Wijziging Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990

23 augustus 2007

Nr. DB/2007/401

Directoraat-Generaal voor fiscale zaken, Directie directe belastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 26, eerste lid, van de Invorderingswet 1990;

Besluit:

Artikel I

Aan artikel 14, eerste lid, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

7º. het bedrag, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef, van het Tijdelijk besluit experiment WWB alleenstaande ouders en de premie, bedoeld in artikel 2, vierde lid, van dat besluit.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst wordt uitgegeven na 31 augustus 2007, treedt zij in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 september 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, J.C. de Jager.

Toelichting

Algemeen

1. Inleiding

In de onderhavige ministeriële regeling wordt de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 (hierna: Uitvoeringsregeling IW 1990) gewijzigd. Artikel 14, eerste lid, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling IW 1990 wordt uitgebreid met een nieuw onderdeel. Artikel 14 geeft invulling aan het netto-besteedbare inkomen zoals bedoeld in artikel 13 van de Uitvoeringsregeling IW 1990, welk inkomen voor de bepaling van de betalingscapaciteit in verband met het verlenen van kwijtschelding wordt berekend. Ingevolge artikel I van de onderhavige ministeriële regeling wordt een nieuwe categorie inkomsten uitgezonderd in artikel 14, eerste lid, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling IW 1990 bij de bepaling van het netto-besteedbare inkomen. Het gaat om:

– het bedrag aan inkomen dat ingevolge artikel 2, tweede lid, aanhef, van het Tijdelijk besluit experiment WWB alleenstaande ouders buiten beschouwing wordt gelaten bij de bepaling van het recht op een bijstandsuitkering voor de alleenstaande ouder met kinderen tot 16 jaar;

– de eenmalige premie die op basis van artikel 2, vierde lid, van het Tijdelijk besluit experiment WWB alleenstaande ouders wordt toegekend als de hiervoor genoemde alleenstaande ouder uit de bijstand stroomt.

Het initiatiefwetsvoorstel Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders (hierna: Wet Vazalo) (Kamerstukken 29 948) is op 20 maart 2007 door de Eerste Kamer aangenomen. De door het parlement beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2009. De Wet Vazalo heeft tot doel de alleenstaande ouder in de gelegenheid te stellen met werk in deeltijd voldoende inkomen te verwerven voor zichzelf en de kinderen. De wet voorziet in een Vazalo-toeslag, een toeslag in het kader van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir), die wordt uitgekeerd door de Belastingdienst/Toeslagen. De Vazalo-toeslag bestaat, indien nodig, uit een aanvulling op het eigen inkomen tot 90% van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (hierna: WML) en een ‘bonus’. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer is de wens geuit om voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Wet Vazalo in het kader van de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) een experiment uit te voeren waarbij wordt bezien welke effecten het Vazalo-instrumentarium heeft op de arbeidsinpassing van alleenstaande ouders. Hiertoe is het Tijdelijk besluit experiment WWB alleenstaande ouders opgesteld. Het experiment start per 1 september 2007. De regeling wordt niet uitgevoerd door de Belastingdienst/Toeslagen: alleenstaande ouders die aan de voorwaarden van Vazalo voldoen blijven gedurende de looptijd van het experiment ter aanvulling op hun inkomen algemene bijstand van de gemeente ontvangen. De ‘bonus’ is vormgegeven als een vrijlating van de eigen inkomsten tot een bedrag van € 100,– per maand. Naast dit bedrag bestaat er een eenmalige premie bedoeld voor de alleenstaande ouder die gedurende het experiment uit de bijstand stroomt en een inkomen heeft dat tussen de bijstandsnorm en 115% WML ligt. Met de voorgestelde wijziging in de onderhavige ministeriële regeling wordt voorkomen dat het hiervoor bedoelde deel van de eigen inkomsten en de premie worden meegeteld bij de inkomsten van de belastingschuldige bij de bepaling van de betalingscapaciteit in verband met het verlenen van kwijtschelding.

2. Administratieve lasten en budgettaire gevolgen

Aan deze wijziging zijn geen administratieve lasten of budgettaire gevolgen verbonden.

Artikelgewijs

Artikel I

Met toevoeging van de nieuwe categorie inkomsten aan artikel 14, eerste lid, onderdeel c, Uitvoeringsregeling IW 1990 wordt geregeld dat deze inkomsten niet meetellen bij de bepaling van het netto-besteedbare inkomen van artikel 14 Uitvoeringsregeling IW 1990 en bij de bepaling van de betalingscapaciteit van artikel 13 Uitvoeringsregeling IW 1990. Deze categorie inkomsten heeft dus geen invloed op het wel of niet verlenen van kwijtschelding van de belastingschuld aan de belastingschuldige.

Artikel II

Artikel II stelt de inwerkingtreding van deze ministeriële regeling op de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Op 1 september 2007 zal een aanvang worden genomen met het experiment op grond van het Tijdelijk besluit experiment WWB alleenstaande ouders. Mocht de plaatsing in de Staatscourant na 31 augustus 2007 plaatsvinden, dan is het noodzakelijk om terugwerkende kracht aan de regeling te verlenen om te voorkomen dat de vrijlating van de eigen inkomsten tot een bedrag van € 100,– per maand en de premie op basis van het Tijdelijk besluit experiment WWB alleenstaande ouders mee zouden tellen bij het verlenen van kwijtschelding.

De Staatssecretaris van Financiën,

J.C. de Jager

Naar boven