Regeling aanwijzing opleidingen in het hoger onderwijs inzake toelating deficiënte studenten 2007

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 juli 2007, nr. HO/BL/2007/28722, houdende aanwijzing van opleidingen in het hoger onderwijs inzake toelating deficiënte studenten (Regeling aanwijzing opleidingen in het hoger onderwijs inzake toelating deficiënte studenten 2007)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 7.25, vierde lid, tweede volzin, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. profiel: een van de profielen, bedoeld in artikel 12 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

b. wet: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Artikel 2

Aanwijzing in het wetenschappelijk onderwijs

1. Voor het wetenschappelijk onderwijs geschiedt aanwijzing als bedoeld in artikel 7.25, vierde lid, tweede volzin, van de wet in de navolgende leden.

2. Opleidingen op het gebied van de natuur in bijlage A van de Regeling nadere vooropleidingseisen in het hoger onderwijs 2007: voor zover van toepassing, de opleidingen op het gebied van de natuur, voor zover het het profiel natuur en gezondheid betreft.

3. Opleidingen op het gebied van de techniek in bijlage A van de Regeling nadere vooropleidingseisen in het hoger onderwijs 2007: voor zover van toepassing, de opleidingen op het gebied van de techniek, voor zover het het profiel natuur en gezondheid betreft.

4. De opleidingen Werktuigbouwkunde en Civiele Techniek: voor zover het betreft het profiel economie en maatschappij en het profiel cultuur en maatschappij.

Artikel 3

Aanwijzing in het hoger beroepsonderwijs

1. Voor het hoger beroepsonderwijs geschiedt aanwijzing als bedoeld in artikel 7.25, vierde lid, tweede volzin, van de wet in het navolgende lid.

2. Opleidingen op het gebied van de techniek:

a. bouwtechnische bedrijfskunde (bachelor);

b. elektrotechniek (bachelor);

c. industrieel product ontwerpen (bachelor);

d. logistiek en technische vervoerskunde (bachelor);

e. ruimtelijke ordening en planologie (bachelor);

f. technische bedrijfskunde (bachelor);

g. werktuigbouwkunde (bachelor);

Artikel 4

Identificatie

1. Voor de toepassing van deze regeling gelden door universiteiten onderscheidenlijk hogescholen verzorgde opleidingen met dezelfde naam als dezelfde opleidingen.

2. Indien de naam van een opleiding wordt gewijzigd, blijft de toelatingsmogelijkheid voor die opleiding gelden zoals luidend voordat de naamswijziging plaatsvond.

Artikel 5

Intrekking regeling

De Regeling aanwijzing opleidingen in het hoger onderwijs inzake toelating deficiënte studenten wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij op de student die onder de looptijd van die regeling is ingeschreven aan een opleiding als bedoeld in die regeling van toepassing blijft zolang de student de desbetreffende opleiding volgt.

Artikel 6

Inwerkingtreding en duur

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2007.

2. Artikel 3 vervalt met ingang van 1 september 2009.

Artikel 7

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanwijzing opleidingen in het hoger onderwijs inzake toelating deficiënte studenten 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H.A. Plasterk.

Toelichting

Algemeen

In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) zijn bepalingen omtrent toelating tot de opleidingen in het hoger onderwijs opgenomen. In artikel 7.25 WHW is geregeld dat een aanstaande student of extraneus vóór inschrijving voldaan moet hebben aan de nadere vooropleidingseisen. Dit zijn eisen ten aanzien van het profiel van de vwo- of havo-abituriënt, eventueel aangevuld met eisen ten aanzien van aanvullende vakken. De nadere vooropleidingseisen zijn neergelegd in de Regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs 2007. Indien een abituriënt niet voor aanvang van de opleiding – dus vóór de inschrijving – voldoet aan de eisen zoals opgenomen in die regeling, kan hij toch worden ingeschreven aan de opleiding indien uit onderzoek van de instelling blijkt dat die persoon voldoet aan vergelijkbare eisen. Ten slotte is in artikel 7.25, vierde lid, WHW opgenomen dat bij ministeriële regeling opleidingen kunnen worden aangewezen waarvoor geldt dat de instelling de student of extraneus in de gelegenheid kan stellen gedurende de propedeutische fase alsnog aan de genoemde eisen te voldoen. In afwijking van de hoofdregel kan deze deficiënte abituriënt zich dus wel inschrijven voor desbetreffende opleiding. De wijze waarop de instelling toetst of de student alsnog zijn deficiëntie heeft weggewerkt, is overgelaten aan de instelling. Ook is het des instellings om een abituriënt die zich wil inschrijven aan een opleiding die in de Regeling aanwijzing opleidingen in het hoger onderwijs inzake toelating deficiënte studenten 2007 is opgenomen, toch de inschrijving te weigeren of voorwaarden te stellen. Indien de student ook aan het einde van de propedeutische fase zijn deficiëntie niet heeft weggewerkt blijkens onderzoek van de instelling, vervalt (alsnog) zijn recht op inschrijving aan die opleiding.

Onderhavige regeling is de ministeriële regeling bedoeld in artikel 7.25, vierde lid, tweede volzin.

De inhoud van de regeling is afgestemd met betrokken partijen, onder meer de HBO-raad en VSNU.

Over artikel 2, vierde lid, is afstemming geweest met 3TU. Van de mogelijkheid tot het toelaten van studenten die deficiënt zijn voor de vakken wiskunde b en natuurkunde met een EM- of een CM-profiel tot de opleiding werktuigbouwkunde of civiele techniek, gaat alleen Universiteit Twente gebruik maken.

Onderhavige regeling vervangt de Regeling aanwijzing opleidingen in het hoger onderwijs inzake toelating deficiënte studenten van 15 juni 2000 (hierna te noemen: oorspronkelijke regeling). Laatstgenoemde regeling is diverse malen gewijzigd.

Artikel 2 Aanwijzing in het wetenschappelijk onderwijs

In 2001 is in artikel 2, tweede lid, de opleiding ‘Griekse en Latijnse Taal en Cultuur’ toegevoegd aan de oorspronkelijke regeling. In de onderhavige regeling is dit lid niet opgenomen. Omdat de nadere vooropleidingseisen voor de opleidingen Godsdienstwetenschappen en Griekse en Latijnse Taal en Cultuur zijn vervallen, vervalt ook de aanwijzing om deficiënte studenten toe te laten. De aanwijzing en bijbehorende verplichting voor studenten die tijdens de looptijd van de oude regeling zijn ingeschreven om aan het eind van hun propedeuse te voldoen aan de eisen ‘latijn of grieks’ blijft bestaan door middel van de bepaling in artikel 5. De vergelijkbare opleidingen aan de bijzondere universiteiten zijn niet opgenomen. Daarvoor geldt immers op grond van artikel 1.9, vierde lid en verder, van de WHW, dat de wettelijke bepalingen omtrent de nadere vooropleidingseisen niet van toepassing zijn.

Voor het wetenschappelijk onderwijs geldt verder dat voor een aantal technische opleidingen tot 1 september 2007 het vak wiskunde b12 is voorgeschreven als aanvullende eis op het profiel Natuur en Gezondheid. De universiteiten die deze opleidingen verzorgen, zijn van mening dat deze eis functioneel is voor het kunnen voltooien van de opleiding. Ook met handhaving van rendement en kwaliteit, wordt er verschillend gedacht over het moment waarop voldaan moet zijn aan die eis. Daarom worden die universiteiten in de gelegenheid gesteld ook op verschillende momenten te eisen dat aan de wiskunde b12 eis is voldaan: voorafgaand aan de inschrijving dan wel gedurende de propedeutische fase.

De opleidingen met genoemde wiskunde-b12-eis voor Natuur en Gezondheid zijn opgenomen in artikel 2, tweede lid. Ook voor een beperkt aantal opleidingen op het gebied van de natuur geldt voor het profiel Natuur en Gezondheid de eis wiskunde-b12. Het gaat om de opleidingen Natuur en sterrenkunde, Wiskunde en Statistiek, en Informatica. Ook voor die opleidingen zal gelden dat een deficiëntie ten aanzien van deze wiskunde-b12-eis, ter beoordeling aan het instellingsbestuur, kan worden weggewerkt gedurende de propedeutische fase. Dit is geregeld in artikel 2, derde lid. Zie de tweede alinea van de paragraaf ‘Algemeen’ voor een toelichting op artikel 2, vierde lid.

Artikel 3 Aanwijzing in het hoger beroepsonderwijs

In 2002 is artikel 3 toegevoegd aan de oorspronkelijke regeling. Dit artikel bevat de aanwijzing van opleidingen in het hoger beroepsonderwijs. Het oorspronkelijke tweede lid van artikel 3 bevatte een aantal opleidingen op het gebied van de gezondheidszorg, te weten antroposofische gezondheidszorg, bewegingstechnologie, medisch beeldvormende en radiotherapeutische technieken, orthoptie, podotherapie, verpleegkunde, voeding en diëthiek. Het tweede lid verviel met ingang van het studiejaar 2003–2004.

Het derde lid is toen omgenummerd tot het tweede lid, zoals dat nu terug te vinden is in de huidige regeling. Dit tweede lid bevat een aantal opleidingen op het gebied van de techniek, te weten bouwtechnische bedrijfskunde, elektrotechniek, industrieel product ontwerpen, logistiek en technische vervoerskunde, ruimtelijke ordening en planologie, technische bedrijfskunde, werktuigbouwkunde. In 2000 is met enkele instellingen in het hbo, te weten de Hogeschool van Amsterdam, Fontys Hogescholen, de Saxion Hogeschool, en de Hanzehogeschool, een akkoord gesloten, dat bepaalt dat deze instellingen gebruik maken van de aanwijzing. In eerste instantie gold deze aanwijzing tot 2006, maar nu is die verlengd tot en met 2009. De aanwijzing van de in artikel 3 genoemde opleidingen staat bekend als de Axis regeling. Na vier jaren (een opleidingscyclus) of zoveel eerder als de betrokken opleidingen wensen, zal het resultaat van het experiment geëvalueerd worden en kan naar aanleiding daarvan worden besloten of er aanleiding is tot continuering.

Artikel 3 zoals opgenomen in de voorliggende regeling is niet gewijzigd ten opzichte van artikel 3 van de oorspronkelijke regeling zoals luidend op 31 augustus 2007.

Artikel 4 Identificatie

Door dit artikel worden opleidingen met dezelfde naam op dezelfde wijze behandeld. Bovendien behoeft niet per opleiding aangegeven te worden op welke instelling het betrekking heeft, dan wel – indien ook beoogd zou worden dat het voor alle instellingen met desbetreffende opleiding zou moeten gelden – door welke instellingen de opleiding wordt verzorgd. In het tweede lid wordt aangegeven dat indien een opleiding van naam wijzigt, deze regeling van toepassing blijft op desbetreffende opleiding. Dit is relevant omdat instellingen voor hoger onderwijs de naam van de opleiding kunnen wijzigen. Voor de transparantie zal wel gestreefd worden naar een regeling waarin de opleidingsnamen zijn opgenomen zoals ze op dat moment luiden.

Artikel 4 zoals opgenomen in de voorliggende regeling is gelijkluidend aan artikel 4 van de oorspronkelijke regeling zoals luidend op 31 augustus 2007.

Artikel 6 Inwerkingtreding en duur

Het tweede lid is opgenomen, omdat er vanaf 1 september 2009 leerlingen met een nieuw VO profiel kunnen komen in het hoger onderwijs. Voor de situatie na 1 september 2009 zal na een evaluatie opnieuw bekeken worden of een aanwijzing van toepassing wordt.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk

Naar boven