Besluit wijziging Tarievenbesluit CTB 2007

Het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen,

Gelet op artikel 4b van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Stb. 1998, 685) en het besluit van 13 juni 2007 (C-182.8) waarbij het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen de Voorzitter heeft gemachtigd om ter uitvoering van het ‘Uitvoeringsplan (her)beoordeling niet-geprioriteerde gewasbeschermingsmiddelen en biociden’ het Tarievenbesluit CTB 2007 te wijzigen;

Besluit:

Artikel I

Het Tarievenbesluit CTB 2007 wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 6 van het Tarievenbesluit CTB 2007 wordt ingevoegd artikel 6a

Artikel 6a komt te luiden:

1. Voor de beoordeling van een gewasbeschermingsmiddel of biocide met een aangewezen werkzame stof als bedoeld in artikel 25d van de wet, waarvoor een aanvraag als bedoeld in artikel 25d, lid 6 van de wet bij het Ctb is ingediend vóór 1 oktober 2007, is verschuldigd; € 1.650,–

2. Voor de beoordeling van een gewasbeschermingsmiddel of biocide, met een aangewezen werkzame stof als bedoeld in artikel 25d van de wet, die als parallelle of afgeleide toelating (artikel 1, onderdeel e en f en artikel 17a Regeling toelating bestrijdingsmiddelen 1995) is toegelaten en waarvoor een aanvraag als bedoeld in artikel 25d, lid 6 van de wet bij het Ctb is ingediend vóór 1 oktober 2007, is verschuldigd: € 123,–

Artikel II

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit wijziging Tarievenbesluit CTB 2007.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Wageningen, 27 juni 2007.
De voorzitter van het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen, D.K.J. Tommel. Dit besluit is goedgekeurd bij besluit van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit van 27 juli 2007, nummer TRC/2007/3735.

Toelichting

Ingevolge artikel 4b van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 stelt het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen de tarieven vast voor zijn werkzaamheden uit hoofde van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962. Dit besluit behoeft de goedkeuring van de betrokken bewindslieden. Voor het jaar 2007 zijn de tarieven vastgesteld bij besluit van 11 oktober 2006 (C-174.6, Stcrt. 28 december 2006, nr. 252).

Op 4 mei 2007 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in verband met het overgangsrecht dat geldt tijdens de uitvoering van het werkprogramma van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de gewasbeschermingsmiddelenrichtlijn en artikel 16, tweede lid, van de biocidenrichtlijn en de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden op grond van artikel 25d van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962. Na analyse van deze uitspraken is de conclusie getrokken om de overgangsbepalingen in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden zo aan te passen dat buiten elke twijfel staat dat besluiten in het kader van de herprioritering in de toekomst op een – in het licht van de uitspraken – voldoende solide wettelijke basis worden genomen. Hierbij gaat het er met name om dat bij een toelating per middel, op aanvraag, naar behoren rekening wordt gehouden met de effecten voor de gezondheid van mens, dier, alsmede voor het milieu.

Dit heeft er toe geleid dat van de circa 800 middelen die van rechtswege zijn toegelaten met een werkzame stof die op grond van artikel 25d van de wet is aangewezen herbeoordeeld dienen te worden om het CTB in staat te stellen op 1 oktober 2007 een nieuwe lijst van middelen vast te stellen ter vervanging van het aanwijzingsbesluit uit 2006. Daarvoor is het wettelijke overgangsrecht in de nieuwe wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden gewijzigd en heeft het Ctb in overleg met de betrokken departementen een ‘Uitvoeringsplan (her)beoordeling niet-geprioriteerde gewasbeschermingsmiddelen en biocide’ vastgesteld.

In dit kader vindt een nieuwe evaluatie plaats van toegelaten gewasbeschermingsmiddelen en biociden waarvoor op grond van artikel 25d, lid 6, van de wet een aanvraag is ingediend. Voor deze evaluatie is in het Tarievenbesluit CTB 2007 geen tarief vastgesteld. Het onderhavige besluit bepaalt daarom dat er een nieuw artikel 6a in het Tarievenbesluit CTB 2007 wordt gevoegd, waarmee een wettelijke grondslag is gecreëerd voor de financiering van de uitvoering van de evaluatie, die op verzoek van de toelatinghouder van het betreffende gewasbeschermingsmiddel of biocide wordt uitgevoerd.

Het tarief is opgebouwd uit verschillende componenten:

Opstellen GAP, PGB en meest kritische toepassing

Risicobeoordeling milieu en toxicologie

Besluitvorming

Projectbegeleiding

Het tarief is bepaald op € 1.650,–.

Voor de van rechtswege parallelle en afgeleide toegelaten gewasbeschermingsmiddelen en biociden dienen eveneens nieuwe evaluaties plaats te vinden. Deze middelen volgen echter de toelatingsstatus van de zogenoemde moedertoelating. Alleen het middel waarvoor een moedertoelating is afgegeven wordt geëvalueerd volgens het ‘Uitvoeringsplan (her)beoordeling niet-geprioriteerde gewasbeschermingsmiddelen en biociden’. Voor de parallelle en afgeleide toelating wordt daarom alleen een administratieve handeling en besluitvorming uitgevoerd waarvoor een lager tarief wordt vastgesteld. Dit tarief is vastgesteld op € 123,–.

Ten aanzien van deze tarieven geldt eveneens dat overeenkomstig het rapport ‘Maat houden, een kader voor doorberekening van toelatings- en handhavingskosten’ en het daarover ingenomen kabinetsstandpunt (kamerstukken II, 24036, nrs. 22 en 64) het principe dat voor het verrichten van werkzaamheden en het verlenen van diensten door de overheid aan derden in rekening te brengen vergoedingen kostendekkend dienen te zijn.

De voorzitter van het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen,

D.K.J. Tommel

Naar boven