Regeling naturalisatietoets Nederland

Regeling van de Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering van 16 januari 2007, nr. 5459170 ter uitvoering van het Besluit naturalisatietoets voor Nederland (Regeling naturalisatietoets Nederland)

De Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering,

Gelet op artikel 6 van het Besluit naturalisatietoets;

Besluit:

§ 1

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de naturalisatietoets: de toets, genoemd in artikel 2, tweede lid van het Besluit naturalisatietoets;

b. verzoeker: de meerderjarige vreemdeling die, woonachtig in Nederland of buiten het Koninkrijk, op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap verzoekt om verlening van het Nederlanderschap;

c. de burgemeester: de burgemeester door wie het verzoek om naturalisatie in ontvangst wordt genomen;

d. IB-Groep: de Informatie Beheer Groep, genoemd in de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank;

e. het besluit: het Besluit naturalisatietoets.

§ 2

Naturalisatietoets

Artikel 2

1. De naturalisatietoets, genoemd in artikel 2, tweede lid, van het besluit is het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Wet inburgering met dien verstande dat de in artikel 2, derde lid van het besluit genoemde taalvaardigheden op niveau A2 van het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen zijn behaald.

2. Tenzij in deze regeling anders is bepaald, zijn de bepalingen van hoofdstuk 4 van de Wet inburgering, de artikelen 2.9, eerste lid, en 2.10, eerste lid, en hoofdstuk 3, van het Besluit inburgering en hoofdstuk 3 van de Regeling inburgering van toepassing met dien verstande dat artikel 15, vijfde lid van de Wet inburgering; 3.8 van het Besluit inburgering en artikel 3.7 van de Regeling inburgering niet van toepassing zijn.

Artikel 3

1. De verzoeker die buiten het Koninkrijk hoofdverblijf heeft, heeft de naturalisatietoets, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het besluit, behaald, indien hij het centraal deel van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, van het Besluit inburgering met goed gevolg heeft afgelegd.

2. Aan de in het eerste lid genoemde verzoeker wordt het inburgeringsdiploma als bedoeld in artikel 14, tweede lid van de Wet inburgering uitgereikt.

3. Bevoegd tot het afnemen van het centraal deel van het inburgeringsexamen op de Nederlandse diplomatieke en beroepsconsulaire vertegenwoordigingen in het buitenland is het hoofd van die post namens de Minister van Buitenlandse Zaken, of, in Nederland, de IB-Groep.

4. Het hoofd van de post neemt het centraal deel van het inburgeringsexamen af.

5. De verzoeker, woonachtig buiten het Koninkrijk, identificeert zich bij de deelname aan het examen door middel van een geldig nationaal paspoort.

6. Het inburgeringsdiploma wordt uitgereikt door het hoofd van de post, die bevoegd is het naturalisatieverzoek in ontvangst te nemen.

7. Op het afnemen van het centraal deel op de Nederlandse diplomatieke en beroepsconsulaire vertegenwoordigingen in het buitenland zijn niet van toepassing de bepalingen in paragraaf 3 van hoofdstuk 3 van het Besluit inburgering; artikel 3.1 van de Regeling inburgering alsmede de bepalingen van paragrafen 3, 4, 5, 6 en 7 van hoofdstuk 3 van de Regeling inburgering.

§ 3

Gedeeltelijke vrijstellingen

Artikel 4

1. Van het afleggen van het praktijkdeel als bedoeld in artikel 3.7 van het Besluit inburgering alsmede van het elektronisch praktijkexamen en de toets gesproken Nederlands, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, van het Besluit inburgering is vrijgesteld de verzoeker die het certificaat overlegt, als bedoeld in de Regeling certificaat inburgering oudkomers, met daarop de aantekening dat voor de onderdelen Lezen, Luisteren, Schrijven en Spreken is behaald ten minste het niveau 2 van het referentiekader NT2.

2. Bij het certificaat, bedoeld in het eerste lid legt de verzoeker de hem door het college van burgemeester en wethouders afgegeven, gewaarmerkte kopie over van de verklaring van de onderwijsinstelling waar de NT2-profieltoets is afgelegd.

3. Van het afleggen van het examen in de kennis van de Nederlandse samenleving, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit inburgering is vrijgesteld de verzoeker die kan aantonen dat hij het onderdeel kennis van de staatsinrichting en maatschappij van de naturalisatietoets, bedoeld in artikel 2 van de Regeling naturalisatietoets zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van deze regeling heeft behaald.

§ 4

Belemmeringen

Artikel 5

1. De in artikel 4, aanhef en onder a, van het besluit bedoelde psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap toont verzoeker, die woonachtig is in Nederland, aan door overlegging van een medisch advies van een arts, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het Besluit inburgering, dat op de dag van indiening van het naturalisatieverzoek niet ouder is dan zes maanden en inhoudende dat sprake is van een belemmering of een handicap.

2. De arts, bedoeld in het vorige lid, stelt het advies op conform het protocol dat is opgenomen in bijlage 4 bij de Regeling inburgering.

3. De in artikel 4, aanhef en onder a, van het besluit bedoelde psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap toont verzoeker tevens aan door overlegging van een beschikking op grond van artikel 6 van de Wet inburgering inhoudende de ontheffing van de inburgeringsplicht, die op de dag van indiening van het naturalisatieverzoek niet ouder is dan drie jaar.

4. De in artikel 4, aanhef en onder a, van het besluit bedoelde psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap toont verzoeker, die woonachtig is buiten het Koninkrijk, aan door overlegging van een verklaring van een arts of deskundige, gespecialiseerd in de desbetreffende aandoening, dat op de dag van indiening van het naturalisatieverzoek niet ouder is dan zes maanden en inhoudende dat sprake is van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap.

Artikel 6

1. Geen verplichting tot het afleggen van de naturalisatietoets op grond van artikel 4, aanhef en onder b, van het besluit heeft uitsluitend de verzoeker, die ongeletterd is in de eigen en de Nederlandse taal, en van wie, gezien zijn leeftijd en overige omstandigheden, waaronder mede wordt verstaan aantoonbaar geleverde inspanning om zich te alfabetiseren in de Nederlandse taal, niet meer kan worden verwacht dat hij binnen een tijdsbestek van vijf jaar de schriftelijke vaardigheden in het Nederlands zal beheersen op het in deze Regeling gewenste niveau, en die de toets gesproken Nederlands, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit inburgering met succes heeft afgelegd.

2. Ten bewijze dat van verzoeker redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat voor hem haalbaar is om binnen een periode van vijf jaar de schriftelijke vaardigheden te beheersen op het in deze Regeling gewenste niveau, legt de verzoeker een daartoe strekkende verklaring en advies van het Regionaal Opleidingen Centrum van Amsterdam te Amsterdam over.

3. Aan de advisering door het Regionaal Opleidingen Centrum van Amsterdam te Amsterdam als bedoeld in het tweede lid, zijn kosten verbonden die door de verzoeker voorafgaande aan de advisering voldaan dienen te worden.

4. De in het derde lid bedoelde kosten bedragen in 2007 € 208.

5. Het bedrag wordt jaarlijks per 1 januari gewijzigd met een percentage, dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen het indexcijfer en de CAO-lonen per maand, inclusief bijzondere uitkeringen, van volwassenen, zoals dat wordt berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek naar de stand op 30 september van enig jaar en, al dan niet voorlopig, wordt bekend gemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek en het overeenkomstige indexcijfer in het voorafgaande jaar.

6. Het wijzigingspercentage wordt afgerond op tienden van een procent. Daarbij vindt, indien van het in het vijfde lid bedoelde procentuele verschil het tweede of een volgende cijfer achter de komma vijf of hoger bedraagt, voor wat betreft die cijfers afronding naar boven plaats.

7. Het overeenkomstig het vijfde lid gewijzigde bedrag wordt afgerond op hele euro’s, waarbij bedragen eindigend op 50 cent of meer naar boven worden afgerond.

8. De ministeriële beschikking en het nieuwe bedrag worden gepubliceerd in de Staatscourant.

§ 5

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 7

1. De verzoeker die op het moment van inwerkingtreding van deze regeling van de tot dan geldende naturalisatietoets het onderdeel kennis van de staatsinrichting en maatschappij heeft behaald, alsmede ten minste één onderdeel van de toets kennis van de Nederlandse taal wordt nog zes maanden na de inwerkingtreding eenmalig in de gelegenheid gesteld om bij een Regionaal Opleidingen Centrum, genoemd in artikel 3, eerste lid, van de regeling naturalisatietoets zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van deze regeling, de resterende onderdelen van de toets kennis Nederlandse taal te behalen.

2. De verzoeker die buiten het Koninkrijk hoofdverblijf heeft en die op het moment van inwerkingtreding van deze regeling van de tot dan geldende naturalisatietoets het onderdeel kennis van de staatsinrichting en maatschappij heeft behaald, alsmede ten minste één onderdeel van de toets kennis van de Nederlandse taal wordt nog zes maanden na de inwerkingtreding eenmalig in de gelegenheid gesteld om op de vertegenwoordiging in het buitenland de resterende onderdelen van de toets kennis Nederlandse taal te behalen.

3. De kandidaat die de restende onderdelen van de toets kennis van de Nederlandse taal, bedoeld in het eerste en tweede lid, heeft behaald, krijgt het Certificaat Naturalisatietoets, bedoeld in artikel 5 van het Besluit naturalisatietoets zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van deze regeling uitgereikt.

Artikel 8

De Regeling naturalisatietoets wordt ingetrokken.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2007.

Artikel 10

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling naturalisatietoets Nederland.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering, M.C.F. Verdonk.

Toelichting

Inleiding

In deze regeling zijn ter uitvoering van de Rijkswet op het Nederlanderschap en het Besluit naturalisatietoets regels gesteld over de naturalisatietoets. In verband met de invoering van de Wet inburgering (Stb. 2006, 625) en daarmee met de invoering van het inburgeringsexamen uit hoofdstuk 4 van die wet wijzigt tevens de in het kader van de Rijkswet op het Nederlanderschap gebruikte naturalisatietoets. Op deze ontwikkeling is het Besluit naturalisatietoets aangepast (Stb. 2006, 645 en Stb. 2007, 15). De Regeling naturalisatietoets uit 2003 (Staatscourant nr. 57) wordt ingetrokken.

De naturalisatietoets zoals deze geldt sinds 1 april 2003 in Nederland en voor naturalisatieverzoekers die buiten het Koninkrijk wonen, wordt vervangen door het inburgeringsexamen van de Wet inburgering. Dit betekent dat voor veel praktische vragen omtrent de gang van zaken bij naturalisatie in het vervolg te rade kan worden gegaan bij het stelsel van de Wet inburgering. De Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering zijn te raadplegen via het internet http//www.inburgering.net en http//www.handreikinginburgeringgemeenten.nl.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 (definities)

Ten opzichte van de voorgaande regeling zijn aan de begripsomschrijvingen twee nieuwe onderdelen toegevoegd en zijn twee reeds bestaande onderdelen nauwkeuriger gedefinieerd. Aangesloten is bij de in het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap omschreven taak van de burgemeester. Derhalve vermeldt dit onderdeel nu dat de burgemeester degene is die het naturalisatieverzoek in ontvangst neemt. Duidelijker dan voorheen wordt in deze regeling tot uitdrukking gebracht dat zij alleen van toepassing is op verzoekers om naturalisatie die woonachtig zijn in Nederland of buiten het Koninkrijk. Voor verzoekers tot naturalisatie die in Aruba wonen, geldt de Regeling naturalisatietoets Aruba (Stcrt. 2006, nr. 80 en Afkondigingsblad van Aruba 2006, 10). Gelet op de nieuwe betrokkenheid van de IB-Groep bij afname en beoordelen van de naturalisatietoets is daarvan een begripsomschrijving opgenomen.

Artikel 2 (naturalisatietoets in Nederland)

Onder verwijzing naar de relevante bepalingen uit de Wet inburgering legt dit artikel voor de verzoeker tot naturalisatie het examenpakket en het niveau van de naturalisatietoets vast. De artikelen van de Wet inburgering en de daarop gebaseerde regelgeving, die het inburgeringsexamen regelen, worden in het tweede lid van het artikel van overeenkomstige toepassing verklaard bij naturalisatie, tenzij deze regeling iets anders bepaalt. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval bij de toepassing van het inburgeringsexamen voor naturalisandi die woonachtig zijn buiten het Koninkrijk.

De van toepassingverklaring bij naturalisatie van hetgeen is bepaald bij of krachtens artikel 13, vierde lid, van de Wet inburgering gestelde betekent dat veel praktische zaken via de regelgeving van de inburgering zijn geregeld, zoals bijvoorbeeld het bedrag dat de kandidaat betaalt voor het afleggen van het examen of de mogelijkheid van administratief beroep tegen de uitslag van het decentraal praktijkdeel van het inburgeringsexamen.

Artikel 3 (naturalisatietoets op de diplomatieke en beroepsconsulaire vertegenwoordigingen in het buitenland)

Dit artikel bepaalt aan welke verplichting een buiten het Koninkrijk woonachtige verzoeker om naturalisatie moet voldoen, wil hij voldoen aan de in artikel 2, eerste lid, van het Besluit naturalisatietoets gestelde mate van kennis van de taal alsmede van de staatsinrichting en maatschappij. Betrokkene dient zijn naturalisatieverzoek in bij de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland. De naturalisatietoets kan hij naar keuze afleggen bij de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland dan wel in Nederland.

Om te kunnen deelnemen aan het examen bepaalt artikel 3.4 van het Besluit inburgering dat identificatie van de kandidaat geschiedt door middel van een aantal voorgeschreven documenten. Omdat de buiten het Koninkrijk woonachtige kandidaten niet beschikken over een op grond van de Vreemdelingenwet 2000 afgegeven verblijfsdocument, is voor hen in het vijfde lid bepaald dat zij zich identificeren met een geldig nationaal, vreemd, paspoort.

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.10, eerste lid van het Besluit inburgering opgenomen dat het uitreiken of toezenden van het inburgeringsdiploma aan de kandidaat geschiedt door het hoofd van de post. De IB-Groep zendt hiertoe het desbetreffende inburgeringsdiploma aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

De bepalingen van paragraaf 3 van hoofdstuk 3 van het Besluit inburgering alsmede niet relevante paragrafen van hoofdstuk 3 van de Regeling inburgering zijn tevens niet van toepassing. Genoemde paragrafen hebben in zijn geheel betrekking op het decentraal praktijkdeel van het inburgeringsexamen; een deel dat naturalisandi woonachtig buiten het Koninkrijk niet behoeven af te leggen. Eveneens niet van toepassing verklaard op de buiten het Koninkrijk af te nemen examens is artikel 3.1 van de Regeling inburgering. Dit artikel bepaalt het bedrag dat de kandidaat betaalt voor het afleggen van de examenonderdelen van het inburgeringsexamen. Het bedrag dat een examenkandidaat betaalt op de buitenlandse vertegenwoordiging voor de door hem af te leggen onderdelen van het centraal deel van het inburgeringsexamen worden nog nader in de Regeling naturalisatietoets Nederland vastgesteld. Zou de in het buitenland woonachtige kandidaat conform de mogelijkheid genoemd in het derde lid in Nederland het centraal deel van het inburgeringsexamen afleggen, dan betaalt hij daarvoor wel de in artikel 3.1 van de Regeling inburgering vastgestelde bedragen.

Artikel 4 (gedeeltelijke vrijstellingen)

Op grond van artikel 3, derde lid, van het besluit kan bij ministeriële regeling worden voorzien in gedeeltelijke vrijstelling van de naturalisatietoets. Om deze reden is de gedeeltelijke vrijstelling van het certificaat inburgering oudkomers verplaatst van het Besluit naturalisatietoets naar onderhavige regeling.

Het derde lid betreft vrijstelling van het examen in de kennis van de Nederlandse samenleving van het centraal deel van het inburgeringsexamen voor degene die in Nederland is geslaagd voor Deel I (Maatschappijoriëntatie) van de voorgaande naturalisatietoets. Deze vrijstelling is gelijk aan artikel 2.4, tweede lid aanhef, en onder b van het Besluit inburgering.

Artikel 5 (vrijstelling)

Op grond van artikel 4, aanhef en ondedeel a, van het besluit hoeft de verzoeker die ten genoegen van de minister aantoont wegens een psychische of lichamelijke, dan wel een verstandelijk handicap niet in staat te zijn de naturalisatietoets te behalen, die toets niet te doen. Om eenvormigheid en eenduidigheid met het beoordelingskader ter zake van het inburgeringsexamen zo goed mogelijk te borgen, sluit de regeling bij naturalisatie aan bij het stelsel van de Wet inburgering. De regeling bepaalt dat het medisch advies van de door de gemeente aangewezen arts, mits niet ouder dan zes maanden op de datum van indiening van het naturalisatieverzoek, geldt als voldoende bewijs van de belemmering. In verband met de in het derde artikellid opgenomen belemmering die is gebaseerd op een beschikking van het college van burgemeester en wethouders, die tevens een beperkte geldingsduur bij naturalisatie heeft, is ook voor de medische verklaring zélf een beperkte geldingsduur opgenomen. Dit om te voorkomen dat de beschikking op grond van de Wet inburgering niet wordt overgelegd ómdat deze te oud is, maar wél de aan die beschikking ten grondslag liggende medische verklaring wordt overgelegd. Ook ten behoeve van de controleerbaarheid van de bevoegdheid tot afgifte van de verklaring is dit noodzakelijk. Deze termijn van zes maanden is in overeenstemming met de termijn die in thans nog te publiceren TBN Inwerkingtreding Wet inburgering en gevolgen voor de naturalisatietoets is opgenomen betreffende aanvaardbaarheid op het moment van indiening van het naturalisatieverzoek van een verklaring van een arts.

Voor het medisch advies dat de belemmering of het handicap aantoont, kunnen de in Nederland woonachtige naturalisandi terecht bij de, in het kader van de uitvoering van de Wet inburgering, door het college van burgemeester en wethouders van zijn woonplaats aangewezen arts. In dit kader wordt op deze plaats verwezen naar het protocol medisch adviseur, opgenomen in een bijlage bij artikel 2.4, derde lid, van de Regeling inburgering.

Het derde lid van dit artikel gaat uit van een eerder door het college van burgemeester en wethouders aan de verzoeker afgegeven beschikking op grond van de Wet inburgering, die wegens een belemmering of een handicap strekt tot het niet hoeven doen van het inburgeringsexamen. Is deze beschikking op de dag van indiening van het naturalisatieverzoek niet ouder dan drie jaar, dan hoeft betrokkene in het kader van het naturalisatieverzoek óók niet het examen af te leggen. Omdat wellicht pas jaren na de beschikking op grond van de Wet inburgering tot de beslissing wordt gekomen een naturalisatieverzoek in te dienen, is gekozen voor een in jaren beperkte geldigheidsduur. Dit omdat de situatie van betrokkene in gunstige zin kan zijn veranderd, en op het moment van het naturalisatieverzoek het inburgeringsexamen wel zou kunnen worden afgelegd en/of behaald.

Artikel 6 (belemmeringen)

Kan van een verzoeker die, niet gealfabetiseerd is in zijn eigen taal en de Nederlandse taal, gezien zijn leeftijd en overige omstandigheden in redelijkheid niet worden verwacht dat hij (nog) Nederlands leert schrijven en lezen binnen een periode van vijf jaar, dan hoeft hij voor zijn naturalisatie onder bijkomende voorwaarden de naturalisatietoets niet af te leggen. Aan deze verzoeker wordt wel de voorwaarde gesteld dat de toets gesproken Nederlands op het A2 niveau wordt behaald om het kunnen spreken en verstaan van het Nederlands op het voor naturalisatie gewenste niveau aan te tonen. Separaat daaraan zal betrokkene moeten aantonen welke inspanningen hij heeft verricht om gealfabetiseerd te raken. In welke volgorde betrokkene het traject doorloopt wordt aan betrokkene overgelaten. Het ROC van Amsterdam beoordeelt de alfabetiseringsinspanning en overig relevante factoren betreffende de haalbaarheid inzake alfabetisering in een onderzoek. De daaraan verbonden kosten zijn voor de verzoeker. Het bedrag dat daarvoor tot heden moest worden betaald, werd conform de voorgaande Regeling naturalisatietoets in de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap vermeld. Dit bedrag, zoals laatstelijk vastgelegd bij Tussentijds Bericht Nationaliteiten 2006/9 voor 2007 € 208, wordt nu in de onderhavige regeling opgenomen. De wijze van jaarlijkse indexering van het bedrag dat betrokkene betaalt aan het ROC van Amsterdam is overeenkomstig de wijze van artikel 9 van het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002.

De verzoeker overlegt bij de indiening van het naturalisatieverzoek de door de IB-groep verstrekte resultatenbrief inzake de toets gesproken Nederlands, met het resultaat ‘geslaagd’, alsmede de door het ROC van Amsterdam verstrekte brief en verklaring inhoudende dat betrokkene niet in staat wordt geacht om binnen de gestelde termijn (van vijf jaar) het voor de naturalisatie vereiste niveau in de schriftelijke vaardigheden te behalen.

Artikel 7 (overgangsrecht)

Dit artikel bevat, overgangsrecht voor personen die op de datum van de inwerkingtreding van deze regeling reeds onderdelen van de naturalisatietoets hebben gehaald. De huidige naturalisatietoets kent een Deel I (kennis van de staatsinrichting en maatschappij) en een Deel II (taalvaardigheden lezen, luisteren, schrijven en spreken). Pas na het halen van Deel I kan worden aangemeld en betaald voor Deel II. Onderdelen van Deel II kunnen separaat worden herkanst.

Het overgangsrecht is van toepassing op personen die op het moment van inwerkingtreden van deze regeling Deel I hebben gehaald, alsmede één of meer onderdelen van Deel II. Deze personen worden nog een half jaar in de gelegenheid gesteld om de huidige naturalisatietoets af te leggen. Het ROC reikt aan een kandidaat die in deze periode de naturalisatietoets afmaakt met een herkansing alsnog het Certificaat naturalisatietoets bedoeld in artikel 5 van het Besluit naturalisatietoets zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van deze regeling uit.

Iemand die (alleen) Deel I heeft gehaald op het moment van inwerkingtreding van deze regeling, stapt over naar het nieuwe inburgeringsexamen en heeft daarbij op grond van art. 4, derde lid, van deze regeling vrijstelling van het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving van het centraal deel (art. 3.9, eerste lid, aanhef en onder c van het Besluit inburgering). De overige onderdelen van het nieuwe inburgeringsexamen moet hij dan nog afleggen.

Degene die op het moment van inwerkingtreding van deze regeling nog niets heeft gehaald van de huidige naturalisatietoets, is vangt direct aan met het nieuwe inburgeringsexamen.

De Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering,

M.C.F. Verdonk

Naar boven