Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar KLPD 2007

Besluit van de Minister van Justitie van 21 augustus 2007, nr. 5502021/07/CBK, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren van politie bij het Korps landelijke politiediensten (Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar KLPD 2007)

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten, artikel 8, eerste, derde en zevende lid, en artikel 9, van de Politiewet 1993;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. KLPD: het Korps landelijke politiediensten;

b. de buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

De ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Politiewet 1993, in dienst van het KLPD, belast met de opsporing van strafbare feiten, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar van politie.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van:

a. alle strafbare feiten, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken;

b. andere strafbare feiten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek;

c. feiten strafbaar gesteld bij verordeningen, voor zover hij daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan is aangewezen.

2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.

3. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld.

Artikel 4

Op grond van dit besluit kunnen maximaal 700 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het Landelijk Parket.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het KLPD.

Artikel 6

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam als buitengewoon opsporingsambtenaar van politie, is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. De buitengewoon opsporingsambtenaar kan gedurende de uitoefening van zijn functie als buitengewoon opsporingsambtenaar van politie gebruik maken van handboeien van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie goedgekeurd merk en type.

3. De buitengewoon opsporingsambtenaar wordt daadwerkelijk uitgerust met handboeien nadat de direct toezichthouder heeft vastgesteld dat betrokkene beschikt over de vereiste bekwaamheid ten aanzien van het gebruik van en het omgaan met handboeien.

Artikel 7

De korpschef van het KLPD brengt jaarlijks, voor 1 april, over het jaar daaraan voorafgaand aan de toezichthouder, genoemd in artikel 5 van dit besluit, en de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was bij het KLPD en de functies waarin die buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam waren;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd;

d. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december beschikt over de bevoegdheden op grond van artikel 8, eerste lid, van de Politiewet 1993, artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, het aantal uitgereikte geweldsmiddelen alsmede de stand van zaken met betrekking tot de opleiding inzake het gebruik van politiebevoegdheden en geweldsmiddelen.

Artikel 8

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar KLPD 2004, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten en overige benoemingsbescheiden afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 2007 en vervalt op 1 september 2012.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar KLPD 2007.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 21 augustus 2007.
De Minister van Justitie,
namens deze:
hoofd Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken, L.A.M. Gielen.

Toelichting

De korpschef van het Korps landelijke politiediensten (KLPD) heeft bij brief van 26 juli 2007, kenmerk CD B&C/Account KC/Boa’s, verzocht om verlenging van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar KLPD 2004. Dit besluit vervalt met ingang van 1 september 2007.

De buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam bij het KLPD, en vallend onder de werking van het onderhavige besluit zijn werkzaam bij de volgende diensten:

– dienst Verkeerspolitie;

– dienst Waterpolitie;

– dienst Levende Have Politie;

– dienst Luchtvaart Politie;

– dienst Spoorwegpolitie;

– dienst Nationale Recherche;

– dienst Nationale Recherche Informatie;

– dienst Internationale Netwerken Politie;

– dienst Operationele Ondersteuning en Coördinatie;

– dienst Speciale Interventies.

Teneinde te bevorderen dat verschillende functies kunnen worden gecombineerd dan wel personen flexibel in te kunnen zetten, waarbij de administratieve belasting wordt beperkt, is in 2004 gekozen voor het invoeren van de functie van politieboa voor het KLPD. Inmiddels heeft een evaluatie plaatsgevonden, waaruit is gebleken dat de aanwijzing van de bij het KLPD werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren als politieboa effectief is.

In artikel 6 van het onderhavige besluit wordt de geweldsbevoegdheid ex artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, aan de buitengewoon opsporingsambtenaren van politie toegekend. Tevens wordt de bevoegdheid tot het dragen van handboeien verleend. De toekenning van de geweldsmiddelen (wapenstok, pepperspray en vuurwapen) geschiedt door de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gezamenlijk in een afzonderlijk besluit op basis van de Bewapeningsregeling Politie. Opgemerkt zij voorts dat personen die zijn uitgerust met handboeien en/of geweldmiddelen dienen te voldoen aan de opleidingseisen als gesteld in de Regeling Toetsing Geweldbeheersing Buitengewoon opsporingsambtenaar.

Gezien het feit dat het wegens administratieve procedures praktisch niet uitvoerbaar is om met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit aan alle buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van het KLPD een nieuwe akte van opsporingsbevoegdheid uit te reiken, is in artikel 8 van dit besluit een overgangsregeling opgenomen. Op grond van deze regeling behouden de akten en legitimatiebewijzen van de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaren nog hun geldigheid tot het moment waarop zij van rechtswege vervallen.

De Minister van Justitie

namens deze:

hoofd Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken,

L.A.M. Gielen

Naar boven