Regeling budgetverdeling politie

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 27 augustus 2007, nr. 2007-0000184372, Onderdeel CZW/WVOB, houdende nadere uitwerking van de budgetverdeling van de politie (Regeling budgetverdeling politie)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 2d, vijfde lid, 10, eerste lid, onder a en b, van het Besluit financiën regionale politiekorpsen en artikel 5, tweede lid, van het Besluit samenwerkingsvoorzieningen politie;

Besluit:

§ 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. besluit: Besluit financiën regionale politiekorpsen;

b. Politie Nederland: de publiekrechtelijke rechtspersoon, bedoeld in de Voorziening tot samenwerking Politie Nederland;

c. frictiekosten: kosten die verband houden met het feit dat bij de invoeringsfase van nieuwe producten, diensten, processen of systemen het aantal afnemers onvoldoende is om de kosten van voornoemde nieuwe voorzieningen te bestrijden uit de hiervoor in rekening te brengen tarieven.

§ 2

Bijdragen aan politiekorpsen

Artikel 2

1. Als centrumgemeente in de zin van artikel 2d, vijfde lid, van het besluit zijn aangemerkt de gemeenten: Almere, Amersfoort, Amsterdam, Arnhem, Dordrecht, Eindhoven, ’s-Gravenhage, Groningen, Haarlem, Heerlen, ’s-Hertogenbosch, Leiden, Maastricht, Roermond, Rotterdam, Sittard-Geleen, Tilburg, Utrecht en Venlo.

2. Aan de gemeenten Roermond en Venlo wordt de waarde 0,5 toegekend. De overige in het eerste lid genoemde gemeenten krijgen de waarde 1.

Artikel 3

1. De onderdelen van de som van de algemene bijdrage en de bijzondere bijdragen die een regio op grond van het besluit zoals het gold op 31 december 2006 zou hebben ontvangen die niet worden betrokken in de referentiebijdrage 2007, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van het besluit, zijn:

1°. bijdrage ten behoeve van asiel;

2°. bijdrage PVOV;

3°. bijdrage opleidingsbudget PVOV; en

4°. bijdrage motie Verhagen.

2. De onderdelen van de bijdrage op grond van de artikelen 2a, 2b, 2c, 2d en 3 bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van het besluit die vanaf 2007 niet worden betrokken in de berekening van de jaarbijdrage zijn:

1°. bijdrage ten behoeve van asiel;

2°. bijdrage PVOV;

3°. bijdrage opleidingsbudget PVOV; en

4°. bijdrage motie Verhagen.

§ 3

Bijdrage aan Voorziening tot samenwerking Politie Nederland

Artikel 4

1. Voor een bijdrage komen in aanmerking activiteiten en projecten die bijdragen aan of ten gunste komen van de taken van Politie Nederland, zoals die zijn omschreven in artikel 2.3. van de Voorziening tot samenwerking Politie Nederland.

2. De activiteiten en projecten bedoeld in het eerste lid, hebben betrekking op onderzoek naar, of ontwikkeling, doorontwikkeling of innovatie van door Politie Nederland te leveren producten, diensten processen of systemen.

3. Tevens komen voor een bijdrage in aanmerking eventuele frictiekosten bij de invoering van de producten, diensten, processen en systemen, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 5

1. Bijdragen aan de Politie Nederland worden verleend op basis van een aanvraag.

2. In een aanvraag van Politie Nederland voor een bijdrage zijn opgenomen:

a. een omschrijving van de activiteit of het project waarvoor de bijdrage wordt aangevraagd;

b. het doel van de activiteit of project;

c. de wijze waarop het doel zal worden gerealiseerd;

d. de prioriteit die aan de activiteit of het project wordt toegekend binnen de werkzaamheden die binnen een kalenderjaar worden gerealiseerd;

e. de startdatum en verwachte duur van de activiteit of project;

f. de te verwachten resultaten;

g. een kostenraming voor de activiteit of het project ter onderbouwing van het bedrag waarvoor bijdrage wordt aangevraagd;

h. de financiële inbreng van Politie Nederland of de eerder genoemde partners in veiligheid in de activiteit of het project; en

i. de wijze van evaluatie.

Artikel 6

De bijdrage wordt verleend onder de volgende voorwaarden:

a. Politie Nederland maakt de met de activiteit of het project opgedane kennis en ervaring openbaar, tenzij de aard van de informatie zich gelet op hoofdstuk V van de Wet openbaarheid van bestuur zich verzet tegen openbaarmaking;

b. Openbaarmaking zoals bedoeld in onderdeel a, vindt in ieder geval plaats door plaatsing op de projectenbank van het PolitieKennisNet en indien van toepassing op kennisnetten van andere organisaties met een publiekrechtelijke taak op het terrein van politie, justitie of veiligheid waarmee de politiekorpsen samenwerken;

c. Onverminderd onderdeel a, zorgt Politie Nederland ervoor dat de Minister de beschikking krijgt over de kennis en ervaring die met de activiteit of het project waarvoor een bijdrage is verstrekt, is verzameld, respectievelijk is opgedaan.

Artikel 7

1. Politie Nederland rapporteert aan de Minister over de voortgang van de activiteit of project waarvoor een bijdrage wordt verleend in de begroting, de tussentijdse rapportage en de jaarrekening en toelichtende modellen, bedoeld in artikel 6 van het Besluit samenwerkingsvoorzieningen politie.

2. De rapportage bedoeld in het eerste lid, betreft zowel de inhoudelijke als de financiële voortgang van de activiteit of het project.

3. Aan de informatievoorziening aan de Minister over de voortgang van de activiteit of het project kunnen in het besluit tot bijdrageverlening nadere eisen worden gesteld.

Artikel 8

1. Per activiteit of project wordt de bijdrage maximaal 80% bevoorschot.

2. Indien een project zich over een tijdvak van meer dan twaalf maanden uitstrekt, kan bij de bijdrageverlening worden bepaald dat de bevoorschotting per kalenderjaar of per periode van twaalf maanden plaatsvindt.

3. Op basis van de verantwoording in de jaarrekening of de daaronder begrepen toelichtingen van Politie Nederland stelt de Minister de bijdrage vast, onder verrekening van het betaalde voorschot.

4. Bij bijdrageverlening voor maximaal het tijdvak van een begrotingsjaar, kan de Minister bepalen het niet bestede deel van een bijdrage als voorschot te handhaven, als Politie Nederland voldoende kan onderbouwen waarom de bijdrage in het betrokken begrotingsjaar niet volledig tot besteding is gekomen.

5. De Minister kan besluiten tot gehele of gedeeltelijke terugvordering van een bijdrage indien na beoordeling van de jaarrekening of toelichtingen blijkt dat de bijdrage in het betrokken begrotingsjaar niet tot besteding is gekomen volgens de bepalingen in deze regeling of de aanvullende eisen in het besluit tot bijdrageverlening.

Artikel 9

Subsidies verleend op basis van de Subsidieregeling Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland worden geacht bijdragen te zijn die zijn verleend op grond van § 3 van deze regeling.

Artikel 10

De Subsidieregeling Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland wordt ingetrokken.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatcourant waarin zij wordt geplaatst. Deze regeling met uitzondering van de artikelen 4 tot en met 10 werkt terug tot 1 januari 2007.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling budgetverdeling politie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Ministervan Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, G. ter Horst.

Toelichting

Het Besluit financiën regionale politiekorpsen kent sinds de invoering van een nieuw budgetverdeelsysteem per 1 januari 2007 een systeem waarin aan de hand van omgevingskenmerken, ingevuld in formules kan worden berekend op welk aandeel van het beschikbare budget een politieregio aanspraak maakt. De waarden van de omgevingskenmerken zijn voor het grootste deel afkomstig van CBS-gegevens. Voorts wordt gebruik gemaakt van bevolkingsprognoses en van metingen van het aantal telefoongesprekken dat een korps krijgt. Daarnaast is er het element AGG genoemd in artikel 2d, tweede lid, van dat besluit. Dat gegeven is de waarde van de centrumgemeente binnen een stedelijke agglomeratie. In deze regeling wordt, op basis van artikel 2d, vijfde lid, van het besluit bepaald welke gemeenten centrumgemeenten zijn en of aan die centrumgemeente in de berekeningen de waarde 0,5 of 1 wordt toegekend. De uitwerking van die grondslag heeft in artikel 2 van deze regeling plaatsgevonden.

Bij de introductie van het nieuwe budgetverdeelsysteem was overgangsrecht nodig, enerzijds om regio’s die er door invoering op achteruit te gaan compenseren, anderzijds om regio’s die erop vooruit gaan, gefaseerd naar het nieuwe budget toe te laten groeien. In het besluit zijn regels opgenomen over de vaststelling van het ijkpunt voor de bepaling of een regio in aanmerking komt voor compensatie of groei van het budget. Hiertoe wordt een vergelijking gemaakt tussen het budget dat de afzonderlijke regio’s in 2007 volgens het oude budgetverdeelsysteem zouden krijgen (referentiebijdrage) en het budget dat zij volgens het nieuwe budgetverdeelsysteem (jaarbijdrage) krijgen. Niet alle onderdelen van de bijdrage op basis van artikelen 2a, 2b, 2c, 2d en 3 worden in de jaarbijdrage betrokken, en niet alle onderdelen van de som van de algemene bijdrage en de bijzondere bijdragen die een regio in 2007 zou hebben ontvangen op basis van het oude budgetverdeelsysteem worden in de referentiebijdrage 2007 betrokken. Dit omdat er bijdragen zijn die een regio onafhankelijk van het afbouwen of ingroeien naar de bijdrage op basis van het nieuwe systeem zou moeten ontvangen. Het betreft met name onderdelen waaraan zulke specifieke voorwaarden worden verbonden dat deze voorwaarden redelijkerwijs niet zouden kunnen worden vervuld als deze onderdelen in de berekening van de jaarbijdrage respectievelijk de referentiebijdrage 2007 zouden zijn verwerkt. Om deze uitzonderingen mogelijk te maken is in artikel 10, eerste lid, onderdeel a en b, van het besluit een grondslag gecreëerd voor het vaststellen van deze posten bij Ministeriële regeling. Deze grondslag is in artikel 3 uitgewerkt. De in dit artikel genoemde posten zijn vastomlijnde begrippen binnen het politieveld, het zijn posten die in de juni en decembercirculaire van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de politieregio’s worden gehanteerd. Een nadere aanduiding van deze bijdragen in deze regeling is derhalve niet nodig.

Besloten is om financiële bijdragen van BZK in de bekostiging van activiteiten en projecten van de voorziening tot samenwerking politie Nederland (VtS PN) binnen het bekostigingsstelsel van de politie te regelen. Hiertoe wordt de bestaande subsidieregeling op basis van de Wet overige BZK-subsidies ingetrokken en is er een nieuwe – overigens op enkele redactionele wijzigingen na gelijkluidende – regeling voor bijdrageverlening aan de VtS PN op basis van het Besluit samenwerkingsvoorzieningen politie in deze regeling opgenomen. Volgens artikel 5, tweede lid, van dat besluit kan de Minister van BZK aan een publiekrechtelijke rechtspersoon als Politie Nederland bijdragen verstrekken en kan hij daartoe nadere regels stellen. Omdat de eisen die gesteld werden aan subsidieverlening en verantwoording dezelfde zijn gebleven, is het mogelijk een subsidie op basis van de oude regeling voortaan als een bijdrage op grond van deze regeling te zien, daartoe is dan ook een overgangsregeling getroffen (artikel 9).

Deze regeling met uitzondering van de bepalingen ten aanzien van de VtS PN (§3) werkt terug tot 1 januari 2007. Dit hangt samen met het terugwerken van het bovenliggende besluit tot wijziging van het Besluit financiën regionale politiekorpsen en het Besluit samenwerkingsvoorzieningen politie in verband met de invoering van een nieuw budgetverdeelsysteem en de bijdrageverlening aan de voorziening tot samenwerking. Zoals ook al in de nota van toelichting bij dat besluit is opgemerkt, zijn de gevolgen van het besluit in de junicirculaire 2006 aan de korpsen bekendgemaakt en heeft terugwerkende kracht van het nieuwe budgetverdeelsysteem geen nadelige gevolgen voor de regio’s.

De MinistervanBinnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties,

G. ter Horst

Naar boven