorschotten in een kalenderjaar bedraagt maximaal 80 procent van het jaarlijks te verlenen subsidiebedrag.

§ 4

Subsidievaststelling

Artikel 7

1. De aanvraag tot subsidievaststelling wordt uiterlijk 1 juli van het jaar na het kalenderjaar waarop de subsidieverlening ziet, ingediend bij de Minister.

2. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

a. het op het kalenderjaar betrekking hebbende jaarverslag, bedoeld in artikel 391, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met inbegrip van het verloop, de uitvoering en de resultaten van de activiteiten ingevolge het desbetreffende jaarplan;

b. een beschrijving van de wijze waarop de kwaliteit van de activiteiten en prestaties is bewaakt;

c. de op het kalenderjaar betrekking hebbende jaarrekening, bedoeld in artikel 361, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

d. de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 4:78, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

§ 5

De verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 8

1. Het Kenniscentrum Europa decentraal start de uitvoering van de activiteiten binnen het jaar waarvoor de subsidie is verleend.

2. Indien het Kenniscentrum Europa decentraal een wijziging aanbrengt in de doelstelling, looptijd of financiering van het jaarplan dan wel afziet van in het jaarplan vermelde activiteiten, deelt het Kenniscentrum Europa decentraal dit onverwijld schriftelijk mee aan de Minister.

3. Indien de Minister naar aanleiding van de wijziging bedoeld in het tweede lid de subsidie bijstelt, stelt zij het Kenniscentrum Europa decentraal hiervan binnen een maand na ontvangst van de schriftelijke mededeling, bedoeld in het tweede lid, in kennis.

Artikel 9

Het Kenniscentrum Europa decentraal verschaft de Minister op diens verzoek te allen tijde inlichtingen omtrent de voortgang en de resultaten van de activiteiten ingevolge het jaarplan.

Artikel 10

1. Voor eventuele marktactiviteiten die het Kenniscentrum Europa decentraal verricht wordt een gescheiden administratie gevoerd.

2. Het Kenniscentrum Europa decentraal doet onverwijld schriftelijk mededeling aan de Minister van alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de subsidie en de rechtmatige en doelmatige besteding daarvan.

§ 6

Overige en slotbepalingen

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2007.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Kenniscentrum Europa decentraal.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, G. ter Horst.

Toelichting

Met de onderhavige regeling wordt de mogelijkheid geopend voor het op structurele basis subsidiëren van een aantal activiteiten, die niet zijn aan te merken als marktactiviteiten, van de Stichting Europa Decentraal; Kenniscentrum Europees recht en beleid voor decentrale overheden (KED).

De Europese Unie is niet alleen in betekenis toegenomen voor de centrale overheden van de lidstaten maar werkt ook door naar de decentrale overheden in de lidstaten. De complexiteit van het Europees recht en de snelle ontwikkelingen in dit kader maken het evenwel vaak moeilijk voor afzonderlijke provincies, gemeenten en waterschappen om regelgeving en beleid van de Europese Unie in alle details bij te houden. Om deze reden is in 2002 door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW) het KED opgericht.

Doel van het KED is de kennis en expertise over Europees recht en de juiste toepassing ervan bij de decentrale overheden te vergroten. Hiertoe bundelt het KED alle relevante kennis en expertise rondom Europese wet- en regelgeving en stelt die beschikbaar voor gemeenten, provincies en waterschappen. Hiernaast beantwoordt het KED vragen van afzonderlijke provincies, gemeenten en waterschappen over Europese regels. Belangrijke Europese regelgeving en programma’s waar KED informatie en voorlichting over geeft zijn: staatssteun, aanbesteding, milieu, vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal, regionaal beleid, structuurfondsen, vervoer, informatiemaatschappij, werkgelegenheid, sociaal beleid, cultuur en onderwijs en onderwerpen op de beleidsterreinen justitie en binnenlandse zaken.

Ook voor het Rijk is het – mede met het oog op mogelijke aansprakelijkheid van de Staat bij niet-naleving van EU-recht op decentraal niveau – van belang dat decentrale overheden gemakkelijk informatie, kennis en expertise over Europees recht kunnen vergaren.

Gedurende de eerste vijf jaar na de oprichting van het KED is daarom, naast de financiering door de VNG, het IPO en de UvW, jaarlijks op incidentele basis door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties subsidie verstrekt aan het KED. Vijf jaar na de oprichting kan geconstateerd worden dat het KED naar behoren functioneert en structurele voortzetting gewenst is. Decentrale overheden doen steeds vaker een beroep op het KED voor informatie en advies over Europese regelgeving. Besloten is dan ook om de incidentele subsidie voor het KED om te zetten in een structurele subsidie. De onderhavige regeling voorziet hierin.

Op grond van deze regeling verstrekt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties subsidie aan het KED voor activiteiten van het KED die zien op het verstrekken van informatie en het geven van voorlichting aan provincies, gemeenten en waterschappen over Europese regelgeving die voor deze overheden van belang is. De subsidie ziet op die activiteiten die gericht zijn op de bundeling en overdracht van informatie, kennis en expertise over Europees recht, waarmee onder andere een verlaging van de bestuurlijke lasten voor decentrale overheden beoogd wordt. De subsidie ziet uitdrukkelijk niet op eventuele marktactiviteiten die door het KED worden verricht. Om te voorkomen dat de subsidie direct of indirect ten goede komt aan marktactiviteiten, is in artikel 10 geregeld dat een gescheiden administratie wordt gevoerd in het geval het KED marktactiviteiten zou gaan ondernemen. Uit een gescheiden administratie moet blijken dat marktactiviteiten op geen enkele wijze voordeel ontvangen door of van subsidie van de Minister. Een dergelijk voordeel zou mogelijk de concurrentie kunnen vervalsen.

De hoogte van de subsidie bedraagt 100% van de door het KED in het kader van deze activiteiten gemaakte kosten met een maximum van € 332.350. Jaarlijks zal aan de hand van de loon- en prijsontwikkeling van de overheidsuitgaven worden bezien of er aanleiding is om het bedrag bij te stellen.

Eventuele andere opbrengsten uit de te subsidiëren activiteiten die worden verkregen, worden op de te subsidiëren kosten in mindering gebracht.

Ondanks het feit dat het KED nog gedeeltelijk gefinancierd zal blijven worden door de VNG, het IPO en de UvW valt de onderhavige subsidie niet aan te merken als een subsidie als bedoeld in artikel 21 van de Financiële-verhoudingswet. Dat artikel ziet op uitkeringen uit ’s Rijks kas aan derden, ter bekostiging van activiteiten van die derden, waarbij de verstrekking afhankelijk is van de verstrekking van een uitkering door provincies of gemeenten. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Het KED ontvangt geen bijdragen van gemeenten en provincies, maar van de koepelorganisaties VNG, IPO en UvW. Bovendien is de bijdrage van het Rijk niet direct afhankelijk van de bijdrage van deze koepelorganisaties. Wanneer de koepelorganisaties zouden besluiten om hun bijdrage aan het KED stop te zetten of te verminderen zal dit niet automatisch gevolgen hebben voor de bijdrage vanuit het Rijk. Wel zal in dat geval ook de bijdrage van het Rijk voor de daarop volgende jaren worden heroverwogen, maar directe gevolgen voor de lopende subsidieverplichtingen van het Rijk heeft dit niet.

Uiterlijk op 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd dient het KED een aanvraag tot subsidieverlening te hebben ingediend bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Om deze reden is voorzien van inwerkingtreding van de onderhavige regeling per 1 september 2007.

De aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van een aanduiding van het bedrag waarvoor subsidie wordt gevraagd en een jaarplan met betrekking tot de activiteiten en de kosten en baten met betrekking tot het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De inhoudelijke eisen waaraan het jaarplan moet voldoen zijn neergelegd in artikel 4, tweede lid, onderdeel b. In het jaarplan worden waar mogelijk kengetallen gebruikt om de prestaties in beeld te brengen.

Het hoofdcriterium voor het verlenen van subsidie is dat de activiteiten van het jaarplan van KED passen binnen de beleidsdoelstellingen van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De subsidieverlening vindt plaats aan de hand van een voorschot van 80 procent van het te verlenen subsidiebedrag. De resterende 20 procent wordt verstrekt nadat de subsidie is vastgesteld.

De KED dient de aanvraag tot subsidievaststelling uiterlijk op 1 juli na het jaar waarvoor subsidie is verleend te hebben ingediend. Ter verantwoording dient het KED hierbij een op het kalenderjaar betrekking hebbende jaarrekening, een accountantsverklaring en een inhoudelijk jaarverslag te overleggen.

De onderhavige regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers en bedrijfsleven.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven