Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Veiligheidszorg Groningen 2007

Besluit van de Minister van Justitie van 8 augustus 2007, nr. 5491058/Justis/07, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren van medewerkers van de Stichting Veiligheidszorg Groningen

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de ministers die het aangaan;

Gelezen het verzoek van de directeur Veiligheidszorg Groningen van 10 juli 2007 en de daaropvolgende adviezen van de hoofdofficier van justitie te Groningen en de korpschef van de regiopolitie Groningen;

Gelet op:

– artikel 142, eerste lid, onder b en c en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

– het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

– artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

De personen, werkzaam in de functie van handhaver in dienst van Veiligheidszorg Groningen, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens:

a. De in artikel 1a van de Wet op de economische delicten (WED) genoemde wetten en alsmede de artikelen 26, 33 en 34 van de WED; de Wegenverkeerswet 1994 (de toepassing van deze bevoegdheid dient zich te beperken tot stilstaand verkeer met uitzondering van de artikelen 5, 6, 10, 60, 62 en 82 RVV 1990); de Wet op de Ruimtelijke Ordening; de Woningwet; de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden;

b. de artikelen 157, 173, 173a, 173b, 174, 175, 177, 177a, 179,180, 181, 182, 184,185, 198, 199, 225, 266, 267, 427, 435, onder ten vierde, 447e en artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht.

c. verordeningen en/of Keuren voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeenten in de provincie Groningen waarmee Veiligheidszorg Groningen een handhavingscontract heeft afgesloten.

3. De noodzaak tot strafrechtelijke handhaving door buitengewoon opsporingsambtenaren van Veiligheidszorg Groningen dient per gemeente te worden vastgesteld door de toezichthouder, te weten de hoofdofficier van justitie te Groningen.

Artikel 4

1. Voorafgaand aan de daadwerkelijke handhaving door Veiligheidszorg Groningen in een gemeente dient Veiligheidszorg Groningen het Openbaar Ministerie Groningen hiervan op de hoogte houden en dient het Openbaar Ministerie Groningen hieraan toestemming te verlenen.

2. Afspraken tussen Veiligheidszorg Groningen, Openbaar Ministerie Groningen en Regiopolitie Groningen en de werkzaamheden van Veiligheidszorg Groningen dienen te worden vastgelegd in het Jaarwerkplan. Dit Jaarwerkplan dient jaarlijks, voor 1 oktober, over het jaar daaraan voorafgaand, aan de toezichthouders te worden aangeboden.

3. De buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van Veiligheidszorg Groningen dienen hun werkzaamheden uit te voeren onder operationele aansturing van de politie, waarbij afstemming plaatsvindt tussen Veiligheidszorg Groningen en de betreffende unitchef van de Basiseenheid van de regiopolitie Groningen.

Artikel 5

Op grond van dit besluit kunnen maximaal 40 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 6

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket te Groningen.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Groningen.

Artikel 7

1. De directeur van Veiligheidszorg Groningen brengt jaarlijks, voor 1 april, over het jaar daaraan voorafgaand aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was binnen de dienst;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

2. Dit verslag dient te worden toegezonden aan de toezichthouder en de direct toezichthouder, als bedoeld in artikel 6 van dit besluit, alsmede aan het Ministerie van Justitie, dienst Justis, afd. BTR/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag.

Artikel 8

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden van de buitengewoon opsporingsambtenaren, in de functie van parkeercontroleur, die in dienst zijn van Veiligheidszorg Groningen of in een van de gemeenten waarmee Veiligheidszorg Groningen een samenwerkingsverband mee heeft afgesloten, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn akten en overige benoemingsbescheiden mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt 5 jaar na de datum van inwerkingtreding.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Veiligheidszorg Groningen 2007.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, dienst Justis, afdeling IBB/BOA, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 8 augustus 2007.
De Minister van Justitie,
namens deze:
de teammanager BTR, P.W.C. Collard.

Toelichting

De stichting Veiligheidszorg Groningen is volledig in handen van de overheid.

Bij verschillende gemeenten in het arrondissement Groningen bestaat de behoefte aan strafrechtelijke handhaving, met name op terrein van parkeerovertredingen en kleine milieuovertredingen. Gebleken is dat voor deze overtredingen veelal in onvoldoende mate een beroep kan worden gedaan op de regiopolitie Groningen. Voor deze gemeenten is het echter dikwijls niet haalbaar om (per gemeente) één of meer buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst te nemen.

De stichting Veiligheidszorg Groningen heeft nu samenwerkingsverbanden gesloten met 15 gemeenten.

De direct toezichthouder, de korpschef van de regiopolitie Groningen, en de toezichthouder, de hoofdofficier van justitie Groningen, achten de noodzaak tot verlening van de categoriale aanwijzing van de bij Veiligheidszorg Groningen werkzame handhavers aanwezig.

Gezien het feit dat het wegens administratieve procedures praktisch niet uitvoerbaar is om met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit aan alle buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van Veiligheidszorg Groningen Veiligheidszorg Groningen of in een van de gemeenten waarmee Veiligheidszorg Groningen een samenwerkingsverband mee heeft afgesloten een nieuwe akte van opsporingsbevoegdheid uit te reiken, is in artikel 8 van dit besluit een overgangsregeling opgenomen. Op grond van deze regeling behouden de akten en legitimatiebewijzen van de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaren nog hun geldigheid tot het moment waarop zij vervallen.

De Minister van Justitie

namens deze:

de teammanager BTR,

P.W.C. Collard

Naar boven