Wijziging Regeling studiefinanciering 2000

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 13 juli 2007, nr. SFB/2007/27480, houdende wijziging de Regeling studiefinanciering 2000 in verband met onder andere de uitbreiding van de meeneembaarheid van studiefinanciering

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 1.3, 2.13a, eerste lid, onderdeel b, 2.14, tweede lid, onderdeel b, en 5.6, vijfde lid, van de Wet studiefinanciering 2000;

Besluit:

Artikel I

Wijziging Regeling studiefinanciering 2000

De Regeling studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.1 komt te luiden:

Gegevens die nodig zijn voor de toekenning van studiefinanciering, worden door de studerende, diens partner of diens ouders, verstrekt door invulling en inlevering of elektronische verzending van daartoe bestemde door de IB-Groep te verstrekken formulieren.

B

Artikel 2.2 komt te vervallen.

C

Artikel 2.3 komt te luiden:

1. In de aanvraag om toekenning van studiefinanciering worden de basisbeurs, de aanvullende beurs, de basislening, de aanvullende lening of het collegegeldkrediet aangevraagd.

2. De aanvrager doet bij de aanvraag als bedoeld in het eerste lid opgave van het sociaal-fiscaal nummer waaronder hijzelf is geregistreerd bij de rijksbelastingdienst.

3. Indien de aanvrager het collegegeldkrediet aanvraagt, voegt hij bij de aanvraag een bewijs van het door hem verschuldigde collegegeld voor de opleiding waarvoor hij studiefinanciering aanvraagt indien het bedrag dat hij per maand aanvraagt hoger ligt dan eentwaalfde deel van het bedrag, genoemd in artikel 7.43, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

D

De artikelen 3.1 en 3.2 komen te vervallen.

E

Artikel 3.3 komt te luiden:

1. Voor studiefinanciering kan een deelnemer als bedoeld in artikel 2.13a van de wet in aanmerking komen die onderwijs volgt aan een opleiding die voldoet aan de volgende criteria:

a. de opleiding wordt verzorgd aan een instelling in het Gewest Brussel voorzover het betreft Nederlandstalige opleidingen, in Vlaanderen of in de Bondsrepubliek Duitsland en

b. de opleiding wordt voltijds verzorgd op een wijze die vergelijkbaar is met de beroepsopleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, onder a, van de WEB.

2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a kan een deelnemer voor studiefinanciering in aanmerking komen die onderwijs volgt aan een instelling in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte aan een opleiding die niet vergelijkbaar is met enige beroepsopleiding in de landelijke kwalificatiestructuur als bedoeld in artikel 7.2.4 van de WEB.

F

Artikel 3.4 komt te vervallen.

G

Na hoofdstuk 6 wordt een hoofdstuk 6a ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 6a. Kopopleidingen

1. De bacheloropleidingen, bedoeld in artikel 5.6, vijfde lid, onderdeel a, van de wet zijn de opleidingen in de kolommen ‘HBO-bachelor’ en ‘WO-bachelor’ van de bijlage bij deze regeling.

2. De hbo-lerarenopleidingen, bedoeld in artikel 5.6, vijfde lid, onderdeel b, van de wet zijn opleidingen tot leraar genoemd in de kolom ‘Bevoegdheid’ van de bijlage bij deze regeling. Een hbo-lerarenopleiding is verwant met een opleiding als bedoeld in het eerste lid van dit artikel als deze twee opleidingen in dezelfde rij van de bijlage zijn opgenomen.

H

Bijlage 2, behorend bij de Regeling studiefinanciering 2000, wordt ingetrokken.

I

Toegevoegd wordt een bijlage luidend:

Bijlage bij de Regeling studiefinanciering 2000

Tabel: Verwante opleidingen kopopleiding HBO

HBO-bachelor

WO-bachelor

Bevoegdheid

Bedrijfseconomie

Accountancy

Fiscale economie

Commerciële economie

Bedrijfseconomie

Algemene economie

Leraar economie

 

Nederlands

Leraar Nederlands

 

Engels

Leraar Engels

 

Duits

Leraar Duits

 

Frans

Leraar Frans

 

Spaans

Leraar Spaans

 

Arabisch

Leraar Arabisch

 

Turks

Leraar Turks

 

Fries

Leraar Fries

 

Geografie

Leraar aardrijkskunde

 

Geschiedenis

Leraar geschiedenis

Bedrijfswiskunde

Wiskunde

Leraar wiskunde

Technische natuurkunde

Natuurkunde

Leraar natuurkunde

Industrieel ontwerpen

Industrieel ontwerpen

Leraar techniek

Chemie/ Scheikunde

Chemie/ Scheikunde

Leraar scheikunde

 

Biologie

Leraar biologie

Werktuigbouwkunde

Werktuigbouwkunde

Leraar werktuigbouw

Werktuigbouwkunde

Werktuigbouwkunde

Leraar techniek

Elektrotechniek

Elektrotechniek

Leraar elektrotechniek

Motorvoertuigen

 

Leraar motorvoertuigentechniek

Bouwkunde

Bouwkunde

Leraar bouwkunde

Bouwtechniek

 

Leraar bouwtechniek

Pedagogiek

Sociaal Pedagogische Hulpverlening

Pedagogiek

Leraar pedagogiek

 

Politicologie

Leraar maatschappijleer

Sociaal Pedagogische Hulpverlening

Maatschappelijk Werk en Dienstverlening

Cultureel Maatschappelijke Vorming

Pedagogiek

Psychologie

Personeel en Arbeid

Pedagogiek

Psychologie

Leraar omgangskunde

   

HBO-bachelor (alleen van het Hoger Agrarisch Onderwijs)

Landbouw

Plantenteelt

Veehouderij

Tuinbouw en akkerbouw

Dier- en veehouderij

Tuinbouw

Levensmiddelentechnologie

Voedingsmiddelentechnologie

Tuin- en landschapsinrichting

Bedrijfskunde en agribusiness

Agrarische bedrijfskunde

WO-bachelor (alleen van de Wageningen Universiteit)

Bos- en natuurbeheer

Milieukunde

Agrotechnologie

Plantenwetenschappen

Landschapsarchitectuur en ruimtelijke planning

Landschap, planning en ontwerp

Dierwetenschappen

Biologie

Voeding en gezondheid

Levensmiddelentechnologie

Leraar educatie en kennismanagement voor de groene sector

Artikel II

Inwerkingtreding

1. Artikel I, onderdelen A, B, G en I treedt in werking met ingang van het studiejaar 2007/2008.

2. Artikel I, onderdelen C, D, F en H, treedt in werking met ingang van 1 september 2007.

3. Artikel I, onderdeel E, treedt in werking met ingang van 1 augustus 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H.A. Plasterk.

Toelichting

Algemeen

De Regeling studiefinanciering 2000 wordt om een aantal redenen aangepast.

De eerste is om deze in lijn te brengen met de Wet tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met uitbreiding van de mogelijkheid met studiefinanciering in het buitenland te studeren en invoering van het collegegeldkrediet (Stb. 2007, 200). Deze wijzigingen betreffen met name de studiefinanciering voor studenten in het hoger onderwijs.

De tweede is de evaluatie van de mogelijkheid om in het buitenland te kunnen studeren voor studenten in het middelbaar beroepsonderwijs. Sinds augustus 2005 is het mogelijk om met behoud van Nederlandse studiefinanciering een voltijd bol-opleiding te volgen in de economisch-administratieve sector, de metaal- en elektrosector en de sector welzijn en gezondheidszorg in Vlaanderen en Duitsland, en unieke opleidingen in de hele Europese Unie. Zie voor de achtergronden de wet ‘Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met invoering prestatiebeurs in een deel van de beroepsopleidende leerweg en meeneembaarheid studiefinanciering voor deze leerweg in het buitenland’ (Stb. 2005, 124, Kamerstukken 2004/05, nr. 29 719) en de Wijziging van de Regeling studiefinanciering 2000 van 26 april 2005, Stcrt. 2005, 94). Deze regeling is begin 2007 geëvalueerd. Naar aanleiding van deze evaluatie wordt per 1 augustus 2007 de meeneembare studiefinanciering uitgebreid tot alle sectoren in Vlaanderen en Duitsland. Zie hiervoor de brief van 24 mei 2007 van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006/07, nr. 24 724 en 30 933, nr. 68).

De derde reden is de opname van de extra prestatiebeurs voor studenten die een zogenoemde kopopleiding volgen ter uitvoering van artikel 5.6, vijfde lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (hierna te noemen: de wet). Dit nieuwe lid is in de wet opgenomen met de Wet van 14 juni 2007 tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met onder meer de uitvoerbaarheid van die wet en de invoering van een kopopleiding in het hoger onderwijs, alsmede van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met onder meer Associate-degreeprogramma’s en masteropleidingen op het gebied van het hoger onderwijs (Stb. 2007, 254, Kamerstukken 2006/07, nr. 30 971).

Tot slot is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal bepalingen te actualiseren.

Op de afzonderlijke wijzigingen wordt hierna ingegaan.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Dit artikel wordt aangepast in verband met de reeds bestaande mogelijkheid om de benodigde formulieren voor de aanvraag om toekenning van studiefinanciering elektronisch aan de IB-Groep te verzenden.

Onderdeel B

Artikel 2.2 komt te vervallen omdat het al geruime tijd niet meer mogelijk is wijzigingen aan de IB-Groep via een studentenchipkaart door geven.

Onderdeel C

In verband met de invoering van het collegegeldkrediet, wordt aan de opsomming van de elementen van studiefinanciering die in de aanvraag om toekenning van studiefinanciering worden aangevraagd, het collegegeldkrediet toegevoegd.

De hoogte van het collegegeldkrediet dat een student kan ontvangen van de IB-Groep is afhankelijk van het verschuldigde collegegeld voor de opleiding waarvoor hij studiefinanciering aanvraagt. Een student kan in ieder geval per maand een collegegeldkrediet ter hoogte van eentwaalfde deel van het wettelijk collegegeld ontvangen. Indien een student per maand een hoger bedrag aanvraagt dan eentwaalfde deel van het wettelijk collegegeld dient hij een bewijs van het verschuldigde collegegeld aan de IB-Groep te overleggen.

Onderdelen D en H

In verband met de uitbreiding van meeneembare studiefinanciering in het hoger onderwijs tot alle landen van de wereld kunnen de artikelen 3.1 en 3.2 vervallen. Ook de bijlage waarnaar in artikel 3.2 wordt verwezen vervalt daarmee.

In artikel 2.14 van de Wet studiefinanciering 2000, zoals dit met ingang van 1 september 2007 komt te luiden, zijn de criteria neergelegd waaraan het hoger onderwijs in het buitenland moet voldoen indien een student in aanmerking wil komen voor meeneembare studiefinanciering. Op grond van artikel 2.14, tweede lid, onderdeel a, kunnen nadere criteria worden vastgesteld. Op dit moment bestaat daaraan geen behoefte.

Onderdeel E

In verband met de uitbreiding van meeneembare studiefinanciering in het middelbaar beroepsonderwijs tot alle sectoren die worden verzorgd aan een instelling in het Gewest Brussel voor zover het betreft Nederlandstalige opleidingen, in Vlaanderen of in de Bondsrepubliek Duitsland, komt de beperking tot de sectoren Gezondheid en Welzijn, Metaal en Elektro of Economie en Administratie van de landelijke kwalificatiestructuur als bedoeld in artikel 7.2.4 van de WEB te vervallen.

Aan de opleidingen worden de eisen gesteld zoals geformuleerd in artikel 2.13a van de Wet studiefinanciering 2000. Het niveau en de kwaliteit van de opleidingen dienen vergelijkbaar te zijn met overeenkomstige Nederlandse opleidingen in de zin van de WEB en het afsluitend examen dient vergelijkbaar te zijn met een afsluitend examen voor een opleiding in de zin van de WEB, en die overigens voldoet aan bij Ministeriële regeling vastgestelde criteria. De IB-Groep stelt vast of een opleiding buiten Nederland voldoet aan de criteria die de wet en de regeling noemen. De IB-Groep stelt tevens vast of de opleiding wordt aangemerkt als een opleiding niveau 1 of 2 dan wel een opleiding niveau 3 of 4. De IB-Groep wint hiertoe het advies van de vereniging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (Colo) in. In de toelichting op de Wijziging van de Regeling studiefinanciering 2000 van 26 april 2005 (Stcrt. 2005, 94) is de procedure nader beschreven. Deze procedure wijzigt niet.

Met de wettelijke bepaling dat het moet gaan om onderwijs dat qua niveau en kwaliteit vergelijkbaar is met overeenkomstige Nederlandse opleidingen in de zin van de WEB, komt de eis dat voor het volgen van de opleiding van overheidswege in de desbetreffende staat een tegemoetkoming in studiekosten of levensonderhoud wordt verstrekt, te vervallen.

Tot slot zij nog opgemerkt dat de meeneembaarheid van studiefinanciering voor unieke beroepsopleidingen op grond van de Regeling studiefinanciering 2000 tot nu toe beperkt was tot alle landen van de Europese Unie. Overeenkomstig de in het algemeen deel van de toelichting genoemde brief aan de Tweede Kamer, is de reikwijdte aangepast tot alle landen van de Europese Economische Ruimte. Daarmee wordt het ook mogelijk studiefinanciering mee te nemen naar unieke opleidingen in IJsland, Liechtenstein en Noorwegen.

Onderdeel F

Artikel 3.4 komt te vervallen aangezien de betreffende bepaling met de Wet tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met uitbreiding van de mogelijkheid met studiefinanciering in het buitenland te studeren en invoering van het collegegeldkrediet (Stb. 2007, 200) is verwoord in artikel 2.13a, tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000.

Onderdelen G en I

Kopopleidingen

Met de Wet van 14 juni 2007 tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met ondermeer de uitvoerbaarheid van die wet en de invoering van een kopopleiding in het hoger onderwijs, alsmede van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met onder meer Associate-degreeprogramma’s en masteropleidingen op het gebied van het hoger onderwijs (Stb. 2007, 254, Kamerstukken 2006/2007, nr. 30 971) is de extra studiefinanciering voor studenten die deelnemen aan een kopopleiding opgenomen in de wet. Kopopleidingen zijn programma’s binnen een hbo-bachelor-lerarenopleiding waarmee studenten die reeds een inhoudelijke hbo- of wo-bacheloropleiding hebben voltooid in een jaar tijd een met die inhoudelijke bacheloropleiding verwante hbo-bachelor-lerarenopleiding kunnen voltooien.

In artikel 5.6, vijfde lid, is bepaald dat bij Ministeriële regeling zowel de kopopleidingen worden aangewezen als de daarmee verwante inhoudelijke hbo- en wo-bacheloropleidingen. Het nieuwe artikel 6a.1 van de Regeling studiefinanciering 2000 en de bijlage geven hieraan uitvoering.

Artikel II

De onderwerpen die zowel betrekking hebben op het beroepsonderwijs als op het hoger onderwijs, treden in werking per studiejaar 2007/2008. Dat wil zeggen voor het beroepsonderwijs per 1 augustus en voor het hoger onderwijs per 1 september aanstaande.

De inwerkingtreding van de uitbreiding van meeneembare studiefinanciering in het beroepsonderwijs vindt plaats per 1 augustus 2007, de aanvang van het nieuwe schooljaar in het beroepsonderwijs.

De inwerkingtreding van de overige onderdelen van deze regeling vindt plaats per 1 september 2007, gelijk met de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met uitbreiding van de mogelijkheid met studiefinanciering in het buitenland te studeren en invoering van het collegegeldkrediet (Stb. 2007, 200) en de inwerkingtreding van artikel 5.6, vijfde lid, van de wet, zoals bepaald in de Wet van 14 juni 2007 tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met ondermeer de uitvoerbaarheid van die wet en de invoering van een kopopleiding in het hoger onderwijs, alsmede van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met onder meer Associate-degreeprogramma’s en masteropleidingen op het gebied van het hoger onderwijs (Stb. 2007, 254, Kamerstukken 2006/2007, nr. 30 971).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk

Naar boven