Regeling subsidieplafond scholingsinstellingen 2008 tot en met 2010

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 augustus 2007, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/R&S/2007/26473, houdende regels omtrent de hoogte van aan scholingsinstellingen te verstrekken subsidie als bedoeld in artikel 50a van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Regeling subsidieplafond scholingsinstellingen 2008 tot en met 2010)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 50a van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

Besluit:

Artikel 1

Bedrag subsidieplafond

1. Het totale subsidieplafond, bedoeld in artikel 3 van de Subsidieregeling scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen, bedraagt voor de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010 € 13,3 miljoen.

2. Het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, wordt als volgt over de klassen, bedoeld in artikel 4 van de Subsidieregeling scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen, verdeeld:

klasse 1: € 0 miljoen;

klasse 2: € 5,3 miljoen;

klasse 3: € 8,0 miljoen.

3. In afwijking van het tweede lid, kunnen, ter afronding, de daar genoemde bedragen met maximaal € 100.000 worden verhoogd, met dien verstande dat het bedrag, genoemd in het eerste lid niet wordt overschreden.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

Artikel 3

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling subsidieplafond scholingsinstellingen 2008 tot en met 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 21 augustus 2007.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.P.H. Donner.

Toelichting

Met ingang van 1 januari 2006 is de Subsidieregeling scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen (hierna: de subsidieregeling) in werking getreden. Die regeling voorziet in een uitwerking van artikel 50a Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en betreft de financiering van scholing en opleiding van jonggehandicapten gericht op het verwerven van een plaats op de arbeidsmarkt door middel van subsidieverlening.

Scholingsinstellingen die voldoen aan de in die regeling opgenomen voorwaarden voor subsidiëring kunnen voor subsidie in aanmerking komen. Subsidieaanvragen moeten worden ingediend voor 1 oktober 2007. Subsidie kan dan voor 1 januari 2008 worden toegekend en is bestemd om door de scholingsinstellingen te worden besteed gedurende de periode 1 januari

2008 tot en met 31 december 2010.

De subsidieregeling is geen openeinderegeling. Op grond van artikel 3 van de subsidieregeling wordt met betrekking tot de beschikbare middelen een budget, een subsidieplafond voor een periode van drie kalenderjaren, vastgesteld dat kan verschillen naar de in artikel 4 en bijlage 1 van de subsidieregeling bedoelde klassen.

In de regeling 2008 wordt het plafond vastgesteld op € 13,3 miljoen.

Het totale budget voor de subsidieregeling voor de periode 2008 tot en met 2010 euro wordt verdeeld over de klassen 2 en 3 bedoeld in artikel 4 en bijlage 1 van de subsidieregeling. Het plafond voor klasse 1 wordt op 0 gesteld.

In de brief van 28 juni 2007 (Kamerstukken II 2006/07, 29 461, nr. 30) is uiteengezet dat het aantal jonggehandicapten dat een beroep doet op deze regeling een stijgende lijn vertoont. De verhoging van het subsidieplafond naar €13,3 miljoen zorgt ervoor dat er voldoende middelen beschikbaar zijn om de doelgroep te bedienen. Het besluit het plafond voor klasse 1 op 0 te stellen hangt samen met het feit dat het beroep op de regeling zich concentreert in de klassen 2 en 3. Het budget dat daarmee beschikbaar komt heb wordt toegevoegd aan het budget voor de klassen 2 en 3.

Met deze twee maatregelen wordt ingespeeld op de ontwikkelingen en behoeften van de doelgroep.

Met betrekking tot artikel 1, derde lid, wordt het volgende opgemerkt.

Het is gewenst dat bij de toekenning van subsidie op grond van de subsidieregeling de subsidie per klasse kan worden afgerond met maximaal € 100.000,–. Daarmee krijgt het UWV de mogelijkheid om, binnen het totaal van de budgetten van de klassen 1, 2 en 3, de totale benutting van de budgetten te optimaliseren.

Bij toekenning van subsidie aan de aanvragers kan het UWV een beschikking afronden naar het eerstvolgende hogere gehele aantal deelnemers, voor zover door toepassing hiervan het totaal van het budget voor de klassen 1, 2 en 3 gezamenlijk niet wordt overschreden. Achtergrond van deze uitvoeringsregel is dat de aanvragen uitgaan van prijzen per cursist. Regel is dat per aanvrager afronding naar boven niet verder gaat dan tot het bedrag dat nodig is voor de eerstvolgende cursist. Uitgangspunt blijft dat het totaal vastgestelde subsidieplafond niet wordt overschreden.

Met betrekking tot de toekomstige ontwikkelingen van het beroep op de regeling heeft de Tweede Kamer aangenomen de motie Kraneveldt c.a. (Kamerstukken II 2006/07, 29 461, nr. 31). Deze motie vraagt onder meer om een meerjarige prognose ten aanzien van de volume-ontwikkeling van de doelgroep en de Tweede Kamer daarover voor de begrotingsbehandeling 2008 te informeren. De beantwoording van deze motie is thans in voorbereiding.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner

Naar boven