Bouwnijverheid

Bedrijfstakeigen Regelingen 2007/2010

Verbindendverklaring gewijzigde cao-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

BESLUIT VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID VAN 6 SEPTEMBER 2007 TOT WIJZIGING VAN HET BESLUIT TOT ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST BEDRIJFSTAKEIGEN REGELINGEN VOOR DE BOUWNIJVERHEID

UAW Nr. 10685

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van het Technisch Bureau Bouwnijverheid namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijverheid1 wordt met inachtneming van dicta II en III als volgt gewijzigd:

A De onder dictum I opgenomen bepalingen worden als volgt gewijzigd:

HOOFDSTUK 4 CONTRACTBEPALINGEN

Artikel 1 leden 18, 19 en 23 komen te luiden:

„Artikel 1 Definities

  • 18.

    • a. Onder „garantieloon’’ wordt verstaan het loon waarop de bouwplaatswerknemer na toepassing van artikel 25a van de CAO voor de Bouwnijverheid 2007–2009 krachtens artikel 27 of artikel 28 van die CAO per week of per uur recht kan doen gelden.

    • b. Onder „vast overeengekomen loon’’ wordt verstaan het garantieloon vermeerderd met de eventueel overeengekomen individuele toeslag conform artikel 33 lid 1 van de CAO voor de Bouwnijverheid 2007–2009.

  • 19. Onder „salaris’’ wordt verstaan het in artikel 29 lid 2 en 3 van de CAO voor de Bouwnijverheid 2007–2009 bedoelde, tussen de UTA-werknemer en werkgever overeengekomen vaste brutobedrag per periode, dat de werknemer als loon voor zijn werkzaamheden in de door hem uitgeoefende functie van de werkgever ontvangt. Hierin zijn niet begrepen vakantietoeslag, vaste en/of variabele gratificaties, eindejaarsuitkeringen, uitkeringen ineens en alle andere toeslagen.

  • 23. Onder „praktijk- en arbeidsovereenkomst’’ wordt verstaan het samengaan van een BPVO en een arbeidsovereenkomst op grond van artikel 59a lid 1 van de CAO voor de Bouwnijverheid 2007–2009.’’

HOOFDSTUK 5 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 13 leden 1 en 3a komen te luiden:

„Artikel 13 Sociale Fondsen en premieverplichtingen

  • 1. Naast de bepalingen van de in deze CAO opgenomen:

    • Statuten en het reglement van de Stichting Risicofonds voor de Bouwnijverheid voor de periode tot en met 31 oktober 2007, hierna ook te noemen het Risicofonds;

    • Statuten en reglementen van de stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid, hierna ook te noemen het O&O-fonds;

    • Statuten en reglementen van de stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid, hierna ook te noemen het Aanvullingsfonds, welke statuten en reglementen een geïntegreerd onderdeel van deze CAO zijn, binden ook de nadere uitvoeringsvoorschriften van organisatorische aard die door de besturen van genoemde stichtingen worden gegeven binnen het kader en de doelstellingen van hun statuten en reglementen, werkgevers en werknemers alsof die bepalingen in deze CAO waren opgenomen.

  • 3.

    • a. In het geval een werknemer wegens (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid in de zin van de AAW/WAO/WIA minder dan acht uur per dag werkt, is de werkgever ten aanzien van deze werknemer aan de in lid 1 genoemde fondsen bijdragen en premies verschuldigd, waarvan de hoogte dient te zijn afgestemd op het vast overeengekomen uurloon. In geval een prestatiebevorderend systeem zoals bedoeld in artikel 33 lid 2 van de CAO voor de Bouwnijverheid 2007–2009 van toepassing is, dient het vast overeengekomen loon te worden vermeerderd met de gemiddelde prestatiepremie gedurende de betalingsperiode.’’

Artikel 14 komt te luiden:

„Artikel 14 Bijdrage- en premiebetalingen

  • 1.

    • a. De werkgever betaalt hetgeen hij ten aanzien van een bij hem in dienst zijnde werknemer is verschuldigd aan de in artikel 13 lid 1 genoemde fondsen aan Cordares, het uitvoeringsorgaan van bedoelde fondsen.

    • b. De werkgever dient per loonbetalingstijdvak van vier weken of een kalendermaand de uit lid 1a voortvloeiende bedragen binnen 14 dagen na afloop van de het hiervoor genoemde loonbetalingstijdvak aan Cordares te betalen onder gelijktijdige verstrekking van alle gegevens benodigd voor rechtenbijboeking van de individuele werknemer.

  • 2.

    • a. Als de werkgever niet voldaan heeft aan de verplichtingen als bedoeld in het vorige lid onder b voor wat betreft de opgave van de verschuldigde premies is de werkgever vaststellingsrente verschuldigd met ingang van dag 15 na afloop van het desbetreffende loonbetalingstijdvak. De vaststellingsrente is gelijk aan de wettelijke rente.

    • b. Als de werkgever niet voldaan heeft aan de verplichtingen als bedoeld in het vorige lid onder b voor wat betreft tijdige betaling van de verschuldigde premies is de werkgever invorderingsrente verschuldigd met ingang van dag 15 na afloop van de dag waarop de premie is vastgesteld. De invorderingsrente is gelijk aan de wettelijke rente.

  • 3.

    • a. Indien de werkgever zijn bijdrage- en premieverplichtingen jegens de in artikel 13 lid 1 genoemde fondsen niet nakomt, hebben deze fondsen een zelfstandig recht op invordering jegens de werkgever. De bijdragen en premies voor de in artikel 13 lid 1 genoemde fondsen zijn in elk geval per 31 december van het kalenderjaar terstond en ineens opeisbaar over het gehele kalenderjaar.

    • c. Achterstand in het nakomen door de werkgever ten aanzien van de in dit artikel neergelegde verplichtingen kan voor de werknemer een dringende reden opleveren, als bedoeld in artikel 7:679 BW, tot onmiddellijke beëindiging van de dienstbetrekking.

    • d. De besturen van de in artikel 13 lid 1 genoemde fondsen hebben, in onderlinge afstemming, in de aldaar genoemde reglementen voorschriften opgenomen tot het treffen van sancties in geval door een werkgever geen premies en bijdragen als bedoeld in lid 1 en 2 van dit artikel voor een bij hem in dienst zijnde werknemer worden gestort.’’

Hoofdstuk 6 Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid is vervallen.

De statuten en reglementen van het Tijdspaarfonds maken deel uit van de CAO voor de Bouwnijverheid 2007–2009.

HOOFDSTUK 7 STICHTING RISICOFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID

I. Statuten komen te luiden:

„I. STATUTEN

Artikel 1 Naam en zetel

De stichting draagt de naam „Stichting Risicofonds voor de Bouwnijverheid’’.

De stichting is statutair gevestigd te Harderwijk.

De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd.

Artikel 2 Definities

In deze statuten wordt verstaan onder:

  • 1. Risicofonds: de in artikel 1 genoemde stichting, waarin wordt deelgenomen door de werkgevers en de werknemers op wie deze CAO van toepassing is.

  • 2. deze CAO: de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijverheid.

  • 3. werkgever: de werkgever als bedoeld in hoofdstuk 4 artikel 1 lid 3 van deze CAO;

  • 4. werknemer: de werknemer als bedoeld in hoofdstuk 4 artikel 1 lid 5 van deze CAO;

  • 5. bestuur: het bestuur als bedoeld in artikel 5 van de statuten.

  • 6. reglement: een reglement als bedoeld in artikel 8 van de statuten.

  • 7. de uitvoeringsorganisatie: Cordares CAO-regelingen B.V., statutair gevestigd te Amsterdam

  • 8. Technisch Bureau Bouwnijverheid: de Stichting Technisch Bureau Bouwnijverheid, statutair gevestigd te Harderwijk.

Artikel 3 Doel

Het Risicofonds heeft ten doel:

  • 1. in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen in de CAO en/of loonregelingen en volgens het (de) in artikel 8 lid 1 genoemde reglement(en), loonderving bij verzuim wegens vorst of de directe gevolgen daarvan in de bouwnijverheid in Nederland te bestrijden;

  • 2. geldelijke steun te verlenen ten behoeve van activiteiten gericht op:

    • a. het doen ontwikkelen, bestuderen en propageren van middelen ter bestrijding van verlet wegens vorst of de directe gevolgen daarvan;

    • b. het treffen van maatregelen om in de genoemde omstandigheden het personeel te doen doorwerken;

    • c. het financieren van de activiteiten van de Stichting Garantiefonds Loondoorbetaling bij Vorst, als bedoeld in lid 7 van bijlage C (deel V van dit hoofdstuk);

    • d. de ontwikkeling, inrichting en instandhouding van vorstdekkingscontracten die ten doel hebben de financiële risico’s van werkgevers verband houdende met vorstverlet af te dekken.

  • Om voor deze geldelijke steun in aanmerking te komen dienen aanvragers een projectplan en begroting, gespecificeerd volgens de onder artikel 3 lid 2 gespecificeerde bestedingsdoelen, vooraf ter goedkeuring in te dienen bij het bestuur van de stichting. Binnen vier maanden na het verstrijken van het boekjaar dienen ontvangers van een aldus verkregen bijdrage een financiële verantwoording bij het bestuur van de stichting in te leveren, voorzien van een goedkeurende verklaring van een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid, waaruit blijkt dat de uitgaven conform de in artikel 3 lid 2 genoemde bestedingsdoelen zijn gedaan. De financiële verantwoording en de accountantsverklaring, beide ingericht en gespecificeerd volgens de in artikel 3 lid 2 genoemde bestedingsdoelen, maken een geïntegreerd onderdeel uit van het (financieel) jaarverslag van de stichting.

Artikel 4 Middelen

  • 1. De geldmiddelen van het Risicofonds bestaan uit:

    • e. Het stichtingskapitaal.

    • f. De bijdragen die ter uitvoering van het doel van de stichting jaarlijks door de werkgevers worden opgebracht op de wijze als nader bij reglement(en) is bepaald.

    • g. Renten.

    • h. Eventuele overheidssubsidies.

    • i. Geldleningen.

    • j. Eventuele andere baten.

  • 2. De werkgever is ten aanzien van zijn werknemer over elke dag, waarover loon wordt ontvangen, een bijdrage aan de stichting verschuldigd zoals nader is aangegeven in het reglement.

Artikel 5 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit tien leden, te weten vijf werkgeversleden en vijf werknemersleden.

  • 2. De werkgeversleden worden benoemd door Bouwend Nederland. Drie werknemersleden worden benoemd door FNV Bouw en twee werknemersleden door de Hout- en Bouw, met inachtneming van het bepaalde in lid 5 van dit artikel.

  • 3. Het bestuur benoemt uit zijn midden twee voorzitters: een van werkgeverszijde en een van werknemerszijde.

  • 4. Om beurten treden de voorzitters voor de tijd van een kalenderjaar als voorzitter en als tweede voorzitter op.

  • 5. Voor de verdeling van de bestuurszetels voor de werknemersorganisaties geldt een kiesdeler. De kiesdeler wordt bepaald door het aantal actieve leden van de werknemersorganisatie(s) die betrokken zijn bij de stichting, te delen door 7. Na normale afronding volgt hieruit het aantal bestuursleden per organisatie. Als werknemersorganisaties worden beschouwd partijen betrokken bij de collectieve arbeidsovereenkomsten van de bouwnijverheid. De stand per 1 juli van enig jaar is bepalend voor de zetelverdeling in het daaropvolgende jaar. Na schriftelijk verzoek van ten minste één van de werknemersorganisaties stelt het bestuur de kiesdeler opnieuw vast. Het totaal aantal werknemerszetels is 5.

  • 6. De bestuursleden worden benoemd voor een periode van drie jaar en zijn herbenoembaar. Het bestuur stelt een rooster van aftreden op. In onvoorziene omstandigheden kan hiervan worden afgeweken.

  • 7. In tussentijdse vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 8. De organisatie die een bestuurslid benoemt, kan te allen tijde die benoeming intrekken en in plaats daarvan een ander tot bestuurslid benoemen.

Artikel 6 Bestuursvergaderingen

  • 1. De agenda voor de vergaderingen van het bestuur wordt met eventuele bijlagen door het Technisch Bureau Bouwnijverheid voor de vergadering aan de leden toegezonden. Stukken en voorstellen die zijn ingekomen nadat de agenda is verzonden, kunnen alleen in behandeling worden genomen, indien hiertoe met volstrekte meerderheid van stemmen besloten wordt.

  • 2. Bij uitzondering kunnen, in spoedeisende gevallen ofwel in gevallen waarin geen twijfel mogelijk is, door beide voorzitters gezamenlijk voorlopige beslissingen en maatregelen worden genomen, die in de eerstvolgende vergadering van het bestuur ter bekrachtiging worden voorgedragen.

  • 3. In een vergadering van het bestuur mogen geen besluiten worden genomen, als niet ten minste zes bestuursleden aanwezig zijn, waarvan ten minste twee werkgeversleden en ten minste twee werknemersleden.

  • 4. Indien in een vergadering van het bestuur meer werkgeversleden aanwezig zijn dan werknemersleden – of omgekeerd –, dan brengen de leden van de groep met de meeste aanwezigen samen evenveel stemmen uit als de andere groep leden.

  • 5. Over zaken wordt bij voorkeur mondeling en over personen schriftelijk gestemd.

  • 6. Alle besluiten worden, behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 14 van deze statuten, genomen met een volstrekte meerderheid van stemmen.

  • 7. Indien de stemmen staken wordt de beslissing tot de volgende vergadering uitgesteld. Indien in die vergadering opnieuw de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn afgewezen zo het een stemming over zaken betreft en zal, indien het een stemming over personen betreft, het lot beslissen.

  • 8. Een gewone meerderheid binnen de werkgevers- of werknemersgeleding bepaalt het standpunt van die geleding.

  • 9. Leden van het bestuur van het Technisch Bureau Bouwnijverheid zijn gerechtigd bij bestuursvergaderingen aanwezig te zijn. Het bestuur kan besluiten over de aanwezigheid van derden tijdens de bestuursvergaderingen.

Artikel 7 Bestuursbevoegdheden en vertegenwoordiging

  • 1. Het bestuur is belast met het besturen van de zaken van de stichting, het beheer van haar vermogen, alsmede het innen van de gelden en het doen van uitkeringen. Het bestuur is bevoegd, met inachtneming van het in deze statuten bepaalde, tot alle rechtshandelingen met name ook tot het sluiten van die overeenkomsten, waarvoor het regelend recht een beperking kent.

  • 2. Het bestuur beslist in alle zaken waarin de beslissing niet is opgedragen of gedelegeerd aan andere organen van de stichting.

  • 3. De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door het bestuur alsmede door beide voorzitters gezamenlijk.

Artikel 8 Reglementen

  • 1. Het bestuur kan voor de uitvoering van zijn taak een of meer uitvoeringsreglementen en een huishoudelijk reglement vaststellen.

  • 2. De reglementen mogen geen bepalingen bevatten welke in strijd zijn met deze statuten.

Artikel 9 Mandaat

  • 1. Het bestuur kan uitdrukkelijk omschreven bevoegdheden mandateren aan het Technisch Bureau Bouwnijverheid dan wel aan de uitvoeringsorganisatie en/of aan door het bestuur, al dan niet geheel uit zijn midden, benoemde paritaire commissies waarbij aan deze commissies toestemming kan worden verleend, volgens door het bestuur te stellen richtlijnen, een deel van deze bevoegdheden weer over te dragen aan het Technisch Bureau Bouwnijverheid c.q de uitvoeringsorganisatie. De gemandateerde bevoegdheden worden door de commissies dan wel het Technisch Bureau Bouwnijverheid c.q. de uitvoeringsorganisatie uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

  • 2. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur uitgevoerd.

Artikel 10 Secretariaat

Het bestuur laat zich bij het uitvoeren van zijn taak terzijde staan door het Technisch Bureau Bouwnijverheid.

Artikel 11 Besteding van middelen

De middelen worden op een door het bestuur vast te stellen wijze besteed aan de genoemde doelen van de stichting. De beleggingen zullen door het bestuur op een zodanige wijze geschieden, dat:

  • a. Een redelijke spreiding naar aard en risico van de bezittingen en interesses wordt verkregen;

  • b. Een optimaal rendement wordt verkregen;

  • c. Geen belangrijk risico van blijvende vermogensverliezen wordt gelopen.

Artikel 12 Begroting

  • 1. Uiterlijk in de maand januari worden de begrotingen van inkomsten en van uitgaven voor het lopende boekjaar vastgesteld.

  • 2. De begroting is ingericht en gespecificeerd volgens de in artikel 3 van de statuten omschreven bestedingsdoelen.

  • 3. De begroting van inkomsten en uitgaven behoeft de goedkeuring van de bestuursleden benoemende organisaties, als bedoeld in artikel 5 lid 2.

  • 4. De begroting van inkomsten en uitgaven is op aanvraag beschikbaar voor alle bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers.

Artikel 13 Jaarverslag, rekening en verantwoording

  • 1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Het bestuur van de stichting stelt jaarlijks een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de stichting aan het einde van het boekjaar en van de ontwikkeling daarvan gedurende het boekjaar, alsmede is gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 3 van de statuten omschreven bestedingsdoelen; via dit verslag legt het bestuur rekenschap van het gevoerde beleid af aan de bestuursleden benoemende organisaties als bedoeld in artikel 5 lid 2.

  • 3. Dit verslag moet zijn gecontroleerd door een externe door het bestuur te benoemen registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid, uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven conform de in artikel 3 van de statuten omschreven bestedingsdoelen zijn gedaan.

  • 4. Dit verslag wordt, voorzien van de goedkeurende verklaring van de registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid, ter inzage van de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. Ten kantore van het Technisch Bureau Bouwnijverheid;

    • b. Op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 5. Het verslag en de accountantsverklaring worden toegezonden aan de werkgevers- en werknemersorganisaties en op aanvraag aan de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers.

  • 6. Het verslag en de goedkeurende accountantsverklaring worden binnen zes maanden na het verstrijken van het boekjaar in drievoud gezonden naar de directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving (UAW) van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Uit deze stukken moet blijken dat de uitgaven conform de in artikel 3 omschreven bestedingsdoelen zijn gedaan.

Artikel 14 Statutenwijziging

  • 1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de statuten.

  • 2. Tot wijziging van de statuten kan door het bestuur worden besloten in een speciaal daartoe uitgeschreven vergadering.

  • 3. Een besluit tot wijziging van de statuten kan slechts genomen worden, wanneer ten minste tweederde gedeelte van het aantal werkgeversbestuursleden, en ten minste tweederde gedeelte van het aantal werknemersbestuursleden zich voor die statutenwijziging verklaren. Een besluit tot vaststelling of wijziging van de statuten wordt eerst van kracht nadat de bestuursleden benoemende organisaties als bedoeld in artikel 5 lid 2 hiervan schriftelijk op de hoogte zijn gebracht en hieraan hun goedkeuring hebben verleend. In verband met de voortgang van het proces wordt het uitblijven van een schriftelijke reactie binnen zes maanden beschouwd als een instemmende reactie.

  • 4. De wijziging van de statuten moet bij notariële akte tot stand komen.

  • 5. De reglementen, alsmede de in deze statuten en in de reglementen aangebrachte wijzigingen, treden niet in werking alvorens een volledig exemplaar van die stukken onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter Griffie van het Kantongerecht binnen welks ressort de stichting is gevestigd.

Artikel 15 Ontbinding en liquidatie

  • 1. Tot ontbinding van de stichting kan alleen worden overgegaan in de volgende gevallen:

    • a. Indien partijen bij de CAO voor de Bouwnijverheid daartoe unaniem besluiten; of

    • b. Indien de CAO voor de Bouwnijverheid ten minste één jaar is geëxpireerd.

  • 2. Om in het in lid 1 onder b bedoelde geval tot ontbinding over te gaan, volstaat het wanneer één der partijen bij de CAO dit per aangetekend schrijven meldt aan alle andere bij de CAO betrokken partijen, uiterlijk zes maanden na expiratie van de CAO voor de Bouwnijverheid.

  • 3. In geval van ontbinding worden deze statuten en het bijbehorende reglement via een wijziging van de algemeenverbindendverklaring uit deze CAO verwijderd en wordt van de ontbinding opgaaf gedaan aan het register waar de stichting was ingeschreven.

  • 4. In geval van ontbinding is het bestuur belast met de uitvoering van de liquidatie en alle daarbij behorende zaken, waaronder de bestemming van een eventueel batig saldo.

Artikel 16 Slotbepaling

In alle gevallen waarin niet door deze statuten of de reglementen van de stichting is voorzien beslist het bestuur.’’

II. REGLEMENT

Artikel 1 komt te luiden:

„Artikel 1 Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • 1. het Risicofonds: de Stichting Risicofonds voor de Bouwnijverheid, statutair gevestigd te Hoofddorp;

  • 2. de statuten: de statuten van het Risicofonds;

  • 3. het bestuur: het bestuur van het Risicofonds;

  • 4. deze CAO: de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijverheid

  • 5. de werkgever: de werkgever als bedoeld in hoofdstuk 4 artikel 1 lid 3 van deze CAO;

  • 6. de (bouwplaats)werknemer: de werknemer als bedoeld in hoofdstuk 4 artikel 1 lid 5 van deze CAO;

  • 7. de uitvoeringsorganisatie: Cordares CAO-Regelingen B.V., statutair gevestigd te Amsterdam;

  • 8. winterperiode: de periode die begint op de eerste maandag van de maand november van het kalenderjaar en eindigt op de laatste vrijdag van de maand maart in het daarop volgende kalenderjaar;

  • 9. de bijdrage: de door de werkgever aan het Risicofonds verschuldigde betaling;

  • 10. het loon: het vast overeengekomen loon als omschreven in hoofdstuk 4 artikel 1 lid 18 onder b van deze CAO;

  • 11. vorst: de weersomstandigheid waarbij de door het maatgevend weerstation in de regio waarin de onderneming van de werkgever is gevestigd gemeten luchttemperatuur, op een dag in de winterperiode:

    • om 7.00 uur –3,5° Celsius of lager is;

    • om 7.00 uur en om 10.00 uur daaropvolgend –0,5° Celsius of lager is;

    • of om 10.00 uur –1,5° Celsius of lager is.

  • 12. werkdag: de in artikel 8 lid 1 van de CAO voor de Bouwnijverheid 2007–2009 bedoelde normale werkdagen van maandag tot en met vrijdag; feestdagen die op werkdagen vallen worden niet als werkdag beschouwd;

  • 13. vorstdag: een werkdag tijdens de winterperiode waarop vorst optreedt, als bedoeld onder lid 11;

  • 14. gevolgen van vorst: werkdagen anders dan vorstdagen waarop tijdens de winterperiode als gevolg van eerder opgetreden vorst niet kan worden gewerkt;

  • 15. factor gevolgen van vorst: de door het bestuur vastgestelde regioafhankelijke opslag op de uitkering;

  • 16. de eigen-risicoperiode: de periode die aanvangt op de eerste maandag van november en eindigt nadat negen vorstdagen zijn verstreken; een werkgever kan ten behoeve van het afdekken van de risico’s van vorstgevoelige werkzaamheden tegen een opslag op de premie opteren voor een eigen risico van nul dagen.’’

V: Bijlage C komt te luiden:

„V: BIJLAGE C: REGELING BOUWPLAATSWERKNEMERS TEN AANZIEN VAN WERK EN ARBEIDSVERHINDERING BIJ VORST EN ANDERE ONGUNSTIGE WEERSOMSTANDIGHEDEN

  • 1. De werkgever beoordeelt in redelijk overleg met de betrokken werknemers, waarbij zowel het bedrijfsbelang als de veiligheid en gezondheid van de werknemers in acht worden genomen, wanneer en hoe lang als gevolg van ongunstige weersomstandigheden of te weinig licht niet kan worden gewerkt. Indien geen overeenstemming tussen werkgever en werknemer bestaat gelden de volgende bepalingen.

  • 2. De werknemer heeft tijdens vorst bij buitenwerkzaamheden waarbij hij direct aan de buitenlucht is blootgesteld, het zelfstandig recht zijn werkzaamheden te staken, indien sprake is van één of meer van de navolgende omstandigheden:

    • a. een gevoelstemperatuur van –6° Celsius of lager;

    • b. rijwegen dan wel looppaden niet in begaanbare staat verkeren;

    • c. geen winter-/doorwerkkleding ter beschikking is gesteld;

    • d. er een sneeuwdek op het werkobject/de werkplek ligt dat niet met eenvoudige middelen is te verwijderen.

  • 3. Indien een van de hierboven genoemde situaties zich uiterlijk om 10.30 uur nog voordoet, is de werknemer gerechtigd het werk te verlaten. De gevoelstemperatuur volgens de 10 uur-meting van het KNMI-weerstation in het postcodegebied waarin het bouwproject, waar de werknemer werkzaam is, zich bevindt, is daarbij bepalend. Een lijst met deze weerstations per postcodegebied is opgenomen in bijlage B.

  • 4. De werkgever is in geval van arbeidsverhindering in verband met ongunstige weersomstandigheden verplicht aan de werknemer het vast overeengekomen loon door te betalen. Indien een prestatiebevorderend systeem van toepassing is, zoals bedoeld in artikel 33 van de CAO voor de Bouwnijverheid 2007–2009 dient het vast overeengekomen loon te worden vermeerderd met de gemiddelde prestatiepremie van de overige dagen in de betreffende betalingsperiode waarin het vorstverzuim valt, dan wel indien vorstverzuim de gehele betreffende betalingsperiode omvat, het gemiddelde over de voorgaande betalingsperiode. De werkgever is eveneens verplicht te voldoen aan de bijdrage- en premieverplichtingen jegens de werknemer aan de in hoofdstuk 5 artikel 13 van deze CAO genoemde stichtingen.

  • 5. Bij arbeidsverhindering en/of onvoldoende werk door of ten gevolge van vorst kan een werknemer geen ontslag worden aangezegd.

  • 6. De loondoorbetalingverplichting voor de werkgever geldt ook, indien sprake mocht zijn van een verschil van mening over de vraag of door de werknemer al dan niet terecht een beroep is gedaan op het bepaalde in lid 2 en/of 3 van dit artikel.

  • 7. Indien de werkgever, ondanks zijn verplichting daartoe, het loon van de werknemer niet doorbetaalt, kan die verplichting op aanvraag van de werknemer worden overgenomen door het Garantiefonds Loondoorbetaling bij Vorst. De werknemer dient bij zijn aanvraag aan te tonen:

    • a. dat sprake is van een dienstbetrekking waaraan hij zijn aanspraken ontleent;

    • b. wat de omvang van zijn aanspraken uit die dienstbetrekking op het Garantiefonds Loondoorbetaling bij Vorst is;

    • c. dat hij zijn werkgever schriftelijk ter nakoming van diens verplichtingen ter zake aangetekend heeft gemaand.

  • 8. Indien het Garantiefonds Loondoorbetaling bij Vorst aan de werknemer een loondervingsuitkering verstrekt, verwerft het fonds op de werkgever een zelfstandig recht op invordering van een bedrag, gelijk aan de uitkering die aan de werknemer is gedaan, vermeerderd met administratie- en incassokosten en wettelijke rente. Indien een werknemer, hangende een aanvraag om uitkering door het Garantiefonds, alsnog van zijn werkgever voldoening van het hem toekomende loon verkrijgt, dient de aanvraag terstond via een schriftelijke kennisgeving door de werknemer te worden ingetrokken. Ten onrechte verstrekte loondervingsuitkeringen dan wel verstrekte voorschotten daarop worden van de werknemer teruggevorderd.

  • 9. De werkgever, die meent dat de werknemer ten onrechte zijn werkzaamheden als gevolg van vorst heeft gestaakt, kan het Bureau Verletbestrijding verzoeken te toetsen of zulks terecht is gebeurd. Indien blijkt dat de staking van de werkzaamheden ten onrechte is geschied, is de werknemer verplicht zijn werkzaamheden direct te hervatten, voor zover de omstandigheden zoals bedoeld in lid 2 dat op dat moment toelaten.

Voorts gelden de volgende bijzondere bepalingen:

  • 10. Indien werknemers steigerbouw werkzaamheden verrichten bij een gevoelstemperatuur van –6° Celsius of lager zullen deze werknemers, onder handhaving van de gebruikelijke begin- en eindtijden van de werkdag, vier maal 1,5 uur effectief op de werkplek werkzaam zijn afgewisseld met een opwarmpauze van telkens minimaal 15 minuten. De benodigde aan- en aflooptijd is niet in deze effectieve werktijd van 1,5 uur inbegrepen. Op één werkdag kunnen maximaal vier shifts van effectief 1,5 uur worden gepland onder doorbetaling van het vast overeengekomen loon. Werknemers steigerbouw die zijn ingedeeld in de bouw kunnen tijdens vorst ook worden ingezet in de industriële steigerbouw, onder toepassing van dezelfde voorwaarden die gelden voor de industriële steigerbouw.

  • 11. Bij arbeidsverhindering door te weinig licht, mist, regen, wind, vorst of uitzonderlijk hoge of lage waterstand zullen de niet gewerkte uren als arbeidsuren worden beschouwd.

  • 12. Bij arbeidsverhindering als gevolg van uitzonderlijk hoge of lage waterstand geldt dit slechts over de werkdag waarop de arbeidsverhindering ontstaat.

  • 13. Onverminderd het bepaalde onder lid 11 geldt het onder lid 12 bepaalde voor de grond-, water- en wegenbouw slechts over de eerste vijf werkdagen, indien de arbeidsverhindering is ontstaan als gevolg van uitzonderlijk hoge waterstand ten gevolge van bijzonder zware regenval, alsmede een zodanige wateroverlast door ondoorlaatbaarheid van de bodem, dat niet meer kan worden gewerkt op het werkterrein of de bouwplaats dan wel het werkterrein of de bouwplaats onbegaanbaar is en de opdrachtgever de arbeid verbiedt.’’

HOOFDSTUK 8 STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID

I. Statuten komt te luiden:

„I. STATUTEN

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De stichting draagt de naam „Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid’’

  • 2. De stichting is statutair gevestigd te Harderwijk.

  • 3. De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd.

Artikel 2 Definities

In deze statuten wordt verstaan onder:

  • a. O&O-fonds: de in artikel 1 genoemde stichting, waarin wordt deelgenomen door de werkgevers en de werknemers op wie deze CAO van toepassing is.

  • b. deze CAO: de CAO Bedrijfstakeigen regelingen voor de Bouwnijverheid.

  • c. (CAO-)partijen: werkgevers- en werknemersorganisaties partij bij de CAO voor de Bouwnijverheid.

  • d. Werkgever: de werkgever in de zin van deze CAO.

  • e. Werknemer: de werknemer als bedoeld in hoofdstuk 4, artikel 1 lid 5 en/of 6 van deze CAO.

  • f. Bestuur: het bestuur als bedoeld in artikel 5 van deze statuten.

  • g. Reglement: een reglement als bedoeld in artikel 8 van deze statuten.

  • h. Uitvoeringsorganisatie: Cordares CAO-Regelingen B.V., statutair gevestigd te Amsterdam.

  • i. Technisch Bureau Bouwnijverheid: de Stichting Technisch Bureau Bouwnijverheid, statutair gevestigd te Harderwijk.

Artikel 3 Doel

  • 2. De stichting heeft ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de bouwnijverheid zes deelfondsen. De deelfondsen met de daarbij behorende bestedingsdoelen zijn vanaf 1 januari 2007:

A-Fonds:

De financiering van verletkosten van leerling-werknemers als bedoeld in hoofdstuk 4 artikel 1 lid 8 onder b van deze CAO en de organisatiekosten van directe opleiders verbonden aan de beroepsopleiding.

B-Fonds:

De financiering/subsidiëring van activiteiten welke tot doel hebben:

  • 1. Het bevorderen van de kwaliteit, organisatie en uitvoering van de vak- en beroepsopleidingen in de bouwnijverheid.

  • 2. Het bevorderen van kwalitatief en kwantitatief voldoende instroom van werknemers in de bouwnijverheid. Hieronder valt ook het verbeteren van het imago van de bedrijfstak en van het beroep van de werknemer door

    • het geven van voorlichting en/of publicitaire acties aan (potentieel) nieuwe werknemers en werkgevers ter bevordering van de instroom en/of toetreding;

    • projecten gericht op het promoten van bedrijfstakberoepen binnen en buiten de bedrijfstak;

    • projecten gericht op de integriteit van werkgevers en werknemers in de bouwnijverheid.

  • 3. Het bevorderen van de opleiding, bij-, om- en nascholing van werkgevers en werknemers in de bouwnijverheid. Bij werknemers gaat het om scholing ter verbetering van hun employability/inzetbaarheid, bij werkgevers om scholing die betrekking heeft op de arbeidsverhouding werkgever/werknemer. Hieronder valt ook

    • het onderzoeken van actuele technologische en voor de bouw relevante algemene en maatschappelijke ontwikkelingen in het belang van het op peil houden van kennis van werkgevers en werknemers, het behoud van werkgelegenheid en het verhogen van de employability/inzetbaarheid van werknemers;

    • het voorkomen van uitval/uitstroom en het bevorderen van doorstroom van werknemers in verschillende functies en beroepen binnen de bouwnijverheid.

  • 4. Het bevorderen van de bescherming van de gezondheid en veiligheid en van goede arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid;

  • 5. Het bevorderen van onderzoekactiviteiten op het gebied van arbeidsvoorwaarden, medezeggenschap, arbeidsmarkt en werkgelegenheid, beroepsonderwijs en scholing, werkmethoden en technieken, arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid en sociale zekerheid in de bouwnijverheid, inclusief het bevorderen van de resultaten van de onderzoekingen door publicaties, vergaderingen en bijeenkomsten.

  • 6. Het ontwikkelen en implementeren van beleid ten behoeve van het uitvoeren van projecten op het gebied van

    • arbeidsmarkt en werkgelegenheid, beroepsonderwijs en scholing, arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid;

    • sociale zekerheid, waaronder preventie en reïntegratie van werkzoekenden en (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten afkomstig uit de bouwnijverheid;

    • medezeggenschap, participatie, personeelsvertegenwoordigingen en ondernemingsraden als vormen van overleg op ondernemingsniveau in de bouwnijverheid.

  • 7. Het bevorderen van kennis bij werknemers en werkgevers, alsmede het bevorderen van ontwikkelingen in bedrijven, over sectorrelevante onderwerpen op het terrein van arbeidsvoorwaarden, medezeggenschap, arbeidsmarkt en werkgelegenheid, beroepsonderwijs en scholing, arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid, sociale zekerheid (w.o. preventie, reïntegratie, werkgelegenheidsprojecten). Hieronder valt ook het geven van voorlichting, onder meer middels brochures, publicaties, bijeenkomsten, via helpdesken en internet en door het inzetten van consulenten.

  • 8. Het bevorderen van een goede toepassing van en afstemming op de weten regelgeving op sociaal-economisch terrein binnen de bouwnijverheid.

  • 9. Het coördineren en voorbereiden van overleg tussen sociale partners (met uitzondering van het CAO-overleg zelf)

  • 10. Het bevorderen van een eenduidige uitleg en toepassing van de bepalingen en het voorkomen van geschillen over de uitleg en toepassing van de CAO. Hieronder valt ook het voeren van juridische procedures en afhandelen van arbeidsgeschillen, voorzover dat tot doel of effect heeft het verkrijgen van een eenduidige interpretatie.

  • 11. Het bevorderen van een kwalitatief goede inzet van arbeid door de ondersteuning van werknemers en werkgevers in de bouwnijverheid bij persoonlijke problemen.

  • 12. Het (deels) bekostigen van activiteiten van werkgevers en werknemers die voortvloeien uit de in de CAO opgenomen overlegverplichtingen op ondernemingsniveau, zoals het afsluiten van sociale plannen in het kader van reorganisaties bij bedrijven in de bouwnijverheid.

  • 13. Het (deels) bekostigen van verlof van werknemers voor het bijwonen van congressen en vakgroepbestuursvergaderingen van hun vakorganisaties.

  • 14. De vervaardiging, uitgifte en verzending van CAO-boekjes ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de bouwnijverheid.

C-Fonds:

De financiering van kosten die de werkgever maakt in verband met loondoorbetaling bij palliatief en/of rouwverlof. In het reglement „Regeling palliatief en rouwverlof’’ (IV) worden de voorwaarden van dit fonds nader uitgewerkt.

D-Fonds:

De financiering van de kosten van uitkeringen in geval van overlijden of blijvende invaliditeit als gevolg van een ongeval. In het reglement „Collectieve Ongevallenregeling’’ (V) worden de voorwaarden van dit fonds nader uitgewerkt.

E-Fonds: Vervallen.

S-Fonds:

  • 1. De financiering van kosten van scholingsactiviteiten ten behoeve van werknemers als bedoeld in artikel 1 lid 5 van deze CAO gericht op het bevorderen van een goede werking van de arbeidsmarkt in de sector en van activiteiten die de employability van werknemers in de sector verhogen.

  • 2. Het overeenkomstig de bepalingen in het reglement „Reglement Scholingsfonds’’ (VII) vergoeden van verlet-, cursus en reiskosten aan de werkgever wiens werknemer deelneemt aan scholingsactiviteiten als bedoeld onder 1.

  • 3. De financiering van kosten verbonden aan het Loopbaantraject Bouw & Infra en andere scholings- en werkgelegenheidsprojecten.

De voorwaarden waaronder gelden kunnen worden aangevraagd en verkregen worden nader uitgewerkt bij reglement.

Artikel 4 Middelen

  • 1. De geldmiddelen van het O&O-fonds bestaan uit:

    • a. Het stichtingskapitaal.

    • b. De bijdragen die ter uitvoering van het doel van de stichting jaarlijks door de werkgevers worden opgebracht op de wijze als nader bij reglement(en) is bepaald.

    • c. Renten.

    • d. Eventuele overheidssubsidies.

    • e. Geldleningen.

    • f. Eventuele andere baten.

  • 2. De werkgever is ten aanzien van zijn werknemer over elke dag, waarover loon wordt ontvangen, een bijdrage aan het fonds verschuldigd zoals nader is aangegeven in het reglement.

Artikel 5 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit tien leden, te weten vijf werkgeversleden en vijf werknemersleden.

  • 2. De werkgeversleden worden benoemd door Bouwend Nederland.

  • Drie werknemersleden worden benoemd door FNV Bouw en twee werknemersleden door de Hout- en Bouwbond CNV.

  • 3. Het bestuur benoemt uit zijn midden twee voorzitters: een van werkgeverszijde en een van werknemerszijde.

  • 4. Om beurten treden de voorzitters voor de tijd van een kalenderjaar als voorzitter en als tweede voorzitter op.

  • 5. Voor de verdeling van de bestuurszetels voor de werknemersorganisaties geldt een kiesdeler.

  • De kiesdeler wordt bepaald door het aantal actieve leden van de werknemersorganisatie(s) die betrokken zijn bij de stichting, te delen door 7. Na normale afronding volgt hieruit het aantal bestuursleden per organisatie. Als werknemersorganisaties worden beschouwd partijen betrokken bij de collectieve arbeidsovereenkomsten van de bouwnijverheid.

  • De stand per 1 juli van enig jaar is bepalend voor de zetelverdeling in het daaropvolgende jaar.

  • Na schriftelijk verzoek van ten minste één van de werknemersorganisaties stelt het bestuur de kiesdeler opnieuw vast.

  • Het totaal aantal werknemerszetels is 5.

  • 6. De bestuursleden worden benoemd voor een periode van drie jaar en zijn herbenoembaar. Het bestuur stelt een rooster van aftreden op. In onvoorziene omstandigheden kan hiervan worden afgeweken.

  • 7. Aftredende werknemersbestuursleden komen voor herbenoeming in aanmerking. Voor werkgeversbestuursleden geldt bovenstaande.

  • 8. In tussentijdse vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 9. De organisatie die een bestuurslid benoemt, kan te allen tijde die benoeming intrekken en in plaats daarvan een ander tot bestuurslid benoemen.

Artikel 6 Bestuursvergaderingen

  • 1. De agenda voor de vergaderingen van het bestuur wordt met eventuele bijlagen door het Technisch Bureau Bouwnijverheid voor de vergadering aan de leden toegezonden. Stukken en voorstellen die zijn ingekomen nadat de agenda is verzonden, kunnen alleen in behandeling worden genomen, indien hiertoe met volstrekte meerderheid van stemmen besloten wordt.

  • 2. Bij uitzondering kunnen, in spoedeisende gevallen ofwel in gevallen waarin geen twijfel mogelijk is, door beide voorzitters gezamenlijk voorlopige beslissingen en maatregelen worden genomen, die in de eerstvolgende vergadering van het bestuur ter bekrachtiging worden voorgedragen.

  • 3. In een vergadering van het bestuur mogen geen besluiten worden genomen, als niet ten minste zes bestuursleden aanwezig zijn, waarvan ten minste twee werkgeversleden en ten minste twee werknemersleden.

  • 4. Indien in een vergadering van het bestuur meer werkgeversleden aanwezig zijn dan werknemersleden – of omgekeerd –, dan brengen de leden van de groep met de meeste aanwezigen samen evenveel stemmen uit als de andere groep leden.

  • 5. Over zaken wordt bij voorkeur mondeling en over personen schriftelijk gestemd.

  • 6. Alle besluiten worden, behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 14 van deze statuten, genomen met een volstrekte meerderheid van stemmen.

  • 7. Indien de stemmen staken wordt de beslissing tot de volgende vergadering uitgesteld. Indien op die vergadering opnieuw de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn afgewezen zo het een stemming over zaken betreft en zal, indien het een stemming over personen betreft, het lot beslissen.

  • 8. Een gewone meerderheid binnen de werkgevers- of werknemersgeleding bepaalt het standpunt van die geleding.

  • 9. Leden van het bestuur van het Technisch Bureau Bouwnijverheid zijn gerechtigd bij bestuursvergaderingen aanwezig te zijn.

  • Het bestuur kan besluiten over de aanwezigheid van derden tijdens de bestuursvergaderingen.

Artikel 7 Bestuursbevoegdheden en vertegenwoordiging

  • 1. Het bestuur is belast met het besturen van de zaken van de stichting, het beheer van haar vermogen, alsmede het innen van de gelden en het doen van uitkeringen. Het bestuur is bevoegd, met inachtneming van het in deze statuten bepaalde, tot alle rechtshandelingen, met name ook tot het sluiten van die overeenkomsten, waarvoor het regelend recht een beperking kent.

  • 2. Het bestuur beslist in alle zaken waarin de beslissing niet is opgedragen of gedelegeerd aan andere organen van de stichting.

  • 3. De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door het bestuur alsmede door beide voorzitters gezamenlijk.

Artikel 8 Reglementen

  • 1. Het bestuur kan voor de uitvoering van zijn taak een of meer uitvoeringsreglementen en een huishoudelijk reglement vaststellen.

  • 2. De reglementen mogen geen bepalingen bevatten welke in strijd zijn met deze statuten.

Artikel 9 Mandaat

  • 1. Het bestuur kan uitdrukkelijk omschreven bevoegdheden mandateren aan het Technisch Bureau Bouwnijverheid dan wel aan de uitvoeringsorganisatie en/of aan door het bestuur, al dan niet geheel uit zijn midden, benoemde paritaire commissies waarbij aan deze commissies toestemming kan worden verleend, volgens door het bestuur te stellen richtlijnen, een deel van deze bevoegdheden weer over te dragen aan het Technisch Bureau Bouwnijverheid c.q. de uitvoeringsorganisatie. De gemandateerde bevoegdheden worden door de commissies dan wel het Technisch Bureau Bouwnijverheid c.q. de uitvoeringsorganisatie uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

  • 2. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur uitgevoerd.

Artikel 10 Secretariaat

Het bestuur laat zich bij het uitvoeren van haar taak terzijde staan door het Technisch Bureau Bouwnijverheid.

Artikel 11 Besteding van middelen

De middelen worden op een door het bestuur vast te stellen wijze besteed aan de genoemde doelen van de stichting. De beleggingen zullen door het bestuur op een zodanige wijze geschieden, dat

  • a. Een redelijke spreiding naar aard en risico van de bezittingen en interesses wordt verkregen

  • b. Een optimaal rendement wordt verkregen

  • c. Geen belangrijk risico van blijvende vermogensverliezen wordt gelopen.

Artikel 12 Begroting

  • 1. Uiterlijk in de maand januari worden de begrotingen van inkomsten en van uitgaven voor het lopende boekjaar vastgesteld.

  • 2. De begroting is ingericht en gespecificeerd volgens de in artikel 3 van de statuten omschreven bestedingsdoelen.

  • 3. De begroting van inkomsten en uitgaven behoeft de goedkeuring van de bestuursleden benoemende organisaties, als bedoeld in artikel 5 lid 2.

  • 4. De begroting van inkomsten en uitgaven is op aanvraag beschikbaar voor alle bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers.

Artikel 13 Jaarverslag, rekening en verantwoording

  • 1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Het bestuur van de stichting stelt jaarlijks een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de stichting aan het einde van het boekjaar en van de ontwikkeling daarvan gedurende het boekjaar, alsmede is gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 3 van de statuten omschreven bestedingsdoelen; via dit verslag legt het bestuur rekenschap van het gevoerde beleid af aan de bestuursleden benoemende organisaties als bedoeld in artikel 5 lid 2.

  • 3. Dit verslag moet zijn gecontroleerd door een externe door het bestuur te benoemen registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid.

  • 4. Dit verslag wordt, voorzien van de goedkeurende verklaring van de registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid, ter inzage van de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. Ten kantore van het Technisch Bureau Bouwnijverheid;

    • b. Op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 5. Het verslag en de accountantsverklaring worden toegezonden aan de werkgevers- en werknemersorganisaties en op aanvraag aan de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers.

  • 6. Het verslag en de goedkeurende accountantsverklaring worden binnen zes maanden na het verstrijken van het boekjaar in drievoud gezonden naar de directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving (UAW) van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Uit deze stukken moet blijken dat de uitgaven conform de in artikel 3 omschreven bestedingsdoelen zijn gedaan.

Artikel 14 Statutenwijziging

  • 1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de statuten.

  • 2. Tot wijziging van de statuten kan door het bestuur worden besloten in een speciaal daartoe uitgeschreven vergadering.

  • 3. Een besluit tot wijziging van de statuten kan slechts genomen worden, wanneer ten minste tweederde gedeelte van het aantal werkgeversbestuursleden, en ten minste tweederde gedeelte van het aantal werknemersbestuursleden zich voor die statutenwijziging verklaren.

  • Een besluit tot vaststelling of wijziging van de statuten wordt eerst van kracht nadat de bestuursleden benoemende organisaties als bedoeld in artikel 5 lid 2 hiervan schriftelijk op de hoogte zijn gebracht en hieraan hun goedkeuring hebben verleend. In verband met de voortgang van het proces wordt het uitblijven van een schriftelijke reactie binnen zes maanden beschouwd als een instemmende reactie.

  • 4. De wijziging van de statuten moet bij notariële akte tot stand komen.

  • 5. De reglementen, alsmede de in deze statuten en in de reglementen aangebrachte wijzigingen, treden niet in werking alvorens een volledig exemplaar van die stukken onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter Griffie van het Kantongerecht binnen welks ressort de stichting is gevestigd.

Artikel 15 Ontbinding en liquidatie

  • 1. Tot ontbinding van de stichting kan alleen worden overgegaan in de volgende gevallen:

    • a. Indien partijen bij deze CAO daartoe unaniem besluiten; of

    • b. Indien de CAO voor de Bouwnijverheid ten minste twee jaar is geëxpireerd.

  • 2. Om in het in lid 1 onder b bedoelde geval tot ontbinding over te gaan, volstaat het wanneer één der partijen bij de CAO dit per aangetekend schrijven meldt aan alle andere bij de CAO betrokken partijen, uiterlijk zes maanden na expiratie van de CAO voor de Bouwnijverheid.

  • 3. In geval van ontbinding worden deze statuten en het bijbehorende reglement via een wijziging van de algemeenverbindendverklaring uit deze CAO verwijderd en wordt hiervan melding gemaakt bij het register waar de stichting staat ingeschreven.

  • 4. In geval van ontbinding is het bestuur belast met de uitvoering van de liquidatie en alle daarbij behorende zaken, waaronder de bestemming van een eventueel batig saldo.

Artikel 17 Slotbepaling

In alle gevallen waarin niet door deze statuten of de reglementen van de stichting is voorzien beslist het bestuur.’’

IV. REGELING PALLIATIEF EN ROUWVERLOF (C-FONDS)

Artikel 1 komt te luiden:

„Artikel 1 Definities

  • a. Deze CAO: de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijverheid.

  • b. Werkgever: de werkgever als bedoeld in hoofdstuk 4, artikel 1 lid 3 van deze CAO.

  • c. Werknemer: de werknemer als bedoeld in hoofdstuk 4, artikel 1 lid 5 en 6 van deze CAO.

  • d. Loon: het vast overeengekomen loon per betalingsperiode als bedoeld in hoofdstuk 4, artikel 1 lid 18b van deze CAO. Indien een prestatiebevorderend systeem zoals bedoeld in artikel 33 lid 2 van de CAO voor de Bouwnijverheid 2007–2009 van toepassing is, dient het vast overeengekomen loon te worden vermeerderd met de gemiddelde prestatiepremie gedurende de betalingsperiode.

  • e. Salaris: het tussen werknemer en werkgever overeengekomen vaste bruto bedrag per periode, als bedoeld in hoofdstuk 4, artikel 1 lid 19 van deze CAO.

  • f. Fonds: de stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid (O&O-fonds).

  • g. Uitvoeringsorganisatie: Cordares CAO-Regelingen, statutair gevestigd te Amsterdam.’’

VII.  REGLEMENT SCHOLINGSFONDS (S-FONDS)

Artikel 1 komt te luiden:

„Artikel 1 Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • 1. deze CAO: de CAO Bedrijfstakeigen regelingen voor de Bouwnijverheid

  • 2. Fonds: de stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid (O&O-fonds).

  • 3. Werkgever: de werkgever als bedoeld in hoofdstuk 4, artikel 1 lid 3 van deze CAO.

  • 4. Werknemer: de werknemer als bedoeld in hoofdstuk 4, artikel 1 lid 5 van deze CAO.

  • 5. Loon: het vast overeengekomen loon per betalingsperiode als bedoeld in hoofdstuk 4, artikel 1 lid 18b van deze CAO. Indien een prestatiebevorderend systeem zoals bedoeld in artikel 33 lid 2 van de CAO voor de Bouwnijverheid 2007–2009 van toepassing is, dient het vast overeengekomen loon te worden vermeerderd met de gemiddelde prestatiepremie gedurende de betalingsperiode.

  • 6. Verletkosten: het loon, alsmede de over dat loon op grond van de bepalingen in de CAO door de werkgever verschuldigde premies en bijdragen.

  • 7. Uitvoeringsorganisatie: de door het bestuur van het O&O-fonds aangewezen stichting (Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid) die de uitvoering verzorgt van het Reglement Scholingfonds.’’

Artikel 8 komt te luiden:

„Artikel 8 Scholingsdagen tijdens ziekte, vorstverlet of werkloosheid

  • 1. Als de werkgever een scholingsbeleid heeft zoals voorgeschreven in artikel 61a van de CAO voor de Bouwnijverheid 2007–2009, verstrekt de uitvoeringsorganisatie de vergoedingen genoemd in de artikelen 5 en 6 ook als een werknemer tijdens ziekte deelneemt aan een cursus.

  • 2. Als een werknemer deelneemt aan een cursus op een dag dat hij anders wegens vorst niet gewerkt zou hebben, verstrekt de uitvoeringsorganisatie de vergoedingen genoemd in de artikelen 5 en 6 onder de voorwaarde dat de scholingsdagen al vóór het intreden van vorst gepland waren.

  • 3. Als een werknemer tijdens werkloosheid deelneemt aan een cursus, verstrekt de uitvoeringsorganisatie de volgende vergoedingen, onder de voorwaarden dat de werknemer tijdens de dienstbetrekking is aangemeld voor de cursus en de cursus gevolgd wordt binnen vier maanden na het beëindigen van de dienstbetrekking:

    • aan werkgever de vergoeding genoemd in artikel 6 èn

    • aan werknemer een vergoeding voor reiskosten van een vast bedrag per dag.’’

Artikel 12 komt te luiden:

„Artikel 12 Garantie

Het bestuur van het O&O-fonds kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de aanspraken van de werknemer als diens werkgever ten opzichte van hem de verplichting niet nakomt om het loon te verstrekken over opgenomen scholingsdagen, als bedoeld in artikel 61a van de CAO voor de Bouwnijverheid 2007–2009.’’

HOOFDSTUK 9 STICHTING AANVULLINGSFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID

I. Statuten komt te luiden:

„I. STATUTEN

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De stichting draagt de naam: „Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid’’.

  • 2. De stichting is statutair gevestigd te Harderwijk.

  • 3. De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd.

Artikel 2 Definities

In deze statuten wordt verstaan onder:

  • 1. De statuten: de statuten van het Aanvullingsfonds.

  • 2. Aanvullingsfonds: de in artikel 1 genoemde stichting, waarin wordt deelgenomen door de werkgevers en de werknemers op wie deze CAO van toepassing is.

  • 3. Deze CAO: de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijverheid.

  • 4. Werkgever: de werkgever in de zin van deze CAO.

  • 5. Bouwplaatswerknemer: bouwplaatswerknemer in de zin van deze CAO.

  • 6. UTA-werknemer: UTA-werknemer in de zin van deze CAO.

  • 7. Werknemer: een bouwplaatswerknemer of UTA-werknemer.

  • 8. Bestuur: het bestuur als bedoeld in artikel 6 van de statuten.

  • 9. Reglement: een reglement als bedoeld in artikel 9 van de statuten.

  • 10. Technisch Bureau Bouwnijverheid: Stichting Technisch Bureau Bouwnijverheid, statutair gevestigd te Harderwijk.

  • 11. Uitvoeringsorganisatie: Cordares CAO-Regelingen B.V., statutair gevestigd te Amsterdam.

  • 12. WIA: de Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.

  • 13. WAO: de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering.

  • 14. WW: de Werkloosheidswet

Artikel 3 Doel

  • 1. Het Aanvullingsfonds heeft de volgende doelstellingen:

    • a. Aanvullingen en uitkeringen: de verstrekking van een aanvulling of uitkering aan of ten behoeve van werknemers die werkloos zijn of een uitkering op basis van de WAO of de WIA ontvangen, alsmede het verstrekken van een aanvulling op de pensioenpremie ten behoeve van werknemers die een WW-uitkering ontvangen.

    • b. Reïntegratie: de verstrekking van bonussen aan werkgevers bij reïntegratie in het tweede ziektejaar en de vergoeding van kosten voor opleiding, begeleiding en bemiddeling aan een werknemer als hij gebruik maakt van zijn zelfstandig recht op inschakeling van een reïntegratiebedrijf.

    • c. Verlof: de verstrekking van tegemoetkomingen aan werkgevers voor de kosten die zij moeten maken op basis van hun plicht het loon door te betalen over extra verlofdagen waarop werknemers van 55 jaar en ouder recht hebben.

    • d. Loopbaanbeleid: de financiering van de organisatiekosten van het Loopbaantraject Bouw & Infra.

    • e. Instroom doelgroepen en doorstroom leerlingen:

      • de (gedeeltelijke) financiering van maatregelen die de instroom van langdurig werklozen, vrouwen, allochtonen en langdurig werkloze schoolverlaters in de beroepsopleiding stimuleren;

      • de (gedeeltelijke) financiering van maatregelen die de doorstroom van leerlingen vanuit een voorschakeltraject naar de primaire opleiding bevorderen.

  • 2. De nadere voorwaarden voor financiering van activiteiten in het kader van de doelstellingen van de stichting en voor toekenning van genoemde aanvullingen, uitkeringen en vergoedingen zijn, voor zover nodig, per bestedingsdoel bij reglement vastgesteld.

  • 3. Om een beroep te kunnen doen op gelden krachtens lid 2 onder d dient vóór 1 november, voorafgaande aan het kalenderjaar, een aanvraag en begroting bij de stichting te worden ingediend die gespecificeerd zijn volgens het in dit lid omschreven bestedingsdoel. Voorts zal men jaarlijks binnen vier maanden na het verstrijken van het boekjaar aan het bestuur van de stichting verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen middelen moeten afleggen. Deze verantwoording dient te zijn voorzien van een goedkeurende verklaring door een erkend registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid.

  • Zowel de begroting als de verantwoording dient te zijn ingericht en te zijn gespecificeerd volgens het in lid 2 onder d beschreven bestedingsdoel. De verantwoording en accountantsverklaring zullen een geïntegreerd onderdeel uitmaken van het (financieel) jaarverslag van de stichting.

Artikel 4 Middelen

  • 1. De geldmiddelen van het Aanvullingsfonds bestaan uit:

    • a. Het stichtingskapitaal.

    • b. De bijdragen die ter uitvoering van het doel van de stichting jaarlijks door de werkgevers worden opgebracht op de wijze als nader bij reglement(en) is bepaald.

    • c. Renten.

    • d. Eventuele overheidssubsidies.

    • e. Geldleningen.

    • f. Eventuele andere baten.

  • 2. De werkgever is ten aanzien van zijn werknemer over elke dag, waarover loon wordt ontvangen, een bijdrage aan de stichting verschuldigd zoals nader is aangegeven in het reglement.

Artikel 5 Bijdragereglement

Het bestuur stelt een bijdragereglement vast waarin ten minste is geregeld de wijze van vaststelling en de hoogte van de bijdrage(n).

Artikel 6 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit tien leden, te weten vijf werkgeversleden en vijf werknemersleden.

  • 2. De werkgeversleden worden benoemd door Bouwend Nederland. Drie werknemersleden worden benoemd door FNV Bouw en twee werknemersleden door de Hout- en Bouwbond CNV.

  • 3. Het bestuur benoemt uit zijn midden twee voorzitters: een van werkgeverszijde en een van werknemerszijde.

  • 4. Om beurten treden de voorzitters voor de tijd van een kalenderjaar als voorzitter en als tweede voorzitter op.

  • 5. Voor de verdeling van de bestuurszetels voor de werknemersorganisaties geldt een kiesdeler.

  • De kiesdeler wordt bepaald door het aantal actieve leden van de werknemersorganisatie(s) die betrokken zijn bij de stichting, te delen door 7. Na normale afronding volgt hieruit het aantal bestuursleden per organisatie. Als werknemersorganisaties worden beschouwd partijen betrokken bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de bouwnijverheid.

  • De stand per 1 juli van enig jaar is bepalend voor de zetelverdeling in het daaropvolgende jaar.

  • Na schriftelijk verzoek van ten minste één van de werknemersorganisaties stelt het bestuur de kiesdeler opnieuw vast. Het totaal aantal werknemerszetels is 5.

  • 6. De bestuursleden worden benoemd voor een periode van drie jaar en zijn herbenoembaar. Het bestuur stelt een rooster van aftreden op. In onvoorziene omstandigheden kan hiervan worden afgeweken.

  • 7. In tussentijdse vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 8. De organisatie die een bestuurslid benoemt, kan te allen tijde die benoeming intrekken en in plaats daarvan een ander tot bestuurslid benoemen.

Artikel 7 Bestuursvergaderingen

  • 1. De agenda voor de vergaderingen van het bestuur wordt met eventuele bijlagen door het Technisch Bureau Bouwnijverheid voor de vergadering aan de leden toegezonden. Stukken en voorstellen die zijn ingekomen nadat de agenda is verzonden, kunnen alleen in behandeling worden genomen, indien hiertoe met volstrekte meerderheid van stemmen besloten wordt.

  • 2. Bij uitzondering kunnen, in spoedeisende gevallen ofwel in gevallen waarin geen twijfel mogelijk is, door beide voorzitters gezamenlijk voorlopige beslissingen en maatregelen worden genomen, die in de eerstvolgende vergadering van het bestuur ter bekrachtiging worden voorgedragen.

  • 3. In een vergadering van het bestuur mogen geen besluiten worden genomen, als niet ten minste zes bestuursleden aanwezig zijn, waarvan ten minste twee werkgeversleden en ten minste twee werknemersleden.

  • 4. Indien in een vergadering van het bestuur meer werkgeversleden aanwezig zijn dan werknemersleden – of omgekeerd –, dan brengen de leden van de groep met de meeste aanwezigen samen evenveel stemmen uit als de andere groep leden.

  • 5. Over zaken wordt bij voorkeur mondeling en over personen schriftelijk gestemd.

  • 6. Alle besluiten worden, behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 15 van deze statuten, genomen met een volstrekte meerderheid van stemmen.

  • 7. Indien de stemmen staken wordt de beslissing tot de volgende vergadering uitgesteld. Indien op die vergadering opnieuw de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn afgewezen zo het een stemming over zaken betreft en zal, indien het een stemming over personen betreft, het lot beslissen.

  • 8. Een gewone meerderheid binnen de werkgevers- of werknemersgeleding bepaalt het standpunt van die geleding.

  • 9. Leden van het bestuur van het Technisch Bureau Bouwnijverheid zijn gerechtigd bij bestuursvergaderingen aanwezig te zijn. Het bestuur kan besluiten over de aanwezigheid van derden tijdens de bestuursvergaderingen.

Artikel 8 Bestuursbevoegdheden en vertegenwoordiging

  • 1. Het bestuur is belast met het besturen van de zaken van de stichting, het beheer van haar vermogen, alsmede het innen van de gelden en het doen van uitkeringen. Het bestuur is bevoegd, met inachtneming van het in deze statuten bepaalde, tot alle rechtshandelingen met name ook tot het sluiten van die overeenkomsten, waarvoor het regelend recht een beperking kent.

  • 2. Het bestuur beslist in alle zaken waarin de beslissing niet is opgedragen of gedelegeerd aan andere organen van de stichting.

  • 3. De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door het bestuur alsmede door beide voorzitters gezamenlijk.

Artikel 9 Reglementen

  • 1. Het bestuur kan voor de uitvoering van zijn taak een of meer reglementen vaststellen.

  • 2. De reglementen mogen geen bepalingen bevatten welke in strijd zijn met deze statuten.

Artikel 10 Mandaat

  • 1. Het bestuur kan uitdrukkelijk omschreven bevoegdheden mandateren aan het Technisch Bureau Bouwnijverheid dan wel aan de uitvoeringsorganisatie en/of aan door het bestuur, al dan niet geheel uit zijn midden, benoemde paritaire commissies waarbij aan deze commissies toestemming kan worden verleend, volgens door het bestuur te stellen richtlijnen, een deel van deze bevoegdheden weer over te dragen aan het Technisch Bureau Bouwnijverheid c.q de uitvoeringsorganisatie. De gemandateerde bevoegdheden worden door de commissies dan wel het Technisch Bureau Bouwnijverheid c.q. de uitvoeringsorganisatie uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

  • 2. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur uitgevoerd.

Artikel 11 Secretariaat

Het bestuur laat zich bij het uitvoeren van haar taak terzijde staan door het Technisch Bureau Bouwnijverheid.

Artikel 12 Besteding van middelen

De middelen worden op een door het bestuur vast te stellen wijze besteed aan de genoemde doelen van de stichting. De beleggingen zullen door het bestuur op een zodanige wijze geschieden, dat

  • a. Een redelijke spreiding naar aard en risico van de bezittingen en interesses wordt verkregen;

  • b. Een optimaal rendement wordt verkregen;

  • c. Geen belangrijk risico van blijvende vermogensverliezen wordt gelopen.

Artikel 13 Begroting

  • 1. Uiterlijk in de maand januari worden de begrotingen van inkomsten en van uitgaven voor het lopende boekjaar vastgesteld.

  • 2. De begroting is ingericht en gespecificeerd volgens de in artikel 3 van de statuten omschreven bestedingsdoelen.

  • 3. De begroting van inkomsten en uitgaven behoeft de goedkeuring van de bestuursleden benoemende organisaties, als bedoeld in artikel 6 lid 2.

  • 4. De begroting van inkomsten en uitgaven is op aanvraag beschikbaar voor alle bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers.

Artikel 14 Jaarverslag, rekening en verantwoording

  • 1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Het bestuur van de stichting stelt jaarlijks een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de stichting aan het einde van het boekjaar en van de ontwikkeling daarvan gedurende het boekjaar, alsmede is gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 3 van de statuten omschreven bestedingsdoelen; via dit verslag legt het bestuur rekenschap van het gevoerde beleid af aan de bestuursleden benoemende organisaties als bedoeld in artikel 6 lid 2.

  • 3. Dit verslag moet zijn gecontroleerd door een externe door het bestuur te benoemen registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid.

  • 4. Dit verslag wordt, voorzien van de goedkeurende verklaring van de registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid, ter inzage van de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. Ten kantore van het Technisch Bureau Bouwnijverheid;

    • b. Op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 5. Het verslag en de accountantsverklaring worden toegezonden aan de werkgevers- en werknemersorganisaties en op aanvraag aan de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers.

  • 6. Het verslag en de goedkeurende accountantsverklaring worden binnen zes maanden na het verstrijken van het boekjaar in drievoud gezonden naar de directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving (UAW) van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Uit deze stukken moet blijken dat de uitgaven conform de in artikel 3 omschreven bestedingsdoelen zijn gedaan.

Artikel 15 Statutenwijziging

  • 1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de statuten.

  • 2. Tot wijziging van de statuten kan door het bestuur worden besloten in een speciaal daartoe uitgeschreven vergadering.

  • 3. Een besluit tot wijziging van de statuten kan slechts genomen worden, wanneer ten minste tweederde gedeelte van het aantal werkgeversbestuursleden, en ten minste tweederde gedeelte van het aantal werknemersbestuursleden zich voor die statutenwijziging verklaren. Een besluit tot vaststelling of wijziging van de statuten wordt eerst van kracht nadat de bestuursleden benoemende organisaties als bedoeld in artikel 6 lid 2 hiervan schriftelijk op de hoogte zijn gebracht en hieraan hun goedkeuring hebben verleend. In verband met de voortgang van het proces wordt het uitblijven van een schriftelijke reactie binnen zes maanden beschouwd als een instemmende reactie.

  • 4. De wijziging van de statuten moet bij notariële akte tot stand komen.

  • 5. De reglementen alsmede de in de statuten en in de reglementen aangebrachte wijzigingen, treden in werking zodra een volledig exemplaar van die stukken onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin door het bestuur en partijen bij deze CAO zijn ondertekend en voor een ieder ter ieder ter inzage zijn gelegd ter Griffie van het Kantongerecht in het arrondissement waar de stichting is gevestigd.

Artikel 16 Ontbinding en liquidatie

  • 1. Tot ontbinding van de stichting kan alleen worden overgegaan in de volgende gevallen:

    • a. Indien partijen bij deze CAO daartoe unaniem besluiten; of

    • b. Indien de CAO voor de Bouwnijverheid ten minste één jaar is geëxpireerd.

  • 2. Om in het in lid 1 onder b bedoelde geval tot ontbinding over te gaan, volstaat het wanneer één der partijen bij de CAO dit per aangetekend schrijven meldt aan alle andere bij de CAO betrokken partijen, uiterlijk zes maanden na expiratie van de CAO voor de Bouwnijverheid.

  • 3. In geval van ontbinding worden deze statuten en het bijbehorende reglement via een wijziging van de algemeenverbindendverklaring uit deze CAO verwijderd en wordt van de ontbinding opgaaf gedaan aan het register waar de stichting was ingeschreven.

  • 4. In geval van ontbinding is het bestuur belast met de uitvoering van de liquidatie en alle daarbij behorende zaken, waaronder de bestemming van een eventueel batig saldo.

Artikel 18 Slotbepalingen

In alle gevallen waarin niet door deze statuten of de reglementen van de stichting is voorzien beslist het bestuur.’’

III.  REGLEMENT AANVULLINGEN EN UITKERINGEN

Artikel 2 komt te luiden:

„Artikel 2 De eindejaarsuitkering voor WAO-uitkeringsgerechtigden

  • 1. Een belanghebbende die op 1 november van het kalenderjaar waarin eindejaarsuitkeringen worden verstrekt, recht heeft op een WAO-uitkering en al vóór 1 januari 2006 arbeidsongeschikt was in de zin van de WAO, heeft recht op een eindejaarsuitkering, tenzij hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is en/of recht heeft op een verhoogde WAO-uitkering op grond van artikel 22 van de WAO.

  • 2. De hoogte van de eindejaarsuitkering wordt bepaald door de arbeidsongeschiktheidsklasse waarin de belanghebbende is ingedeeld op 1 november van het kalenderjaar waarin eindejaarsuitkeringen worden verstrekt. De volgende bedragen zijn vastgesteld:

ArbeidsongeschiktheidBedrag (bruto)
80% – 100%€ 567,23
65% – 80%€ 453,78
55% – 65%€ 368,70
45% – 55%€ 311,98
35% – 45%€ 255,25
  • 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, geldt voor een arbeidsongeschikte bouwplaatswerknemer het volgende:

    • a. Als de WAO-uitkering slechts een gedeelte van het desbetreffende kalenderjaar is ontvangen, heeft de belanghebbende recht op een evenredig deel van de eindejaarsuitkering.

    • b. Gedeeltelijk arbeidsongeschikten die ingedeeld zijn in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35-45% of hoger, ontvangen een eindejaarsuitkering afhankelijk van de arbeidsongeschiktheidsklasse die in dat jaar op 1 november van toepassing was. Als in het desbetreffende jaar echter een hogere klasse van toepassing was, dan heeft de belanghebbende recht op een eindejaarsuitkering die afhankelijk is van de laatst van toepassing zijnde hogere klasse.

    • c. Indien in het desbetreffende kalenderjaar voorafgaand aan een indeling op 1 november in één van de twee laagste arbeidsongeschiktheidsklassen een hogere klasse van toepassing was, heeft de belanghebbende recht op een eindejaarsuitkering die afhankelijk is van de laatst van toepassing zijnde hogere klasse en de periode waarover hij op basis van een hogere klasse een WAO-uitkering ontving.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, geldt voor een arbeidsongeschikte UTA-werknemer het volgende. Indien de belanghebbende de WAO-uitkering slechts een gedeelte van het jaar heeft ontvangen en/of de mate van zijn arbeidsongeschiktheid in de loop van het jaar is gewijzigd, zal hij de uitkering naar rato ontvangen.

  • 5. De eindejaarsuitkering wordt in de maand december betaalbaar gesteld, onder de voorwaarde dat Cordares uiterlijk 1 december van het betreffende kalenderjaar van de belanghebbende alle gegevens heeft ontvangen die nodig zijn voor de vaststelling van het recht op de eindejaarsuitkering.

  • 6. Een arbeidsongeschikte bouwplaatswerknemer moet zich voor het aanvragen van de eindejaarsuitkering melden bij een vertegenwoordiger van FNV Bouw, de Hout- en Bouwbond CNV of vakvereniging Het Zwarte Corps. Een arbeidsongeschikte UTA-werknemer kan zich voor het aanvragen van de eindejaarsuitkering schriftelijk melden bij Cordares. Bij de melding dient de belanghebbende alle gegevens te verstrekken die relevant zijn voor de vaststelling van het recht op de eindejaarsuitkering. De belanghebbende dient zich te melden vóór 1 april van het jaar volgend op het kalenderjaar waarin hij recht had op de eindejaarsuitkering.

  • 7. In de situatie dat de werkgever aan een werknemer een aanvulling op de WAO-uitkering verstrekt tot 100% van het loon of salaris bij werken, kan deze werkgever het met de eindejaarsuitkering overeenkomende bedrag in mindering brengen op de aanvulling, zodat de situatie wordt voorkomen dat de arbeidsongeschikte werknemer meer zou ontvangen dan een werknemer in actieve dienst.’’

Artikel 3 komt te luiden:

„Artikel 3 De eindejaarsuitkering voor IVA-uitkeringsgerechtigden

  • 1. Een belanghebbende die in het kalenderjaar waarin eindejaarsuitkeringen worden verstrekt, recht heeft op een IVA-uitkering, heeft recht op een eindejaarsuitkering, tenzij hij recht heeft op een verhoogde IVA-uitkering op grond van artikel 53 van de WIA.

  • 2. De eindejaarsuitkering bedraagt € 567,23 (bruto).

  • 3. Bij beëindiging van de arbeidsongeschiktheid ontvangt de belanghebbende een eindejaarsuitkering naar rato van de duur van de arbeidsongeschiktheid in het betreffende kalenderjaar. Een eindejaarsuitkering naar rato geldt ook als de arbeidsongeschiktheid korter dan een jaar geleden is aangevangen.

  • 4. De eindejaarsuitkering wordt in de maand december betaalbaar gesteld, onder de voorwaarde dat Cordares uiterlijk 1 december van het betreffende kalenderjaar van de belanghebbende alle gegevens heeft ontvangen die nodig zijn voor de vaststelling van het recht op de eindejaarsuitkering.

  • 5. Een bouwplaatswerknemer met recht op een IVA-uitkering moet zich voor het aanvragen van de eindejaarsuitkering melden bij een vertegenwoordiger van FNV Bouw, de Hout- en Bouwbond CNV of vakvereniging Het Zwarte Corps. Een UTA-werknemer met recht op een IVA-uitkering kan zich voor het aanvragen van de eindejaarsuitkering schriftelijk melden bij Cordares. Bij de melding dient de belanghebbende alle gegevens te verstrekken die relevant zijn voor de vaststelling van het recht op de eindejaarsuitkering. De belanghebbende dient zich te melden vóór 1 april van het jaar volgend op het kalenderjaar waarin hij recht had op de eindejaarsuitkering.

  • 6. In de situatie dat de werkgever aan een belanghebbende een aanvulling op de IVA-uitkering verstrekt tot 100% van het loon of salaris bij werken, kan deze werkgever het met de eindejaarsuitkering overeenkomende bedrag in mindering brengen op de aanvulling, zodat de situatie wordt voorkomen dat de arbeidsongeschikte werknemer meer zou ontvangen dan een werknemer in actieve dienst.’’

Artikel 5 komt te luiden:

„Artikel 5 Pensioenopbouw bij werkloosheid (aanvulling pensioenpremie)

  • 1. De werknemer die direct aansluitend op zijn dienstbetrekking met zijn werkgever recht heeft op een uitkering als bedoeld in de Werkloosheidswet (hierna: WW) heeft gedurende maximaal 6 maanden na aanvang van die uitkering recht op betaling van een bedrag aan de pensioenuitvoerder ten behoeve van de voortzetting van de ouderdomspensioenopbouw (hierna: aanvulling pensioenpremie).

  • 2. Als het recht op WW-uitkering voor het verstrijken van de in lid 1 genoemde maximumtermijn geheel wordt onderbroken wegens het recht op een uitkering als bedoeld in de Ziektewet wordt die maximumtermijn verlengd met de duur van de periode tussen de beëindiging en de herleving van het recht op de WW-uitkering.

  • 3. De hoogte van de aanvulling pensioenpremie is per 1 januari 2006 vastgesteld op 48% van de pensioenpremie bij deelname in het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid. Als de werknemer geen deelnemer is in het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid maar in een ander pensioenfonds, dan wordt de werknemer voor de vaststelling van de hoogte van de aanvulling pensioenpremie geacht over de periode waarover de WW-uitkering is ontvangen deelnemer te zijn in het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid.

  • 4. De bouwplaatswerknemer moet zich voor het aanvragen van de aanvulling pensioenpremie melden bij een vertegenwoordiger van FNV Bouw, de Hout- en Bouwbond CNV of vakvereniging Het Zwarte Corps. De UTA-werknemer kan zich voor het aanvragen van de aanvulling pensioenpremie schriftelijk melden bij Cordares. De melding door de werknemer dient plaats te vinden binnen twee jaar na beëindiging van het recht op de WW-uitkering of, als het recht op WW-uitkering langer dan 6 maanden duurt, na het verstrijken van die 6 maanden.

  • 5. De hoogte van de aanvulling pensioenpremie wordt vastgesteld op basis van het laatst bekende gemiddelde pensioenloon over een aaneengesloten periode van een halfjaar voorafgaande aan de eerste dag van de WW-uitkering, waarop de werknemer ten minste de voor hem normale tijd werkzaam was. Als de vastgestelde aanvulling pensioenpremie een onwaarschijnlijke uitkomst heeft kan het bestuur een ander bedrag vaststellen op basis van representatieve gemiddelden in de bedrijfstak.

  • 6. Het recht op aanvulling pensioenpremie als bedoeld in lid 1 bestaat niet als voor dezelfde periode van werkloosheid de pensioenopbouw op enigerlei andere wijze wordt voortgezet, bijvoorbeeld via de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering.

  • 7. De vastgestelde aanvulling pensioenpremie wordt door het Aanvullingsfonds eenmaal per kalenderkwartaal betaald aan de pensioenuitvoerder.

  • 8. De aanvraag voor vergoeding wordt doorgestuurd aan de uitvoeringsorganisatie.

  • 9. Geen recht op aanvulling pensioenpremie bestaat als de werknemer zich later dan twee jaar na het verstrijken van de periode waarop het recht op aanvulling eindigt meldt voor de aanvulling.’’

Bijlage 1a-1 eerste 4 alinea’s komen te luiden:

„BIJLAGE 1A-1:

FUNCTIELIJST BOUWPLAATSWERKNEMERS

De indeling van functies in de groepen A tot en met E is gebaseerd op functie-eisen met betrekking tot opleiding, ervaring, veiligheid en gezondheid, belastende fysieke arbeidsomstandigheden, leiding geven en de mate waarin zelfstandig beslissingen genomen moeten worden.

Bij het aangaan van een dienstverband dienen werkgever en werknemer gezamenlijk na te gaan wat de aard van de te verrichten werkzaamheden zal zijn.

Aan de hand van deze analyse wordt de werknemer ingedeeld in de juiste functie, en de daarbij behorende functiegroep vastgesteld.

Wanneer een werknemer een functie vervult die niet in de functielijst voorkomt, kan partijen worden verzocht uitspraak te doen inzake de indeling van deze werknemer.

In afwachting van deze uitspraak wordt de werknemer voorlopig ingedeeld in de functiegroep, waarin naar het oordeel van de werkgever vergelijkbare functies zijn opgenomen (artikel 25a lid 3 van de CAO voor de Bouwnijverheid 2007–2009).’’

44. Opperman bestrating komt te luiden:

„44. Opperman bestratingen

Het verrichten van alle voorkomende werkzaamheden verband houdende met bestratingswerkzaamheden, zoals het grondwerk en het aanvoeren van stenen, blokken en trottoirbanden.

Voor zover de werknemer prestatietoeslag als bedoeld in artikel 33 lid 1 en lid 2 van de CAO voor de Bouwnijverheid 2007–2009 ontvangt zal deze worden verlaagd met een bedrag respectievelijk percentage corresponderend met de uit de onderhavige plaatsing in functiegroep B voortvloeiende verhoging van het garantieloon. Artikel 33 lid 4 van de CAO voor de Bouwnijverheid 2007–2009 is op deze verhoging van het garantieloon niet van toepassing.’’

Dictum II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en heeft geen terugwerkende kracht.

Dictum III

Dit besluit zal in een bijvoegsel bij de Staatscourant worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

's-Gravenhage, 6 september 2007

Mr. M. H. M. van der Goes.


XNoot
1

Stcrt. 2006, nr. 250; laatstelijk gewijzigd bij besluit van 11 april 2007 (Stcrt. 2007, nr. 72).

Naar boven