Subsidieregeling personele gevolgen Wmo

Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 juli 2007, nr. DMO-2786050, houdende vaststelling van regels voor het verstrekken van subsidie in verband met personele gevolgen bij de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Subsidieregeling personele gevolgen Wmo)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

§ 1

Algemeen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS);

b. werkgeversorganisaties: Actiz en Branchebelang Thuiszorg Nederland (BTN);

c. werknemersorganisaties: ABVAKABO FNV, Cnv Publieke Zaak, NU’91, Federatie van beroepsorganisaties in de zorg (FBZ) en De Unie Zorg en Welzijn;

d. overeenkomst: de op 19 juni 2007 gesloten overeenkomst tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties en de staatssecretaris van VWS;

e. thuiszorginstellingen: toegelaten zorgorganisaties in de branche thuiszorg, verpleeg- en verzorgingshuizen die thuiszorg (waaronder extramurale thuiszorg) leveren;

f. thuishulp A: persoon die werkt bij oudere, zieke of gehandicapte mensen die thuis wonen;

g. verzorgingshulp B: persoon die het huishouden (deels) overneemt bij oudere, zieke of gehandicapte mensen die thuis wonen en daarnaast een beperkt aantal verzorgende taken uitvoert.

Artikel 2

De Minister kan ten behoeve van medewerkers in dienst van thuiszorginstellingen, met name in de functies van thuishulp A en verzorgingshulp B, van wie de arbeidsovereenkomst in 2007 beëindigd wordt of beëindigd dreigt te worden, eenmalig een subsidie verstrekken aan thuiszorginstellingen voor kosten gemaakt of te maken in het kalenderjaar 2007 ten behoeve van onder andere de volgende scholings-, herplaatsings- en mobiliteitsbevorderende maatregelen:

a. omscholing, herscholing en bijscholing;

b. tijdelijke loonsuppletie ter behoud van het dienstverband;

c. proefplaatsing of herplaatsing;

d. gerichte outplacementactiviteiten;

e. detachering en;

f. regionale werkgelegenheidsinitiatieven met bijvoorbeeld het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het Centrum voor werk en inkomen.

Artikel 3

Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

a. sprake is van ernstige nadelige sociale gevolgen, waaronder (dreigend) collectief ontslag, zoals bedoeld in: artikel 53 CAO-Thuiszorg danwel; artikel 2.5 of 2.6 CAO Sociale Begeleiding V&V dan wel; Wet Melding Collectief Ontslag (WMCO), ten gevolge van een aanbesteding huishoudelijke hulp van een gemeente of samenwerkende gemeenten in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning, die voor 1 mei 2007 is gestart door middel van een publicatie van de aankondiging tot de aanbesteding;

b. scholings-, herplaatsings- of mobiliteitsbevorderende maatregelen lokaal zijn overeengekomen in sociale plannen tussen werkgevers- en de werknemersorganisaties;

c. de subsidieaanvrager kan aantonen dat hij overleg heeft gehad met de voor de aanbesteding verantwoordelijke gemeente(n), om te bezien welke (financiële) bijdrage de gemeente(n) kan leveren bij de uitvoering van de scholings-, herplaatsings- of mobiliteitsbevorderende maatregelen, genoemd in onderdeel b en

d. de subsidieontvanger kan aantonen dat hij overleg heeft gehad met andere organisaties die een (financiële) bijdrage of ondersteuning kunnen leveren bij de uitvoering van de scholings-, herplaatsings- of mobiliteitsbevorderende maatregelen, genoemd in onderdeel b, zoals regionale arbeidsmarktsamenwerkingsverbanden in de zorg, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het Centrum voor Werk en Inkomen.

§ 2

Subsidieplafond

Artikel 4

1. Het subsidieplafond voor de uitvoering van deze regeling bedraagt € 20.000.000 voor het kalenderjaar 2007.

2. De Minister verdeelt het beschikbare bedrag in volgorde van ontvangst van de aanvragen met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld, met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst geldt.

§ 3

Berekeningswijze

Artikel 5

1. Een subsidie bestaat uit het verschil tussen de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende werkelijke lasten en de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende werkelijke baten tot een maximum van € 3.500 per werknemer.

§ 4

De subsidieaanvraag

Artikel 6

1. Een subsidieaanvraag kan tot en met 15 oktober 2007 aangetekend worden ingediend. Aanvragen die na deze datum worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

Artikel 7

1. Voor de subsidieaanvraag wordt het formulier gebruikt dat als bijlage 1 bij deze regeling is gevoegd.

2. De subsidieaanvraag wordt onderbouwd met een projectplan en een begroting.

3. In het projectplan worden de aard en de omvang van de activiteiten beschreven.

4. De begroting geeft inzicht in de baten en lasten van de activiteiten zoals opgenomen in het projectplan. De begroting is voorzien van een postgewijze toelichting. Baten en lasten die door middel van interne doorberekingen worden toegerekend, worden bepaald op bedrijfseconomische en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen. Voor zover hierin lasten zijn begrepen van materiële vaste activa, worden deze lasten op basis van aanschaffingsprijzen van die activa berekend.

5. Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote lasten tevens subsidie of een andere financiële bijdrage heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

§ 5

Subsidieverlening en bevoorschotting

Artikel 8

De Minister geeft een beschikking op een subsidieaanvraag binnen tien weken na ontvangst van de aanvraag. Hij laat zich hierbij adviseren door een beheerscommissie, die bestaat uit vertegenwoordigers van partijen betrokken bij de overeenkomst.

Artikel 9

De verleende subsidie wordt in één keer bevoorschot in 2007.

§ 6

Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 10

De subsidieontvanger zorgt er voor dat:

a. de administratie op overzichtelijke en doelmatige wijze wordt gevoerd;

b. te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde baten en lasten kunnen worden nagegaan;

c. de doeleinden, gesteld in het projectplan op een doelmatige wijze worden nagestreefd en

d. de werkzaamheden op een zodanige manier worden geregeld dat een goed beleid en beheer worden gevoerd.

Artikel 11

De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de Minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

Artikel 12

De subsidieontvanger stelt na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend een verslag vast dat inzicht geeft in de aard, duur en omvang van de in het kader van de subsidiëring verrichte activiteiten. In het verslag worden de verrichte activiteiten met de in subsidieaanvraag voorgenomen activiteiten vergeleken.

Artikel 13

De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de Minister ingestelde onderzoekingen die erop zijn gericht de Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

Artikel 14

De Minister kan bij de verlening van een subsidie verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

§ 7

Subsidievaststelling

Artikel 15

1. Voor 1 mei 2008 dient de subsidieontvanger een aanvraag in voor de subsidievaststelling.

2. Voor de aanvraag tot subsidievaststelling wordt het formulier gebruikt dat als bijlage 2 bij deze regeling is gevoegd.

3. De aanvraag voor de subsidievaststelling gaat vergezeld van:

a. het verslag, bedoeld in artikel 12 en

b. een subsidiedeclaratie.

Artikel 16

De subsidiedeclaratie geeft een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent de aanwending en de besteding van de subsidie door de subsidieontvanger en geeft de nodige informatie om de subsidie vast te stellen. De subsidiedeclaratie sluit aan op de indeling van de bij de subsidieaanvraag ingediende begroting. Belangrijke verschillen tussen declaratie en begroting worden toegelicht.

Artikel 17

1. De subsidiedeclaratie is voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, overeenkomstig een in bijlage 3 bij deze regeling opgenomen modelaccountantsverklaring.

2. De subsidiedeclaratie gaat vergezeld van een rapportage omtrent de naleving van de subsidiebepalingen door de subsidieontvanger, opgesteld door de accountant overeenkomstig het in bijlage 4 bij deze regeling opgenomen controleprotocol.

3. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de accountant meewerkt aan door of namens de departementale auditdienst in te stellen onderzoeken naar de door de accountant verrichte controle werkzaamheden.

4. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de verleende projectsubsidie minder dan € 125 000 bedraagt.

Artikel 18

Binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag, bedoeld in artikel 15, geeft de Minister een beschikking tot vaststelling.

Artikel 19

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 20

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling personele gevolgen Wmo.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. Bussemaker.

Bijlage 1

stcrt-2007-149-p10-SC81693-1.gifstcrt-2007-149-p10-SC81693-2.gif

Bijlage 2

stcrt-2007-149-p10-SC81693-3.gifstcrt-2007-149-p10-SC81693-4.gif

Bijlage 3

stcrt-2007-149-p10-SC81693-5.gif

Bijlage 4

stcrt-2007-149-p10-SC81693-6.gifstcrt-2007-149-p10-SC81693-7.gif

Toelichting

Algemeen

Op 19 juni 2007 is tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), een overeenkomst gesloten over de personele gevolgen in verband met uitgevoerde aanbestedingen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). In de overeenkomst zijn de door de partijen, en hun aangesloten leden, te leveren inspanningen vastgelegd om de negatieve personele gevolgen die van doen hebben met de tijdelijke overgangsproblematiek van AWBZ-financiering naar Wmo-financiering te beperken. Inzet van de overeenkomst is gedwongen ontslag zoveel mogelijk te voorkomen en nieuwe loopbaanperspectieven te creëren voor de werknemers van thuiszorgorganisaties, met name uitvoerende medewerkers thuishulp A en verzorgingshulp B, van wie de baanzekerheid wordt bedreigd als gevolg van deze aanbestedingen in het kader van de Wmo.

Voor de uitvoering van deze overeenkomst is voor 2007 eenmalig € 20 miljoen beschikbaar als gevolg van het amendement Joldersma/Bussemaker op de VWS begroting 2007 (TK 2006–2007, 30 800XVI, nr. 68). In de overeenkomst is afgesproken dat de Minister thuiszorgorganisaties, die geconfronteerd worden met collectieve ontslagen of dreigende collectieve ontslagen, kan subsidiëren. In de onderhavige subsidieregeling worden de activiteiten waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, de voorwaarden waaronder subsidie kan worden aangevraagd, de verplichtingen van de subsidieontvanger en de procedurele regels die in acht genomen dienen te worden bij de subsidiëring vastgelegd.

Om als thuiszorgorganisatie in aanmerking te komen voor een subsidie op grond de onderhavige regeling moet aan een aantal voorwaarden voldaan zijn. Er moet sprake zijn van ernstig nadelige sociale gevolgen, waaronder (dreigend) collectief ontslag als bedoeld in artikel 53 CAO-Thuiszorg danwel; artikel 2.5 of 2.6 CAO Sociale Begeleiding V&V dan wel; Wet Melding Collectief Ontslag (WMCO). Dit betekent dat het om tenminste 20 werknemers moet gaan. Dit ontslag moet vervolgens het gevolg zijn van een aanbesteding door een gemeente of meerdere samenwerkende gemeenten, welke aanbesteding uiterlijk 1 mei 2007 moet zijn gestart met een publicatie van de aankondiging tot de aanbesteding.

De ratio hierachter is dat het negatieve effect van aanbestedingen waarbij alleen gekeken is naar de prijs vanaf 1 mei 2007, zijnde vier maanden na inwerkingtreding van de Wmo, genoegzaam duidelijk moet zijn geweest.

Om in aanmerking te komen voor een subsidie moeten verder reeds sociale plannen zijn overeengekomen tussen werkgevers- en de werknemersorganisaties. Ook dient de subsidieaanvrager aan te kunnen tonen dat hij overleg heeft gehad met de voor de aanbesteding verantwoordelijke gemeente of gemeenten, om te bezien welke bijdrage de gemeente kan leveren bij de uitvoering van de scholings-, herplaatsings- of mobiliteitsbevorderende maatregelen. Tot slot dient een subsidieaanvrager ook aan te tonen dat hij bij andere organisaties, zoals regionale arbeidsmarktsamenwerkingsverbanden in de zorg, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het Centrum voor Werk en Inkomen, is nagegaan wat zij voor bijdrage kunnen leveren aan de uitvoering van de scholings-, herplaatsings- of mobiliteitsbevorderende maatregelen. Eerst wanneer deze bijdragen niet voldoende zijn om die maatregelen te realiseren die nodig zijn om ontslagen te voorkomen, kan een beroep op de onderstaande regeling worden gedaan. Daarnaast somt de onderhavige regeling de activiteiten die in aanmerking komen voor subsidiëring op. Het kan daarbij gaan om scholings-, herplaatsings- en mobiliteitsbevorderende maatregelen.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Enkel thuiszorginstellingen die naar aanleiding van aanbestedingen huishoudelijke hulp in het kader van de Wmo, in 2007 geconfronteerd worden met ernstige nadelige sociale gevolgen, waaronder (dreigend) collectief ontslag, kunnen, ten behoeve van medewerkers met name in de functies van thuishulp A en verzorgingshulp B waarvoor het collectief ontslag dan wel dreigend collectief ontslag geldt, in aanmerking komen van subsidie op grond van onderhavige subsidieregeling. De kosten die voor subsidie in aanmerking komen dienen in het jaar 2007 gemaakt te worden.

De functieomschrijvingen van de functies Thuishulp A en verzorgingshulp B staan beschreven in de CAO-Thuiszorg 2005–2006. De overeenkomst van 19 juni 2007 en de uitwerking in onderhavige subsidieregeling hebben tot doel om uitvoerende medewerkers te behouden voor de zorg. Om deze reden zijn de mogelijkheden voor een subsidieaanvraag op grond van deze subsidieregeling met name bedoeld voor zorgpersoneel (met name de functies Thuishulp A en Verzorgingshulp B).

Artikel 3

Om voor subsidie in aanmerking te komen dient sprake te zijn van ernstige nadelige sociale gevolgen, waaronder (dreigend) collectief ontslag, als direct gevolg van de Wmo aanbesteding 2006 tot 1 mei 2007 als bedoeld in artikel 53 CAO-Thuiszorg, in het bijzonder het tweede lid van dit cao artikel, dan wel artikel 2.5 of 2.6 CAO Sociale Begeleiding V&V dan wel de Wet Melding Collectief ontslag (WMCO). Deze regelingen definiëren zowel de omstandigheden die aan de orde moeten zijn, namelijk reorganisaties of collectieve ontslagen van tenminste 20 medewerkers, als de dan aan de orde komende procedurele verplichtingen van de werkgever; het voeren van overleg, leveren van informatie, plicht tot verzachten van de gevolgen.

De drempel van ernstige nadelige sociale gevolgen waaronder (dreigend) collectief ontslag voor 20 medewerkers is bepalend voor de vraag of sprake is van (dreigend) collectief ontslag, niet voor het aantal medewerkers waar subsidie voor wordt aangevraagd. Theoretisch kan dus ook voor minder dan 20 medewerkers subsidie worden aangevraagd. Denkbaar is immers dat medewerkers van thuiszorginstellingen, dan wel hun werkgever, hun ontslag op een andere wijze hebben opgevangen.

De aanbesteding huishoudelijke hulp die gemeenten in het kader van de Wmo hebben uitgevoerd moeten uiterlijk 1 mei 2007 zijn gestart met de aankondiging tot de aanbesteding. Hieronder wordt verstaan de datum van de publicatie van de oproep tot mededinging.

Bij thuiszorginstellingen die een aanvraag voor subsidie doen moet sprake zijn van ernstige nadelige sociale gevolgen, waaronder (dreigend) collectief ontslag als gevolg van een verloren aanbesteding in het kader van de Wmo dan wel het gevolg zijn van een gewonnen aanbesteding, maar waarbij de hoogte van aangeboden tarifering collectief ontslag noodzakelijk maakte.

De subsidie betreft een zogenaamde additionele ‘vangnetvoorziening’ en heeft derhalve géén betrekking op maatregelen die gericht zijn op compensatie van inkomensderving bij ontslag, zoals garantie-/afbouwregelingen en ontslag-/wachtgeld-verplichtingen die dwingend voortvloeien uit de toepasselijke cao’s of uit rechterlijke uitspraken. Wel wordt met de scholings- en mobiliteitsbevorderende maatregelen beoogd ontslagvergoedingen en wachtgeldverplichtingen als gevolg van ontslag te voorkomen respectievelijk te reduceren. Het karakter van de ‘vangnetvoorziening’ komt ook naar voren, omdat de subsidie aanvullend is op eventuele (financiële) bijdragen van werkgevers, gemeenten en andere organisaties.

Artikel 4

In dit artikel is een subsidieplafond opgenomen als bedoeld in artikel 4:25 van de Algemene wet bestuursrecht. Het subsidieplafond voor het jaar 2007 is € 20 miljoen. Voor de verdeling van de middelen is het principe van ‘wie het eerst komt het eerst maalt’ van toepassing. Aanvragen die eerder bij het Ministerie binnen zijn maken, indien ze voldoen aan de voorwaarden van de onderhavige regeling, eerder kans in aanmerking te komen voor subsidie dan later ingediende aanvragen. Vanaf het moment dat het subsidieplafond overschreden wordt, worden de aanvragen die nog binnenkomen zonder meer afgewezen.

Voor het kalenderjaar 2008 zijn op begroting van de Minister van VWS geen aanvullende middelen beschikbaar.

Artikel 5

De verantwoordelijkheid voor het leveren van financiële inspanningen ligt in eerste instantie bij de betrokken thuiszorginstelling en de gemeente. De toe te kennen subsidies zijn bedoeld om bij te dragen aan de realisering van de in sociale plannen gemaakte afspraken. De subsidies hebben in principe een aanvullend karakter en worden beschikbaar gesteld in de vorm van een bedrag per werknemer van maximaal € 3500,–.

De berekening van de subsidie per medewerker is mede afhankelijk van eventuele (financiële) bijdragen van de gemeente. Het resterende bedrag na aftrek van bijdragen van andere partijen komt in aanmerking voor subsidie op grond van onderhavige subsidieregeling. Voor de goede orde zij opgemerkt dat de € 3500,– slechts betrekking heeft op de maximale bijdrage van de Minister. Dit zegt uiteraard niets over een mogelijk gemeentelijke bijdrage. Deze hoeft niet op voorhand begrensd te zijn. Hieronder zijn vier voorbeelden opgenomen, die de berekening van de subsidiebijdrage inzichtelijk maken.

Voorbeeld 1:

  

Maatregelen:

Bijdragen gemeente

en/of andere partijen:

Subsidie:

€ 2000 per medewerker € 500

 

€ 1500 per medewerker

Voorbeeld 2:

  

Maatregelen:

Bijdragen gemeente

en/of andere partijen:

Subsidie:

€ 1000 per medewerker € 0

 

€ 1000 per medewerker

Voorbeeld 3:

  

Maatregelen:

Bijdragen gemeente

en/of andere partijen:

Subsidie:

€ 5000 per medewerker € 500

 

€ 3500 per medewerker

Voorbeeld 4:

  

Maatregelen:

Bijdragen gemeente

en/of andere partijen:

Subsidie:

€ 5000 per medewerker € 2000

 

€ 3000 per medewerker

Artikel 6

De indieningsdatum van 15 oktober 2007 is een fatale termijn. Een aanvraag die aan alle gestelde eisen voldoet en uiterlijk op 15 oktober 2007 aangetekend is ingediend, is op tijd. Met andere woorden; de datum waarop een complete aanvraag binnen is, geldt als datum van ontvangst. Aanvragen die na die datum worden ingediend, worden niet in behandeling genomen. Indien de aanvraag onverhoopt incompleet is bestaat de gelegenheid om tot en met 15 oktober 2007 de aanvraag te completeren. In het geval dat de aanvraag op 15 oktober 2007 incompleet wordt ingediend zal nog tot en met 29 oktober 2007 de gelegenheid worden gegeven om de aanvraag te completeren.

De reden voor deze fatale indieningstermijn is dat de benodigde middelen alleen voor het jaar 2007 beschikbaar zijn. Om deze middelen ook in 2007 te kunnen uitgeven dienen in de 10 weken na de uiterste indieningsdatum, de besluiten tot subsidieverlening genomen te worden en de subsidie bevoorschot te worden. Omdat bij de besluitvorming ook nog het advies van een beheerscommissie wordt gevraagd, zoals geregeld in artikel 8, is de beslistermijn erg kort.

Artikel 7

Bij de subsidieaanvraag dient een projectplan en begroting te worden meegezonden. Onder het projectplan wordt in deze subsidieregeling verstaan het op individueel niveau uitgewerkte plan met maatregelen voor de betrokken medewerkers waarvoor de subsidieaanvraag mede als dekking dient. Onder begroting wordt in deze subsidieregeling verstaan een overzicht van kosten die per medewerker in 2007 zijn of nog worden gemaakt en die in 2007 tot uitgaven leiden. Kosten die in 2008 worden gemaakt, komen niet voor subsidie in aanmerking. In de begroting zijn ook de mogelijke bijdragen van andere partijen (gemeente, UWV/CWI) verdisconteerd. Gelet op de korte termijn die beschikbaar is voor de beslissing op de subsidieaanvraag is het van groot belang dat de aanvragen in een zo vroeg mogelijk stadium zo compleet en uniform mogelijk binnenkomen. Daarom is er voor gekozen een formulier voor te schrijven waarmee de subsidie dient te worden aangevraagd.

Artikel 8

Omdat de subsidiemiddelen alleen beschikbaar zijn in het jaar 2007 dienen uiterlijk voor het einde van het jaar 2007 de subsidieverleningsbeschikkingen genomen te worden. De beslistermijn is daarom gesteld op tien weken.

De voorgenomen beslissingen op alle ingediende subsidieaanvragen zullen worden voorgelegd aan de beheerscommissie met vertegenwoordigers van partijen die de overeenkomst van 19 juni 2007 hebben ondertekend. In de commissie hebben Actiz, VNG, ABVAKABO FNV en CNV Publieke Zaak zitting. Het Ministerie van VWS zal het secretariaat van de commissie verzorgen. De beheerscommissie heeft de mogelijkheid om zich uit te spreken of het voorgenomen besluit op de ingediende subsidie op juiste gronden, zoals verwoord in deze subsidieregeling, tot stand is gekomen. Eén en ander laat onverlet dat de Minister een zelfstandige beslissingsbevoegdheid heeft bij de beoordeling en besluitvorming van subsidieaanvragen. De Minister kan derhalve afwijken van het advies van de beheerscommissie.

Artikel 9

In dit artikel is bepaald dat de verleende subsidie in één keer wordt bevoorschot. De reden hiervoor is dat de subsidiemiddelen alleen in 2007 beschikbaar zijn. Bovendien zullen de kosten die voor subsidie in aanmerking komen reeds gemaakt zijn in de maanden die vooraf gingen aan de subsidieaanvraag of betrekking hebben op kosten in de maanden daarna.

Artikel 10

Het bepaalde in dit artikel betekent onder andere dat de instelling een adequate administratie bijhoudt. Uit deze administratie dient ondermeer aan de hand van belegstukken zoals facturen de opbouw van de subsidiedeclaratie te herleiden te zijn. Ook de met de subsidie gerelateerde baten maken onderdeel uit van deze administratie.

Artikel 11

Er kunnen zich omstandigheden voordoen die, wanneer zij van te voren bekend waren geweest, de beslissing over de subsidie anders hadden doen uitvallen. Zodra een dergelijke omstandigheid na het indienen van de aanvraag aan de orde is, dient dit onverwijld aan de Minister te worden gemeld. Het spreekt voor zich dat deze verplichting geldt tot de beëindiging en administratieve afronding van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend.

Artikel 12

Het in dit artikel geregelde verslag is een belangrijke informatiebron bij de beoordeling of de activiteiten zijn uitgevoerd in overeenstemming met de aan de subsidie verbonden verplichtingen. De verrichte activiteiten dienen in het verslag vergelegen te worden met de in het projectplan voorgenomen activiteiten.

Artikel 13

Een ontvanger van een subsidie dient desgevraagd mee te werken aan door de Minister ingestelde onderzoeken naar de ontwikkeling van het beleid.

Artikel 14

Dit artikel stelt buiten twijfel dat de Minister aanvullend op de verplichtingen in de onderhavige regeling en die van artikel 4:37 van de Awb, bij de subsidieverlening ook andere verplichtingen kan opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Het artikel ontleent zijn tekst aan artikel 4:38 van de Awb.

Artikel 15

Artikel 15 maakt duidelijk dat het de verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger is een aanvraag voor de vaststelling van de subsidie in te dienen. Hij heeft daarmee voor een deel zelf in de hand met welke snelheid tot de vaststelling kan overgaan. De termijn voor indiening van de vaststellingsaanvraag is gesteld op vier maanden. Voor de aanvraag tot vaststelling wordt het formulier gebruikt dat als bijlage 2 bij de regeling is gevoegd alsmede het uitgewerkte activiteitenverslag en het op individueel niveau opgestelde overzicht van kosten en baten. De subsidiedeclaratie geeft het nodige inzicht om tot een goede subsidievaststelling te komen. Daartoe dient subsidiedeclaratie in ieder geval aan te sluiten op de indeling van de bij de subsidieaanvraag ingediende begroting en worden belangrijke verschillen tussen declaratie en begroting toegelicht.

Artikel 17

Uitgangspunt van deze bepaling is dat elke subsidiedeclaratie is voorzien van een accountantsverklaring en een rapportage betreffende de naleving van de subsidiebepalingen op basis van het zogenaamde controleprotocol. Hierop wordt in het vierde lid een uitzondering gemaakt voor de gevallen waarin een subsidie verleend is van minder dan € 125.000,–.

Voor de duidelijkheid wordt er op gewezen, dat de accountant die op grond van het derde lid over de naleving van de subsidiebepalingen rapporteert, de eigen accountant is van de subsidieontvanger.

‘Alle stukken betrekking hebbende op de subsidieregeling zijn te vinden op http://www.minvws.nl/dossiers/wmo/subsidieregeling.’

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. Bussemaker

Naar boven