Instellingsbesluit commissie Leraren

Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 13 augustus 2007, nr. AP/PSW/2007/31776, houdende de instelling van de commissie Leraren (Instellingsbesluit commissie Leraren)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 3, van het Vacatiegeldenbesluit 1988;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

b. commissie: de commissie, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

Instelling en taak

1. Er is een commissie Leraren.

2. De commissie heeft tot taak te komen tot een rapport waarin zij de Minister adviseert over drie thema’s:

1.  de aanpak van het lerarentekort;

2.  de positie van de leraar;

3.  de kwaliteit van de leraar.

Artikel 3

Instellingsduur

De commissie wordt ingesteld met ingang van 1 mei 2007 en opgeheven per 1 oktober 2007.

Artikel 4

Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de Minister gevraagd en ongevraagd de door hem gewenste inlichtingen.

Artikel 5

Leden

1. Tot leden van de commissie worden benoemd:

a. de heer dr. A.H.G. Rinnooy Kan, tevens voorzitter,

b. mevrouw. drs. A.C. van Es;

c. de heer prof.dr. A.M.L. van Wieringen;

d. mevrouw prof. dr. M.C. van der Wende;

e. de heer prof. dr. M.J.M. Vermeulen;

f. mevrouw F. ter Wal;

g. de heer R.G. Hoffman;

h. mevrouw drs. A.M.E. Kil-Albersen

i. de heer M. Daher

j. de heer F.H. Frantzen

2. In het secretariaat wordt voorzien door de Minister.

3. De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.

Artikel 6

Werkwijze

1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

2. De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de invulling van haar taak nodig is, onder wie, op persoonlijke titel, ambtelijke deskundigen.

Artikel 7

Eindrapport

De commissie brengt na de zomer haar eindrapport uit aan de Minister.

Artikel 8

Vergoeding

1. Aan de voorzitter van de commissie wordt in plaats van vacatiegeld een vaste beloning ten bedrage van euro 6.000 zijnde 14,2 % van de jaarwedde, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Vacatiegeldenbesluit 1988, voor 5 maanden toegekend.

2. Aan de leden van de commissie wordt in plaats van vacatiegeld een vaste beloning ten bedrage van euro 5.000 zijnde 11,8 % van de jaarwedde, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Vacatiegeldenbesluit 1988, voor 5 maanden toegekend.

Artikel 9

Kosten van de commissie

1. De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de Minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

a. de kosten voor vergaderingen en voor secretariële ondersteuning,

b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en

c. de kosten voor publicatie van rapportages.

2. De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning aan de Minister aan.

Artikel 10

Verantwoording

De commissie biedt de Minister een verslag aan waarin verantwoording wordt gedaan over de activiteiten van het jaar 2007.

Artikel 11

Geheimhouding

Een ieder die betrokken is geweest bij de werkzaamheden van de commissie en daarbij de beschikking krijgt over de gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak op grond van dit besluit, de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Artikel 12

Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen en andere producten welke door of namens de commissie worden vervaardigd, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de Minister uitgebracht.

Artikel 13

Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de directie Arbeidsmarkt en Personeelsbeleid (het programma Onderwijspersoneel) van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 mei 2007.

Artikel 15

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit commissie Leraren.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H.A. Plasterk.

Toelichting

Algemeen

Aanleiding

De instelling van de Commissie Leraren vloeit voort uit het coalitieakkoord, op het onderdeel ‘Samen Werken, Samen Leven’. Dat luidt: ‘Het streven is te komen tot vermindering van de werkdruk en verhoging van de kwaliteit in het onderwijs. Hiervoor zal een actieplan mede gericht op de lange termijn worden geformuleerd. Een breed samengestelde Commissie zal gevraagd worden daarvoor bouwstenen aan te leveren. Onderwerpen die daarbij in samenhang aandacht verdienen zijn: het lerarentekort, kwaliteit lerarenopleidingen, belonings- en functiedifferentiatie, loopbaanperspectief, omvang lestaak, hoeveelheid contacturen, ruimte voor individuele leerlingbegeleiding, onderwijsontwikkeling en professionaliteit docent, en ruimte voor maatwerk’.

Voor het lerarenbeleid staan de komende periode de volgende thema’s centraal:

– de aanpak van het lerarentekort

– de positie van de leraar

– de kwaliteit van de leraar

Opdracht commissie Leraren

Vanaf 2010 dreigt er door de vergrijzing een fors tekort aan leraren te ontstaan. De onderwijssector moet op grote schaal nieuw, goed gekwalificeerd personeel aantrekken op een moment dat de arbeidsmarkt aantrekt. Ook de kwaliteit van het onderwijspersoneel staat onder druk. Hoewel de arbeidstevredenheid onder leraren traditiegetrouw hoog is (ITS 2004), zien we dat in alle sectoren de onvrede van leraren over de eigen betrokkenheid bij het onderwijsbeleid en de aansturing van de eigen instelling toeneemt (SBL,2006). Schaalvergroting en autonomievergroting van de afgelopen jaren hebben geleid tot de verschuiving van taken van de rijksoverheid naar schoolbesturen. Besturen en schooldirecteuren hebben zich hieraan moeten aanpassen, met als gevolg nieuwe taken in de school op het terrein van beleid en beheer. Tevens wordt er in toenemende mate door de samenleving en de politiek van het onderwijspersoneel gevraagd een rol te spelen bij maatschappelijke en pedagogische taken.

De aandacht van leraren is dan ook verdeeld geraakt over vele prioriteiten en dit heeft consequenties voor het takenpakket en vakinhoud van de ervaren werkdruk voor de leraar. Dat neemt niet weg dat evenals in andere sectoren waar veel professionals werken, medewerkers moet kunnen inspelen op actuele vragen en hun vak bij moeten houden. Het lijkt erop dat in het onderwijsveld de balans tussen kerntaken en het inspelen op vragen uit de samenleving en de rol van de leraar hierbij, opnieuw gevonden moet worden.

De commissie wordt gevraagd uitspraken te doen over de meest effectieve en efficiënte manier waarop resultaten kunnen worden geboekt. Het advies van de commissie op het terrein van lerarentekort en de positie en kwaliteit van de leraar wordt uitdrukkelijk betrokken bij de uitwerking van beleid en de inzet van middelen.

De commissie zal na de zomer met een advies komen.

Artikelsgewijs

Artikel 2

De commissie Leraren wordt gevraagd, mede op basis van het reeds beschikbare materiaal, te komen tot een rapport waarin zij de regering, met het oog op de huidige en toekomstige ontwikkelingen in de verschillende onderwijssectoren, de maatschappij en het beleid adviseert over drie centrale vragen:

1. Welke aanpak acht de commissie voor de (middel)lange termijn het meest kansrijk om:

– het aanbod van leraren (en ander onderwijspersoneel) te vergroten en de kwaliteit van leraren te versterken,

– het onderwijs zo te organiseren dat vraag en aanbod beter op elkaar aansluiten en werkdruk wordt verminderd,

– het beroep aantrekkelijker te maken voor zittend en nieuw personeel,

– te komen tot een volwaardige professionele verantwoordelijkheid en rol van de leraar binnen de onderwijsinstelling?

2. Welke (combinatie van) maatregelen kunnen op korte termijn al resultaat hebben (quick wins)?

3. Welke procesaanpak en implementatiestrategieën acht de commissie het meest effectief?

Daarbij wordt aan de commissie de volgende aandachtspunten meegegeven:

– versterking van de betrokkenheid van leraren bij onderwijsontwikkeling en professionalisering;

– werkdruk in het onderwijs;

– lerarentekort;

– kwaliteit van de lerarenopleidingen;

– belonings- en functiedifferentiatie.

De commissie wordt tevens verzocht in haar advies in te gaan op de gewenste prioritering van maatregelen, verantwoordelijkheid- en taakverdeling tussen betrokken partijen (overheden, besturen, managers, leraren, ondersteuners en externe deskundigen), draagvlak voor maatregelen en verwachte effectiviteit van implementatiemethoden.

Artikel 3

De commissie Leraren wordt ingesteld voor de duur van 5 maanden.

Artikel 5

De leden van de commissie Leraren nemen op persoonlijke titel deel aan de beraadslagingen van de commissie. De commissie heeft geen financieel mandaat.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk

Naar boven