Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2007/22)

Besluit van de Minister van Justitie en Staatssecretaris van Justitie van 2 augustus 2007, nr. 2007/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000.

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf B1/4.1.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.1.1 Vrijstellingen

Vrijstelling op grond van de Vw

Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt ingevolge artikel 17, eerste lid, Vw niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mvv, indien het betreft:

a. de vreemdeling die de nationaliteit bezit van één der door de Minister van BuZa aan te wijzen landen;

Toelichting

Deze landen zijn: Australië, België, Bulgarije, Canada, Cyprus Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Japan, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Monaco, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Vaticaanstad, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten van Amerika, IJsland, Zuid-Korea, Zweden en Zwitserland.

Voor vreemdelingen uit deze landen staat echter wel de mogelijkheid open om bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in het buitenland onverplicht een mvv aan te vragen ten einde hun verblijfsaanspraken vooraf te laten toetsen, zodat ook zij vroegtijdig weten of hun verblijfsrecht toekomt.

b. de gemeenschapsonderdaan, voorzover niet reeds vrijgesteld op grond van een aanwijzing, als bedoeld onder a;

Toelichting

Een gemeenschapsonderdaan heeft geen verblijfsvergunning nodig om rechtmatig in Nederland te verblijven. Een gemeenschapsonderdaan ontleent zijn verblijfsrecht immers rechtstreeks aan het gemeenschapsrecht. Ook van belang is dat de vreemdeling die niet zelf onderdaan is van een lidstaat van de EU, EER of Zwitserland, maar die wel rechtstreeks verblijfsrecht aan het gemeenschapsrecht ontleent, bijvoorbeeld als echtgeno(o)t(e), kind, partner of (schoon)ouder van een gemeenschapsonderdaan, vrijgesteld is van het mvv-vereiste (zie de definitiebepaling van gemeenschapsonderdaan in artikel 1 Vw).

c. de vreemdeling voor wie het gelet op diens gezondheidstoestand niet verantwoord is om te reizen;

Toelichting

Voor deze vrijstelling dient beoordeeld te worden of de vreemdeling in staat is te reizen naar zijn land van herkomst of bestendig verblijf en in staat kan worden geacht daar de behandeling af te wachten van een door hem in te dienen mvv-aanvraag. Omstandigheden die de feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg in het land van herkomst of bestendig verblijf betreffen, worden niet betrokken bij de beoordeling. Hierbij wordt aangesloten bij B8/4.4. Voor de procedurele aspecten wordt in dit kader verwezen naar B8/4.

d. de vreemdeling die slachtoffer of getuige-aangever is van vrouwenhandel;

Toelichting

Het Nederlandse beleid is er op gericht de opsporing en vervolging van hen die zich aan mensenhandel schuldig maken, zoveel mogelijk te bevorderen. In dat opzicht is van groot belang dat slachtoffers en getuigen van mensenhandel aangifte doen van mensenhandel. Met de verblijfsregeling zoals neergelegd n artikel 3.48 Vb wordt beoogd te voorkomen dat het slachtoffer of de getuige van mensenhandel afziet van het doen van aangifte uit vrees Nederland te worden uitgezet als illegale vreemdeling. In dat verband wordt er op gewezen dat het slachtoffer of de getuige ingevolge artikel 8, onder k, Vw gedurende een bedenktijd van maximaal drie maanden rechtmatig verblijf in Nederland kan verkrijgen. In dat geval wordt nog geen verblijfsvergunning verleend.

Ingeval het noodzakelijk is dat de vreemdeling in Nederland verblijft nadat de aangifte is gedaan, kan de in artikel 3.48 Vb bedoelde verblijfsvergunning worden verleend zolang dat in het belang van de opsporing en vervolging van mensenhandel noodzakelijk is. Het mvv-vereiste wordt hierbij niet tegengeworpen. Er dient wel een proces-verbaal van de aangifte opgemaakt te zijn.

In het geval van de getuige-aangever kan de verblijfsvergunning eerst worden verleend, indien het OM de aanwezigheid van de getuige-aangever in Nederland gewenst acht voor het opsporings- en vervolgingsonderzoek. Ook in die situatie wordt het mvv-vereiste niet tegengeworpen. Er dient wel proces verbaal van de aangifte opgemaakt te zijn.

e. de vreemdeling die onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag in het bezit was van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vw dan wel van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 Vw;

f. de vreemdeling die tijdig een aanvraag heeft ingediend tot wijziging van een verblijfsvergunning;

Toelichting e en f

Het mvv-vereiste is niet van toepassing op de vreemdeling die onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier in het bezit was van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde of voor onbepaalde tijd.

Het ontbreken van een mvv wordt evenmin tegengeworpen aan de vreemdeling die een aanvraag indient om wijziging van het verblijfsdoel. Hierbij is van belang dat er geen onderscheid wordt gemaakt naar het soort verblijfsdoel. De vrijstelling geldt bijvoorbeeld ook indien een vreemdeling twee maanden in het bezit geweest is van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw en vervolgens in aanmerking wenst te komen voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Voor de beoordeling of er sprake is van voortzetting van verblijf is dan niet van belang of de eerdere vergunning verlengd zou zijn of dat de vergunning na twee maanden is ingetrokken in verband met een wijziging in de situatie in het land van herkomst. Van belang is wel dat de aanvraag tot wijziging van het verblijfsdoel tijdig, dat wil zeggen in ieder geval niet later dan zes maanden na afloop van de geldigheidsduur van de eerdere verblijfsvergunning, ontvangen is (zie artikel 3.82 Vb en B1/5.1).

g. de vreemdeling die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie;

h. de vreemdeling die houder is van een EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen die is afgegeven door een andere staat die partij is bij het EG-verdrag, dan wel de echtgenoot of het minderjarig kind is van die houder, in geval het gezin reeds was gevormd in die andere staat;

De geregistreerde partner dan wel ongehuwde partner van de langdurig ingezetene en het kind van die partner worden daarbij gelijk gesteld met de echtgeno(o)t(e) dan wel het kind van die echtgeno(o)t(e).

Vrijstellingen op grond van het Vb

Ingevolge artikel 3.71, tweede lid, Vb kan van het vereiste van een geldige mvv vrijgesteld worden, de vreemdeling:

i. die voor het bereiken van het negentiende levensjaar vijf achtereenvolgende jaren rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e dan wel l, Vw of als Nederlander en in die periode niet het hoofdverblijf buiten Nederland heeft verplaatst;

Toelichting

De vreemdeling die voor diens negentiende levensjaar ten minste vijf achtereenvolgende jaren rechtmatig in Nederland heeft verbleven op grond van artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw kan in aanmerking komen voor wedertoelating tot Nederland. Indien de vreemdeling minderjarig is kan een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden verleend. Indien de vreemdeling meerderjarig is kan een reguliere verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd worden verleend. Hiermee verhoudt zich niet dat het mvv-vereiste wordt tegengeworpen. Dit onderdeel komt grotendeels overeen met artikel 52a, onderdeel g, van het voormalige Vb, met dien verstande dat toegevoegd is de categorie vreemdelingen die in diezelfde periode geheel of gedeeltelijk als Nederlander in Nederland hebben verbleven. Het is redelijk laatstgenoemde vreemdelingen niet anders te behandelen om de enkele reden dat het rechtmatig verblijf geheel of gedeeltelijk als Nederlander in Nederland is doorgebracht.

j. van twaalf jaar of jonger, die in Nederland is geboren en naar het oordeel van de Minister feitelijk is blijven behoren tot het gezin van een ouder die:

– sedert het moment van geboorte van de vreemdeling rechtmatig verblijf in Nederland heeft op grond van artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw of als Nederlander; of

– op het moment van de geboorte van de vreemdeling rechtmatig verblijf in Nederland had op grond van artikel 8, onder f tot en met k, Vw en die sedertdien aansluitend rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw heeft, voor zover geen van beiden het hoofdverblijf buiten Nederland heeft verplaatst;

Toelichting

Kinderen van twaalf jaar of jonger die in Nederland zijn geboren, vanaf dat moment onafgebroken in Nederland woonachtig zijn en naar het oordeel van de Minister feitelijk zijn blijven behoren tot het gezin van een van de ouders die sinds de geboorte van het kind in Nederland verblijft op grond van een verblijfsvergunning, komen in aanmerking voor een verblijfsvergunning indien zij feitelijk (zijn blijven) behoren tot het gezin van die ouder. Als hoofdregel geldt dat één van de ouders binnen drie dagen na de geboorte van het kind een aanvraag ten behoeve van het kind moet indienen bij de burgemeester van de gemeente waar zij woon- of verblijfplaats hebben, om het verblijfsrecht mede geldig te maken voor het kind. Vanaf de leeftijd van twaalf jaar worden deze kinderen ook feitelijk in het bezit gesteld van een vreemdelingendocument waaruit het verblijfsrecht blijkt.

Is het kind evenwel niet direct na de geboorte aangemeld dan kan tot en met de leeftijd van twaalf jaar alsnog een aanvraag worden ingediend. In dat geval kan de verblijfsvergunning worden verleend indien naar het oordeel van de Minister genoegzaam is aangetoond dat het kind vanaf de geboorte onafgebroken in Nederland heeft verbleven en feitelijk is blijven behoren tot het gezin van de ouder die houder is van een verblijfsvergunning. Gelet op het feit dat deze kinderen in Nederland zijn geboren, is het niet rechtvaardig om de aanvraag af te wijzen omdat het kind niet in het bezit is van een geldige mvv. Hetzelfde geldt ten aanzien van kinderen die in Nederland zijn geboren uit een ouder die op het moment van die geboorte rechtmatig in Nederland verbleef, al dan niet in afwachting van een (nadere) beslissing op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, en die aansluitend op dat rechtmatige verblijf in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning. Van dat kind wordt evenmin verlangd dat het met die ouder vertrekt naar het land van herkomst om daar de beslissing op de mvv-aanvraag af te wachten. Tot de hier bedoelde categorie behoren onder meer de kinderen die tijdens de procedure in Nederland worden geboren uit een ouder die aansluitend op die procedure in het bezit wordt gesteld van een verblijfsvergunning. Tevens zijn vrijgesteld andere kinderen die in Nederland zijn geboren op een moment waarop de ouder op een der andere in artikel 8 Vw genoemde gronden rechtmatig in Nederland verbleef, bijvoorbeeld in verband met de aangifte van mensenhandel, of tijdens de vrije termijn, en die aansluitend op dat rechtmatige verblijf in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning.

k. die in Nederland verblijft op grond van een geprivilegieerde status als gezinslid van een in Nederland geaccrediteerd personeelslid van een buitenlandse diplomatieke of consulaire post die zelf in aanmerking komt voor de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, bedoeld in artikel 21a Vw;

Toelichting

Onderdeel k ziet op feitelijk in Nederland verblijvende afhankelijke gezinsleden van geaccrediteerde personeelsleden van een buitenlandse diplomatieke of consulaire missie in Nederland.

Geaccrediteerde personeelsleden van een buitenlandse diplomatieke of consulaire missie en hun afhankelijke gezinsleden bezitten een bijzondere status op grond van het Diplomatenverdrag of het Consulaire verdrag. De verblijfsstatus van de hoofdpersoon is bepalend voor de status van afhankelijke gezinsleden. Indien de uitgezonden status van de hoofdpersoon komt te vervallen, vervalt daarmee tevens de uitgezonden status van de afhankelijke gezinsleden. De afhankelijke gezinsleden die tien jaar of langer bij de hoofdpersoon in Nederland verblijven komen – evenals de hoofdpersoon – onder omstandigheden in aanmerking voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd (zie B12).

Na beëindiging van de bijzondere geprivilegieerde status van de hoofdpersoon kan het voorkomen dat de geprivilegieerde hoofdpersoon wel in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, maar één of meer van de afhankelijke gezinsleden niet. Dit kan het geval zijn indien één of meer van de afhankelijke gezinsleden nog minderjarig is of als één of meer van de afhankelijke gezinsleden niet minimaal tien aaneengesloten jaren in Nederland heeft verbleven op basis van een bijzondere geprivilegieerde status. Indien deze afhankelijke gezinsleden op grond van het nationale vreemdelingenrecht in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw met als doel gezinshereniging, geldt vrijstelling van het mvv-vereiste. Deze vrijstelling houdt verband met het feit dat sprake is van eerder (langdurig) verblijfsrecht op grond van een bijzondere geprivilegieerde status, het feit dat tijdig om verblijfsrecht op grond van de Vw is verzocht en het feit dat de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel gezinshereniging bij de hoofdpersoon. Gelet hierop is het niet redelijk van deze afhankelijke gezinsleden een mvv te verlangen.

Personeelsleden van internationale organisaties en hun afhankelijke gezinsleden bezitten een bijzondere status (de uitgezonden status) op grond van de Zetelovereenkomsten, waarin onder andere bepalingen zijn opgenomen omtrent hun verblijfsrechtelijke positie. Deze personeelsleden en hun meerderjarige afhankelijke gezinsleden kunnen onder omstandigheden in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd (zie B12). Het kan voorkomen dat de hoofdpersoon wel in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, maar één of meer van de afhankelijke gezinsleden niet. Indien deze afhankelijke gezinsleden op grond van het nationale vreemdelingenrecht in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw met als doel gezinshereniging, geldt vrijstelling van het mvv-vereiste. Onderdeel c ziet niet op de afhankelijke gezinsleden van geaccrediteerde personeelsleden van een internationale organisatie. Echter, ten aanzien van hen geldt evenzeer dat sprake is van eerder (langdurig) verblijfsrecht op grond van een bijzondere geprivilegieerde status, dat tijdig om verblijfsrecht op grond van de Vw is verzocht en dat de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel gezinshereniging bij de hoofdpersoon. Daarom is evenmin redelijk van hen een mvv te verlangen. Daarmee wordt voor deze categorie toepassing gegeven aan artikel 3.71, vierde lid, Vb.

l. die ten minste zeven jaren werkzaam is of is geweest op een Nederlands zeeschip of een mijnbouwinstallatie op het continentaal plat;

Toelichting

Onderdeel l ziet op bepaalde categorieën buitenlandse werknemers in de internationale sector van de arbeidsmarkt. De Vw is niet van toepassing op buitenlandse werknemers aan boord van Nederlandse zeeschepen of mijnbouwinstallaties op het Nederlandse deel van het continentaal plat, omdat werknemers in deze sectoren van de internationale arbeidsmarkt niet werkzaam zijn op Nederlands grondgebied. Deze vreemdelingen komen derhalve in beginsel niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning. Er zijn echter enkele specifieke regelingen met betrekking tot de vergunningverlening met het oog op verlof, gezinshereniging en gezinsvorming, werkloosheid en werk op het Nederlandse grondgebied voor vreemdelingen die een arbeidsverleden van zeven jaren of langer in deze sectoren van de internationale arbeidsmarkt hebben (zie artikel 3.34 tot en met 3.38 Vb en B5). Gelet op het feit dat deze vreemdelingen veelal niet beschikken over een vaste woon- of verblijfplaats in het buitenland, geacht worden verblijf te houden aan boord van het Nederlandse zeeschip of de mijnbouwinstallatie op het Nederlandse deel van het continentaal plat, en reeds zeven jaren in deze positie verkeren, is het redelijk van hen niet te verlangen dat zij terugkeren naar het land van herkomst om aldaar een mvv aan te vragen. Omdat op vreemdelingen die werkzaam zijn in de internationale luchtvaart, het internationale wegtransport of de internationale binnenscheepvaart onder bepaalde voorwaarden de Wav en de Vw wel van toepassing zijn, zijn die vreemdelingen niet vrijgesteld van het mvv-vereiste.

m. die in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van het Associatiebesluit 1/80;

Toelichting

Dit onderdeel heeft betrekking op vreemdelingen die in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op grond van het Associatiebesluit 1/80. Deze zijn vrijgesteld van het mvv-vereiste. Het Associatiebesluit 1/80 geeft rechten aan Turkse werknemers die behoren tot de legale arbeidsmarkt van een lidstaat. Ingevolge de jurisprudentie van het Hof van Justitie houdt het recht zoals neergelegd in het Associatiebesluit 1/80 om na een bepaalde periode van legale arbeid de arbeid voort te kunnen zetten, noodzakelijkerwijs in dat de betrokken vreemdeling een recht van verblijf heeft. Volgens het Hof wordt aan de erkenning van die rechten door artikel 6 van het Associatiebesluit 1/80 niet de voorwaarde gesteld dat het legale karakter van de arbeid door de Turkse werknemer wordt gestaafd door het bezit van een specifiek administratief document, zoals een verblijfsvergunning. Als wordt vastgesteld dat een Turkse werknemer behoort tot de legale arbeidsmarkt en uit dien hoofde recht heeft op een verblijfsvergunning kan het ontbreken van een geldige mvv hem niet worden tegengeworpen. In de meeste gevallen zal de desbetreffende werknemer echter verkeren in een situatie van voortzetting van verblijf of reeds op grond van enige andere vrijstelling van het mvv-vereiste zijn vrijgesteld. Voor de volledigheid zij opgemerkt dat verblijfsrechten niet slechts uit artikel 6, maar ook uit enkele andere artikelen van het Associatiebesluit 1/80 kunnen voortvloeien

n. die in aanmerking komt voor terugkeer naar Nederland op grond van artikel 8 van de Remigratiewet;

Toelichting

Dit onderdeel heeft betrekking op de vreemdeling die met gebruikmaking van de terugkeeroptie van artikel 8 van de Remigratiewet een verblijfsvergunning aanvraagt. Hierbij gaat het zowel om de ouder als het (meerderjarige) kind die eerder in Nederland hebben verbleven. Door de verwijzing naar artikel 8 van de Remigratiewet (en daarmee tevens naar het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet) is verzekerd dat de vrijstelling alleen van toepassing is op de vreemdeling die voor de terugkeeroptie van artikel 8 van de Remigratiewet in aanmerking komt. Deze bepaling ziet derhalve niet op de vreemdeling die op grond van eerdere of andere remigratieregelingen is teruggekeerd naar zijn land van herkomst en die wil terugkeren naar Nederland. De vreemdeling die binnen één jaar na remigratie uit Nederland op grond van de Remigratiewet een aanvraag om verblijf in Nederland indient en die direct voorafgaande aan de remigratie uit Nederland gedurende ten minste drie achtereenvolgende jaren rechtmatig in Nederland heeft verbleven op grond van een verblijfsvergunning, komt op grond van de terugkeeroptie van artikel 8 van de Remigratiewet in aanmerking voor een verblijfsvergunning. Uit artikel 10, eerste lid, onder b, van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet volgt dat alleen voor de terugkeeroptie in aanmerking komt, de vreemdeling die drie jaar in Nederland heeft verbleven op grond van een verblijfsvergunning onder een beperking van niet-tijdelijke aard. De beperkingen van tijdelijke aard zijn voor het bepaalde bij en krachtens de Remigratiewet geregeld in de Regeling Aanwijzing vreemdelingen wegens verblijf voor een tijdelijk doel (Stcrt. 2000, 62). Uiteraard is de verwijzing naar artikel 8 van de Remigratiewet alleen van belang voorzover daaruit het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voortvloeit. In andere gevallen kan de vreemdeling op grond van deze terugkeeroptie een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd worden verleend. In het laatste geval kan de desbetreffende aanvraag niet worden afgewezen wegens het ontbreken van een mvv. Overigens verdient het de voorkeur dat deze vreemdelingen vóór hun terugkeer naar Nederland een mvv aanvragen. Artikel 8 van de Remigratiewet heeft ook betrekking op kinderen van vreemdelingen. Ook deze kinderen kunnen van de terugkeeroptie gebruikmaken en zijn daarmee vrijgesteld van het mvv-vereiste. Concreet betekent dit, dat vrijgesteld is de vreemdeling die direct voorafgaande aan de remigratie als minderjarig kind van de ouder in Nederland heeft verbleven op grond van een verblijfsvergunning of als Nederlander en binnen een jaar na de remigratie op grond van artikel 8 van de Remigratiewet met de ouder naar Nederland terugkeert. Tevens is vrijgesteld de vreemdeling die binnen een jaar na de remigratie meerderjarig is geworden en vervolgens zelfstandig naar Nederland terugkeert.

o. die in Nederland verblijft, bij de rechtbank te ’s-Gravenhage een verzoek heeft ingediend tot vaststelling van zijn Nederlanderschap dat naar het oordeel van de Minister niet klaarblijkelijk van elke grond ontbloot is;

Toelichting

De persoon die feitelijk in Nederland verblijft en bij de rechtbank te ’s-Gravenhage een verzoek ingevolge artikel 17, eerste lid, Rwn heeft ingediend tot vaststelling van zijn vermeende Nederlanderschap, wordt in het algemeen niet uitgezet indien dat verzoek naar het oordeel van de Minister niet klaarblijkelijk van elke grond ontbloot is. In dat geval kan de betrokkene, onder omstandigheden, in aanmerking komen voor een reguliere verblijfsvergunning, in afwachting van de beslissing op het verzoek. Gelet op het feit dat de verzoeken van deze personen niet klaarblijkelijk van elke grond ontbloot zijn en zij veelal lange tijd in Nederland verblijven voordat twijfels over de Nederlandse nationaliteit ontstonden, is het niet redelijk van hen te verlangen dat zij terugkeren naar het land van herkomst om aldaar een mvv aan te vragen en kunnen zij in het bezit worden gesteld van een verblijfsvergunning.

p. die tijdelijke bescherming heeft en in aanmerking komt voor de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 Vw, onder een beperking als bedoeld in artikel 3.30 of 3.31 Vb.

Toelichting

Dit onderdeel p is het gevolg van de implementatie per 15 februari 2005 van de Richtlijn 2001/55. Ingevolge artikel 12 van deze richtlijn staan de lidstaten personen die tijdelijke bescherming genieten toe om, voor een periode die niet langer is dan die van hun tijdelijke bescherming, werkzaam te zijn in loondienst of als zelfstandige. Daarbij mogen de lidstaten om redenen van arbeidsmarktbeleid voorrang geven aan EU-burgers en onderdanen van staten die gebonden zijn aan de EER overeenkomst, en aan de onderdanen van derde landen die legaal in de EU verblijven en een werkloosheidsuitkering ontvangen. Het op grond van het ontbreken van een mvv afwijzen van de aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor het verrichten van arbeid van de tijdelijk beschermde vreemdeling is niet verenigbaar met het geclausuleerde recht op arbeid in de richtlijn. Om die reden krijgt de tijdelijk beschermde die in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder een beperking die verband houdt met het verrichten van arbeid in loondienst of als zelfstandige, vrijstelling van het mvv-vereiste. Dit laat onverlet dat er een wezenlijk Nederlands belang moet zijn gediend met het verrichten van die arbeid. De vrijstelling is derhalve niet van toepassing indien voor de desbetreffende soort arbeid voorrang kan worden gegeven aan EU- en EER-burgers of legaal verblijvende derdelanders met een werkloosheidsuitkering. Zie tenslotte het derde lid van artikel 3.71 Vb: de tijdelijk beschermde vreemdeling die in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met als doel het verrichten van arbeid in loondienst als geestelijk voorganger of godsdienstleraar is (in afwijking van artikel 3.71, derde lid, Vb) eveneens vrijgesteld van het mvv-vereiste.

Mvv-vereiste godsdienstleraren en geestelijk voorgangers

De vreemdeling is echter niet vrijgesteld indien hij in Nederland wil verblijven voor het verrichten van arbeid als godsdienstleraar of geestelijk voorganger (zie artikel 3.71, derde lid, Vb en B5). Deze uitzondering voor de vreemdeling die als godsdienstleraar of geestelijke voorganger wil verblijven, dient er mede toe om vooraf te onderzoeken of er vanuit het oogpunt van openbare orde bedenkingen bestaan tegen het verblijf van de vreemdeling en of de groepering op wier verzoek de desbetreffende vreemdeling zijn werkzaamheden zal uitoefenen, haar wens tot het aanstellen van de vreemdeling handhaaft. De aanwezigheid en het functioneren van godsdienstleraren en geestelijk voorgangers hier te lande, in verband met de bijzondere positie die zij innemen binnen de alhier gevestigde gemeenschappen, kan van zodanige invloed zijn op de openbare orde en nationale veiligheid, dat onderzoek vooraf gewenst is. In deze gevallen wordt niet voorbijgegaan aan het mvv-vereiste; ook niet indien de vreemdeling behoort tot de in artikel 3.71, tweede lid, Vb genoemde vrijgestelde categorieën. De enige uitzondering hierop vormt artikel 3.71, tweede lid, onder h, Vb (zie hiervoor de toelichting van onderdeel h).

Vanzelfsprekend kan het ontbreken van een geldige mvv niet leiden tot afwijzing van de aanvraag, indien een ieder verbindende bepaling van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie zich daartegen verzet, waarbij in dit verband met name kan worden gedacht aan het Associatiebesluit 1/80.

Indien een vreemdeling een beroep doet op een van de hierboven genoemde vrijstellingscategorieën dient hij aan te tonen dat hij behoort tot één van de vrijstellingscategorieën.

In beginsel dient de vreemdeling reeds bij het indienen van de aanvraag het beroep op één van de vrijstellingscategorieën te onderbouwen. In het aanvraagformulier dat ziet op de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd waarbij de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv (zie bijlage 13 VV) worden de vrijstellingscategorieën op grond van het Vb met name genoemd. Per categorie wordt een korte toelichting op de vrijstellingsgrond gegeven. Indien de vreemdeling bij het indienen van een aanvraag het beroep op één van de vrijstellingscategorieën niet of niet afdoende middels bescheiden heeft onderbouwd, stelt de IND hem in de gelegenheid het beroep alsnog afdoende te onderbouwen. Hiertoe wordt de vreemdeling in beginsel een termijn van twee weken gegund.

Toetsing van de vrijstellingscategorie

De vreemdeling dient, indien hij zich beroept op een van de vrijstellingscategorieën, aanstonds aan te tonen dat hij behoort tot een vrijstellingscategorie. Op het aanvraagformulier staan de vrijstellingscategorieën ingevolge de Vw en het Vb vermeld voorzien van een korte toelichting per vrijstellingsgrond. Indien de vreemdeling bij het indienen van de aanvraag bij de burgemeester van de gemeente waar hij woon- of verblijfplaats heeft het beroep op één van deze vrijstellingscategorieën niet of niet afdoende middels bescheiden heeft onderbouwd, stelt de IND hem in de gelegenheid het beroep alsnog afdoende te onderbouwen. Hiertoe wordt de vreemdeling in beginsel een termijn van twee weken gegund.

Indien geen (afdoende) bewijs kan worden overgelegd ter staving van het beroep op één der vrijstellingscategorieën, terwijl vaststaat dat de vreemdeling hier wel schriftelijk op is gewezen, wordt de verblijfsvergunning conform artikel 16 Vw in samenhang met artikel 3.71, eerste lid, Vb afgewezen wegens het ontbreken van een mvv.

De vreemdeling die zich erop beroept dat het stellen van het vereiste bezit van een geldige mvv ten aanzien van hem getuigt van een onbillijkheid van overwegende aard (zie artikel 3.71, vierde lid, Vb) dient bij het indienen van de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd een onderbouwing voor het beroep op deze vrijstellingscategorie te overleggen. Het aanvraagformulier vervult hierin een rol in die zin dat het de vreemdeling erop attendeert dat er sprake kan zijn van bijzondere en individuele omstandigheden, op grond waarvan het van de vreemdeling niet kan worden verwacht dat hij een aanvraag tot afgifte van een mvv in het land van herkomst indient. Middels het aanvraagformulier wordt de vreemdeling verzocht het beroep op deze bijzondere en individuele omstandigheden reeds bij het indienen van de aanvraag zoveel mogelijk middels bewijsstukken en documenten te onderbouwen.

Ten aanzien van de beoordeling van een beroep op een van de vrijstellingscategorieën van het mvv- vereiste geldt dat hierbij uitsluitend dient te worden getoetst aan de voorwaarden van de vrijstellingscategorie. Hierbij wordt dus nog niet ten volle aan de inhoudelijke verblijfsvoorwaarden van het gevraagde verblijfsdoel getoetst, ook al zal een toets aan de voorwaarden van de vrijstellingscategorie veelal voor een deel overeenkomen met een inhoudelijke toets aan de verblijfsvoorwaarden. Zo wordt bijvoorbeeld voor een beroep op de vrijstelling genoemd onder artikel 3.71, tweede lid, onder a, Vb getoetst of de vreemdeling vóór zijn negentiende levensjaar vijf achtereenvolgende jaren rechtmatig verblijf heeft gehad als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw en in die periode niet het hoofdverblijf buiten Nederland heeft verplaatst. Dit valt voor een deel samen met de toetsing aan de voorwaarden van artikel 3.54, eerste lid, onder b, Vb. Eerst nadat is vastgesteld dat de vreemdeling zich met succes kan beroepen op een van de vrijstellingscategorieën, dient ten behoeve van de verblijfsvergunning ten volle aan de inhoudelijke voorwaarden voor de verlening hiervan getoetst te worden. In het bovengenoemde voorbeeld wordt de verblijfsaanvraag dan ook aan de overige verblijfsvoorwaarden van artikel 3.54 Vb getoetst.

Hardheidsclausule

In het vierde lid van artikel 3.71 Vb is voorzien in een zogenoemde hardheidsclausule.

Ook indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv en niet behoort tot een van de vrijgestelde categorieën is het mogelijk dat de aanvraag niet wordt afgewezen op het enkele feit dat de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv, indien de toepassing van het mvv-vereiste naar het oordeel van de Minister zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard (zie B1/4.1.1).

De vreemdeling die zich erop beroept dat het toepassen van het mvv-vereiste ten aanzien van hem leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, zal dit beroep op de zogeheten hardheidsclausule reeds bij het indienen van de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier moeten motiveren en zo veel als mogelijk met bewijsstukken onderbouwen. Het aanvraagformulier (zie bijlage 13 VV) vervult hierin een rol in die zin dat het de vreemdeling erop attendeert dat er sprake kan zijn van bijzondere en individuele omstandigheden, op grond waarvan het van de vreemdeling niet kan worden verwacht dat hij een aanvraag tot afgifte van een mvv in het land van herkomst indient. Middels het aanvraagformulier wordt de vreemdeling verzocht het beroep op deze bijzondere en individuele omstandigheden reeds bij het indienen van de aanvraag zoveel mogelijk middels bewijsstukken en documenten te onderbouwen. Indien het beroep op de hardheidsclausule bij het indienen van de aanvraag niet of niet afdoende middels bescheiden dan wel anderszins is onderbouwd wordt de vreemdeling door de Minister in de gelegenheid gesteld het beroep alsnog (nader) te onderbouwen. Hiertoe wordt de vreemdeling in beginsel een termijn van twee weken gegund.

Bijzondere groepen in het kader van de hardheidsclausule

Het is, net als onder de werking van artikel 16 a Vw (oud), de bedoeling dat van de bevoegdheid tot toepassing van de hardheidsclausule over te gaan alleen gebruik wordt gemaakt in zeer bijzondere gevallen. Onder de Vw is het wel mogelijk om categorieën vreemdelingen onder de werking van de hardheidsclausule te brengen.

Een van de categorieën waarvoor vrijstelling van het mvv-vereiste in ieder geval geldt op grond van artikel 3.71 vierde lid, Vb, is de groep vreemdelingen die valt onder de toezegging van de Minister gedaan tijdens het terugkeerdebat van 9 februari 2004 dat het mvv-vereiste niet zal worden tegengeworpen aan de vreemdelingen die voldoen aan de onderstaande criteria:

– de vreemdeling heeft voor 1 april 2001 een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling;

– de vreemdeling beoogt gezinshereniging (geen gezinsvorming) met een vreemdeling die hier te lande verblijft op grond van een verblijfsvergunning regulier dan wel asiel of met een Nederlander;

– de vreemdeling voldoet, behoudens het mvv-vereiste, aan alle voorwaarden en voorschriften voor de verlening van een verblijfsvergunning, zoals vermeld in B2.

In het algemeen overleg in de Tweede Kamer op 27 oktober 2004 heeft de Minister deze toezegging uitgebreid en bepaalt dat indien er sprake is van een gezin waarvan de gezinsleden deels wel en deels niet onder de bovengenoemde toezegging vallen en die allen verblijf beogen in het kader van gezinshereniging (geen gezinsvorming) bij hetzelfde gezinslid met een verblijfsvergunning of met de Nederlandse nationaliteit, alle gezinsleden in aanmerking kunnen komen voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Onverkort blijft staan dat, behoudens het mvv-vereiste, zij voorts aan alle overige voorwaarden en voorschriften voor de verlening van een verblijfsvergunning zoals vermeld in B2 moeten voldoen. Dit is bijvoorbeeld het geval in de situatie dat de vader een verblijfsvergunning heeft, de moeder en twee kinderen aan de drie hierboven genoemde voorwaarden voldoen, en er nog een derde kind is dat na 1 april 2001 is ingereisd. Het derde kind kan onder deze omstandigheden worden vrijgesteld van het mvv-vereiste.

Naar aanleiding van een door de Tweede Kamer op 26 april 2005 aangenomen motie geldt voorts op grond van artikel 3.71, vierde lid, Vb vrijstelling van het mvv-vereiste voor de vreemdeling:

– die vóór 1 april 2001 een aanvraag tot toelating als vluchteling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, Vw (oud) heeft ingediend; en

– in de periode van 14 januari 2003 tot en met 17 maart 2005 een verzoek in de vorm van een zogenaamde ‘14-1-brief’ heeft gestuurd aan de Minister, op welk verzoek nog niet een in rechte onaantastbaar geworden beslissing is genomen.

Als ‘14-1-brief’ wordt aangemerkt een schriftelijk verzoek, dat voldoet aan de volgende drie kenmerken:

– het verzoek is rechtstreeks ingediend bij de Minister (dan wel de IND); en

– het verzoek is niet ingediend met het in het VV voorgeschreven formulier; en

– het verzoek moet worden aangemerkt als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier als bedoeld in artikel 14 Vw. Aanvragen tot het verlengen van de geldigheidsduur of het wijzigen van de verblijfsvergunning vallen hier niet onder.

Niet-bijzondere gevallen in het kader van de hardheidsclausule

Er is in ieder geval geen sprake van een zeer bijzonder geval, indien betrokkene:

– stelt dat aan een of meer vrijstellingsvereisten slechts op een onderdeel niet is voldaan;

– stelt dat aan alle voorwaarden voor verlening van de verblijfsvergunning voor het gestelde verblijfsdoel is voldaan, afgezien van het mvv-vereiste (mits betrokkene niet valt onder de hierboven beschreven toezeggingen van de Minister);

– het beroep niet heeft gemotiveerd;

– het gemotiveerde beroep – hoewel mogelijk – niet met relevante stukken heeft onderbouwd binnen een daartoe gestelde termijn;

– asielgerelateerde gronden aanvoert (dergelijke gronden worden alleen in het kader van een asielaanvraag beoordeeld);

– als asielzoeker is uitgeprocedeerd;

– stelt dat terugkeer naar het land van herkomst redelijkerwijs niet kan worden verlangd en dat –hoewel mogelijk – niet binnen een daartoe gestelde termijn met stukken heeft onderbouwd;

– aangeeft dat noodzakelijke, medische behandeling aan terugkeer – teneinde een mvv te verkrijgen – naar het land van herkomst in de weg staat, maar niet heeft aangetoond dat sprake is van een medische noodsituatie;

– niet ontoerekenbaar, niet-tijdig en na afloop van een redelijke termijn – meer dan zes maanden na afloop van een eerder verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd – om verlenging of wijziging ervan of om verlening van een verblijfsvergunning heeft gevraagd.

In deze gevallen kan geen recht op vrijstelling van het mvv-vereiste worden ontleend aan de hardheidsclausule.

Vertrektermijn

Indien de aanvraag wordt ingediend door een vreemdeling die de afgelopen vijf jaren geen verblijf heeft gehad op grond van artikel 8, onder a tot en met e, of onder l, Vw en die geen gemotiveerd beroep op de hardheidsclausule heeft gedaan, wordt de uitzetting op voorhand niet achterwege gelaten. Ingevolge artikel 62, eerste lid, Vw dient de vreemdeling nadat het rechtmatig verblijf is beëindigd Nederland uit eigen beweging binnen vier weken te verlaten. Indien een eerste verzoek om een voorlopige voorziening wordt ingediend, mag de beslissing hierop uitsluitend worden afgewacht als het binnen twee weken na bekendmaking van het besluit is ingediend. In bepaalde gevallen kan evenwel een kortere vertrektermijn geïndiceerd zijn. Artikel 62, vierde lid, Vw biedt de mogelijkheid om in het belang van de uitzetting een kortere vertrektermijn te hanteren. Hierbij kan blijkens de memorie van toelichting bij dit artikel gedacht worden aan de situatie dat de vreemdeling Nederland binnen vier weken dient te verlaten, echter de eerste reismogelijkheid dient zich ofwel direct, ofwel na zes weken aan. In die situatie kan beslist worden om een kortere vertrektermijn te geven.

Vrijstelling mvv-vereiste en onverplichte mvv

Dat een aantal categorieën vreemdelingen is vrijgesteld van het vereiste van het bezit van een mvv, betekent niet dat vreemdelingen die tot deze categorie behoren, geen mvv kunnen aanvragen. Indien een vreemdeling die behoort tot een van de hieronder genoemde (van het mvv-vereiste vrijgestelde) categorieën een aanvraag tot afgifte van een mvv indient, wordt die aanvraag uiteraard in behandeling genomen. Vreemdelingen die op grond van artikel 3A Regeling op de consulaire tarieven zijn vrijgesteld van het legesvereiste van een mvv zijn dat ook bij de aanvraag van een onverplichte mvv. De onder artikel 3a, derde lid, genoemde uitzonderingen zijn de uitzonderingen als opgenomen in de GVI, hoofdstuk VII, paragraaf 4 in BNL-kader, namelijk familieleden van EU-onderdanen die gebruik maken van het vrij verkeer van personen en onderdanen van Israël en San Marino (zie ook A2/4.3.5).

B

Paragraaf B1/9.1.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

9.1.1 Vereisten voor het indienen van de aanvraag

Schriftelijke aanvraag

De aanvraag wordt altijd schriftelijk ingediend. Indien de vreemdeling mondeling aangeeft een aanvraag in te willen dienen, wordt hij er door de burgemeester van de gemeente waar hij woon- of verblijfplaats heeft op gewezen dat de aanvraag schriftelijk moet worden ingediend.

Indiening in persoon

Als hoofdregel wordt de aanvraag, in het belang van de behandeling van die aanvraag en in het belang van het toezicht op vreemdelingen, door de vreemdeling in persoon ingediend. Indien de vreemdeling het aanvraagformulier niet in persoon inlevert bij de burgemeester van de gemeente waar hij woon- of verblijfplaats heeft, doch het schriftelijk retourneert, zal hij worden verzocht in persoon te verschijnen teneinde aldaar alsnog een aantal gegevens in persoon te verstrekken. De burgemeester tekent op het aanvraagformulier aan op welke datum de aanvraag door hem is ontvangen.

Plaats van indiening van de aanvraag

In artikel 3.101 Vb zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van de plaats waar de aanvraag dient te worden ingediend.

De aanvraag tot het verlenen of het wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd Hoofdregel: De aanvraag tot het verlenen of het wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt ingediend bij de burgemeester van de gemeente waar de vreemdeling woon- of verblijfplaats heeft (zie artikel 4:1 Awb, in samenhang met artikel 3.33a VV).

Dat niet aan deze hoofdregel wordt voldaan, wordt niet tegengeworpen aan de vreemdeling:

– die vóór 1 april 2001 een aanvraag tot toelating als vluchteling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, Vw (oud) heeft ingediend; en

– in de periode van 14 januari 2003 tot en met 17 maart 2005 een verzoek in de vorm van een zogenaamde ‘14-1-brief’ heeft gestuurd aan de Minister, op welk verzoek nog niet een in rechte onaantastbaar geworden beslissing is genomen.

Als ‘14-1-brief’ wordt aangemerkt een schriftelijk verzoek, dat voldoet aan alle volgende drie kenmerken:

– het verzoek is ingediend rechtstreeks bij de Minister (dan wel de IND); en

– het verzoek is niet ingediend met het in het VV voorgeschreven formulier; en

– het verzoek moet worden aangemerkt als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier als bedoeld in artikel 14 Vw. Aanvragen tot het verlengen van de geldigheidsduur of het wijzigen van de verblijfsvergunning vallen hier niet onder.

In afwijking van de hoofdregel wordt de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van een vreemdeling die niet in het bezit is van de vereiste mvv en die woonachtig is in de gemeente die vermeld is in kolom A van bijlage 18, behorend bij artikel 3.33a VV, ingediend bij het met die gemeente corresponderende in kolom B van deze bijlage vermelde kantoor van de IND.

Deze verplichting geldt niet voor de vreemdeling die de nationaliteit bezit van één van de door de Minister van BuZa aangewezen landen dan wel de vreemdeling die een gemeenschapsonderdaan of burger van de EU is. Het gaat hier om de nationaliteiten van de volgende landen: Australië, België, Bulgarije, Canada, Cyprus, Duitsland, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Japan, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Malta, Monaco, Nieuw Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten van Amerika, IJsland, Vaticaanstad, Zuid-Korea, Zweden en Zwitserland.

Alvorens de aanvraag in persoon te kunnen indienen, zal de vreemdeling daartoe eerst telefonisch een afspraak dienen te maken (023 – 888 9090 voor het kantoor te Hoofddorp en 070 – 370 3788 voor het kantoor te Rijswijk).

De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van B9 (mensenhandel).

In afwijking van de hoofdregel wordt de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking verband houdend met de vervolging van mensenhandel ingediend bij de politie van de gemeente waar de vreemdeling woon- of verblijfplaats heeft.

De politie stuurt de aanvraag na ontvangst per omgaande rechtstreeks door naar de IND, zodat op deze aanvraag binnen 24 uur kan worden beslist.

De aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt schriftelijk ingediend bij het kantoor van de IND (zie artikel 3.33b VV).

De aanvraag tot het verlenen of wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd

De aanvraag tot het verlenen of wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd wordt eveneens schriftelijk ingediend bij de IND (zie artikel 3.33c VV).

Aanvraag van een vreemdeling wiens vrijheid rechtens is ontnomen

Ingevolge het bepaalde in artikel 3.101, tweede lid, Vb wordt, indien de vreemdeling rechtens de vrijheid is ontnomen, de aanvraag ingediend op de plaats waar de vrijheidsontneming ten uitvoer wordt gelegd. Dat kan een politiecel, een cel van de KMar, een Huis van Bewaring of een uitzetcentrum zijn. Indien de vreemdeling zich in een politiecel of een Huis van Bewaring bevindt, neemt de politie de aanvraag in ontvangst en zendt haar onverwijld door naar de IND. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van het model M56. De terzake relevante bescheiden en gegevens worden met de aanvraag meegezonden. De IND beslist onverwijld op de aanvraag en stelt de politie onverwijld in kennis van de inhoud van de beslissing.

Indien de vreemdeling zich in een cel van de KMar of een uitzetcentrum bevindt, neemt de KMar de aanvraag in ontvangst en zendt haar onverwijld door naar de IND. De terzake relevante gegevens en bescheiden worden met de aanvraag meegezonden. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van het model M56. De IND beslist onverwijld op de aanvraag en stelt de KMar onverwijld in kennis van de inhoud van de beslissing.

Aanvraag van vreemdelingen van Australische, Canadese of Nieuw-Zeelandse nationaliteit

De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan ingevolge artikel 3.101, derde lid, Vb worden ingediend bij de Nederlandse vertegenwoordiging in Australië, Canada of Nieuw Zeeland, indien de Australische, Canadese of Nieuw-Zeelandse vreemdeling in het kader van een uitwisselingsprogramma tussen Nederland en een van die landen in Nederland wil verblijven. De aanvraag kan ook in Nederland worden ingediend bij de burgemeester van de gemeente waar de vreemdeling woon- of verblijfplaats heeft.

De aanvraag tot vervanging of vernieuwing van een verblijfsdocument

Aanvragen met betrekking tot het vervangen of het vernieuwen van verblijfsdocumenten om redenen als genoemd in artikel 4.22 Vb kunnen worden toegezonden aan de IND. De aanvrager kan daartoe via het landelijk nummer van de IND telefonisch een aanvraagformulier, aanvragen. Dit aanvraagformulier wordt door Hoofd IND vast gesteld en wordt alleen via de website van de IND ter beschikking gesteld. Dit aanvraagformulier kan vervolgens, volledig ingevuld en voorzien van alle benodigde bescheiden, worden geretourneerd aan de IND.

Vastgesteld formulier

De aanvraag tot verlening dan wel verlenging van een verblijfsvergunning regulier wordt schriftelijk ingediend door middel van een formulier, waarvan het model bij ministeriële regeling is vastgesteld. De modellen zijn:

– model conform bijlage 13 VV voor de indiening van een aanvraag tot verlening of wijziging van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in de situatie dat de vreemdeling niet in het bezit is van een geldige mvv;

– model conform bijlage 13a, sub 2, VV voor de indiening van een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in de situatie dat de vreemdeling in het bezit is van een geldige mvv;

– model f bijlage 13 VV voor de indiening van een aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd;

– model h bijlage 13 VV voor de aanvraag tot verlening of wijziging van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd;

– model e bijlage 13 VV voor de indiening van een verzoek om toetsing aan het recht van de Europese gemeenschappen.

Het verkrijgen van het aanvraagformulier

Een formulier kan worden verkregen:

– via de website van de IND;

– via de infolijn van de IND; en

– via de burgemeester van de gemeente van de woon- of verblijfplaats van de vreemdeling.

De vreemdeling die zich bij de burgemeester van zijn woon- of verblijfsplaats meldt ter indiening van een aanvraag, zal aldaar kenbaar maken voor welk verblijfsdoel hij een aanvraag wenst in te dienen. De burgemeester kan vervolgens met behulp van een handleiding vaststellen welk aanvraagformulier aan de vreemdeling behoort te worden verschaft.

Indien de aanvraag wordt ingediend door middel van een brief die de bewoordingen van het toepasselijke formulier volgt en die alle daarbij gevraagde gegevens omvat, wordt deze – met inachtneming van de overige vereisten – in behandeling genomen

Bij een aanvraag om eerste toelating zal het aanvraagformulier tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd na inreis op een geldige mvv, hetzij het aanvraagformulier tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor paalde tijd na inreis zonder geldige mvv, hetzij het aanvraagformulier tot afgifte van een bewijs waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, aan de vreemdeling worden verstrekt. Indien de aanvraag wordt ingediend door middel van een brief die de bewoordingen van het toepasselijke formulier volgt en die alle daarbij gevraagde gegevens omvat, wordt deze – met inachtneming van de overige vereisten – in behandeling genomen.

Bijzondere categorieën

Indiening van een aanvraag, anders dan met het voorgeschreven formulier wordt niet tegengeworpen aan de vreemdeling:

– die vóór 1 april 2001 een aanvraag tot toelating als vluchteling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, Vw (oud) heeft ingediend; en

– in de periode van 14 januari 2003 tot en met 17 maart 2005 een verzoek in de vorm van een zogenaamde ‘14-1-brief’ heeft gestuurd aan de Minister, op welk verzoek nog niet een in rechte onaantastbaar geworden beslissing is genomen.

Als ‘14-1-brief’ wordt aangemerkt een schriftelijk verzoek, dat voldoet aan alle volgende drie kenmerken:

– het verzoek is ingediend rechtstreeks bij de Minister (dan wel de IND); en

– het verzoek is niet ingediend met het in het VV voorgeschreven formulier; en

– het verzoek moet worden aangemerkt als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier als bedoeld in artikel 14 Vw.

Aanvragen tot het verlengen van de geldigheidsduur of het wijzigen van de verblijfsvergunning vallen hier niet onder.

Ondertekening van de aanvraag

De aanvraag wordt ondertekend door de vreemdeling zelf of door diens wettelijk vertegenwoordiger. Als zodanig gelden uitsluitend een ouder, voogd of curator (dus niet een advocaat of zaakwaarnemer). Degene die een aanvraag namens een minderjarig kind wenst in te dienen, toont aan diens wettelijk vertegenwoordiger te zijn. Indien dat niet is aangetoond, geeft de IND een termijn van drie maanden om dat gebrek te herstellen. Dat laatste geschiedt hetzij door een voogdijvoorziening in Nederland, hetzij door de ondertekening van de aanvraag namens het kind door de wettelijk vertegenwoordiger van het kind in het land van herkomst. Indien na afloop van de termijn van drie maanden de wettelijke vertegenwoordiging niet is geregeld en het kind jonger is dan twaalf jaar, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld. Indien het kind twaalf jaar of ouder is, kan genoegen worden genomen met ondertekening door het kind zelf.

Vermelding van naam en adres van de aanvrager en dagtekening

De aanvraag bevat in ieder geval de naam en het adres van de vreemdeling, en de dagtekening van de aanvraag (zie artikel 4:2, eerste lid, Awb). Bij ontvangst van de aanvraag wordt aangetekend op welke datum de aanvraag is ontvangen.

Artikel II

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het is geplaatst, en werkt terug tot en met 1 juni 2007.

Den Haag, 2 augustus 2007.
De Staatssecretaris van Justitie,
namens deze:
de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

Toelichting

Algemeen

Bij besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken van 16 mei 2007, nr. DPV/VV-426/07-wb, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Justitie, zijn de onderdanen van Zuid-Korea vrijgesteld van het vereiste te beschikken over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) bij het aanvragen van een verblijfsvergunning hier te lande. Het besluit is op 30 mei 2007 gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 2007, 101) en is met ingang van 1 juni 2007 in werking getreden.

Bij brief van de Minister van Buitenlandse Zaken aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 17 april 2007 (Kamerstukken II, 2006-2007, 19 637, nr. 1151) is het besluit nader toegelicht.

De Staatssecretaris van Justitie

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser

Naar boven