Ontheffing voor laagvliegen boven bebouwing en voor vliegen buiten daglichtperiode

20 augustus 2007

Nr. IVW TBE 45.1.a +44.1.a - 2007 - 63 - Heli Holland

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie;

Gezien het verzoek om ontheffing dd. 17-07-2007, ontvangen op 19-07-2007 van Heli Holland Airservice BV. Contactpersoon: I.E. Kamerbeek. Adres: Kanaal B ZZ 3, 7881 NB Emmer-Compascuum;

Overwegende dat de vereiste maatschappelijke relevantie blijkt uit, onder andere, de opdrachten van Heli Holland, in samenwerking met de NOS MBS/Dutch View, voor het uitvoeren van: live opnames van de ’30 Jaar Wereldhavendagen’ voor de televisie, boven Rotterdam en de Rotterdamse haven. Omdat het evenement ’s avonds plaatsvindt, wordt de laagvliegontheffing uitgebreid met een ontheffing voor vliegen buiten de daglichtperiode;

Gelet op artikel 44, vijfde lid, alsmede artikel 45, vijfde lid, van het Luchtverkeersreglement;

Besluit:

Artikel 1

Dit besluit is van toepassing op de helikopter van het type AS 355 Aerospatiale Twinstar F1, in gebruik bij Heli Holland Airservice B.V., waarmee VFR-vluchten worden uitgevoerd boven Rotterdam en de Rotterdamse haven, ten behoeve van het uitvoeren van live opnames van de ‘30 Jaar Wereldhavendagen’ voor de televisie, in opdracht van Heli Holland, in samenwerking met de NOS MBS/Dutch View.

Artikel 2. VFR-vliegen beneden de minimum VFR-vlieghoogte

Aan de gezagvoerder van de in artikel 1 genoemde helikopter, wordt van 7 september 2007 tot en met 9 september 2007, ontheffing verleend van het verbod genoemd in artikel 45, eerste lid, onder a, van het Luchtverkeersreglement, om VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte, boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, gedurende de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

a. de gezagvoerder is in het bezit van een geldig CPL of ATPL;

b. de minimum toegestane vlieghoogte boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, bedraagt 500 ft, doch tenminste 100 ft boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 600 m van het luchtvaartuig;

c. de vliegroute, vlieghoogte en vliegsnelheid wordt zodanig gekozen dat:

1. overlast aan derden zoveel mogelijk wordt vermeden;

2. vee niet wordt verstoord;

3. ingeval van een noodlanding het risico voor inzittenden en derden zoveel mogelijk wordt beperkt;

4. met inachtneming van artikel 19 van de Regeling Luchtverkeersdienstverlening de volgende adviessnelheden in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse G, in acht worden genomen:

Vliegzicht (m)

Adviessnelheid (kts)

800 - 1500

< 50

1500 - 2000

< 100

2000 - 5000

< 120

d. de gezagvoerder stelt zich van tevoren op de hoogte m.b.t. plaatsen die geschikt zijn voor het uitvoeren van een noodlanding;

e. te allen tijde wordt de vlucht zo uitgevoerd met een zodanige combinatie van hoogte en snelheid dat de vlieger in staat is om, in geval van een motorstoring, de bebouwing zonder hoogteverlies te verlaten;

f. de vlucht wordt zodanig uitgevoerd dat niet wordt gevlogen in het gevaarlijke gebied van het hoogtesnelheidsdiagram als aangegeven in het vlieghandboek van de desbetreffende helikopter;

g. er wordt niet bij voortduring laaggevlogen, doch slechts gedurende de periode dat dit voor het daadwerkelijk maken van filmopnamen noodzakelijk is en slechts op het traject zoals dat van tevoren aan de Luchtvaartpolitie is doorgegeven;

h. vóór de aanvang van de vlucht wordt ingelicht:

de meldkamer van het Korps Landelijke Politiediensten Afdeling Luchtvaartpolitie (tel. 020-5025693 of fax: 020-5025699) en worden de volgende gegevens verstrekt:

- naam gezagvoerders, registratie en model / type helikopter;

- route en periode van de voorgenomen vlucht;

i. vóór aanvang van de vlucht wordt gecoördineerd met de Supervisor van MilATCC Nieuw Milligen en met de operationele helpdesk. Aan de voorwaarden door hem/haar gesteld wordt strikt de hand gehouden;

j. voor het maken van de opnamen dient de cameraman in het bezit te zijn van een op zijn/haar naam gestelde luchtopnamevergunning, verkregen bij het Ministerie van Defensie, MIVD/ACIV/BBMG, Sectie Luchtfotografie, Postbus 20701, 2500 ES Den Haag;

k. de gezagvoerder en de cameraman zijn op de hoogte van de voorschriften en beperkingen van deze beschikking;

Artikel 3. VFR-vluchten buiten de daglichtperiode

Aan de gezagvoerder van het in artikel 1 genoemde helikopter, wordt van 07 september 2007 tot en met 09 september 2007, ontheffing verleend van het verbod tot het uitvoeren van VFR-vluchten buiten de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de in artikel 60, onder a, bedoelde luchtvaartgids, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

a. voor het uitvoeren van de vlucht is het luchtvaartuig uitgerust met de instrumenten, zoals deze zijn vermeld in artikel 19 van de Regeling ten aanzien van de uitrusting bij vluchten niet zijnde verkeersvluchten;

b. de gezagvoerder beschikt over een geldig CPL met bevoegdverklaring IR en NQ. Tevens dient de vlieger in de 90 dagen voorafgaande aan de vlucht ten minste drie IFR naderingen te hebben uitgevoerd;

c. voor deze vlucht wordt tijdig een vliegplan ingediend;

d. tijdens het uitvoeren van de vlucht is een tweezijdige radioverbinding tot stand gebracht met de betrokken luchtverkeersdienst en wordt voortdurend op de aangewezen radiofrequentie geluisterd;

e. het vliegzicht bedraagt tenminste 5 km en de afstand van het luchtvaartuig tot de wolken is groter dan 1500 meter horizontaal en 450 meter verticaal;

f. tijdens het vliegen wordt het programma dat vooraf aan LVNL wordt doorgegeven (zie artikel 4, onder a) nageleefd, tenzij een afwijkende klaring is verkregen;

g. Na 22.30 uur zal niet meer gevlogen worden.

Artikel 4

a. Vóór aanvang van de vlucht wordt er gecoördineerd met de Operationele Helpdesk van Amsterdam,aan de voorwaarden door hem/haar gesteld wordt strikt de hand gehouden.

b. Voorafgaand aan de vlucht is er op initiatief van de aanvrager / opdrachtgever, in de plaatselijke media aandacht besteed aan de uit te voeren vlucht.

c. Bij het niet- of niet volledig nakomen van de bovenstaande voorwaarden kan dat aanleiding zijn deze ontheffing in te trekken.

Artikel 5

De aanvrager draagt er zorg voor dat de gezagvoerder bekend is met de inhoud van deze beschikking.

Artikel 6

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 7 september 2007 en vervalt met ingang van 10 september 2007, tenzij deze voortijdig wordt ingetrokken.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,namens deze,
de unitmanager Unit Kennis, Advies en Berichtgeving, Toelating/Continuering Luchtruim,
R.J. Putters

Bezwaarmogelijkheid

Indien u het niet eens bent met deze beslissing kunt u hiertegen, op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, binnen zes weken na de datum waarop deze beslissing is verzonden schriftelijk bezwaar aantekenen.

Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet ten minste bevatten:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

- de gronden van het bezwaar.

Het bezwaarschrift kunt u richten aan:

Inspectie Verkeer en Waterstaat

Toezicht Beheereenheid

Unit Juridische Zaken

Postbus 90653

2509 LR Den Haag

Naar boven