Wijziging vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee, biologische legkippen, legkippen met vrije uitloop

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 27 juli 2007, nr. TRCJZ/2007/2530, houdende wijziging van de Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee, biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op artikel 8 van richtlijn (EG) 2001/82 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG L311), beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 juli 2007 betreffende preventieve vaccinatie tegen hoogpathogene aviaire influenza in Nederland en aanverwante bepalingen betreffende verplaatsingen;

Gelet op de artikelen 29, eerste lid, 30, vierde lid, en 45, eerste en derde lid, van de Diergeneesmiddelenwet, artikel 17 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikel 19 van de Landbouwwet en artikel 3 van het Besluit gebruik sera en entstoffen;

Besluit:

Artikel I

De Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel d komt te luiden:

d. biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop: kippen als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Beschikking;

2. Onderdeel e komt te luiden:

e. Beschikking: beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 juli 2007 betreffende preventieve vaccinatie tegen hoogpathogene aviaire influenza in Nederland en aanverwante bepalingen betreffende verplaatsingen;

3. Onderdeel f komt te luiden:

f. Minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

4. Onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel f door een komma, worden de volgende onderdelen toegevoegd, luidende:

g. dierenarts: een op grond van artikel 10, eerste lid, van de Wet op de uitoefening van de Diergeneeskunde 1990 bij de VWA geregistreerde dierenarts.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

1. Voor hobbypluimvee, biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, wordt vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Diergeneesmiddelenwet, voor het toepassen, bereiden, voorhanden of in voorraad hebben, en afleveren van het volgende diergeneesmiddel: Nobilis Influenza H5N2 emulsie voor injectie, van de firma Intervet International B.V. te Boxmeer, Nederland.

2. Het eerste lid is uitsluitend van toepassing op het overeenkomstig deze regeling preventief vaccineren en hervaccineren van:

a. biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop door een dierenarts of door personen die onder toezicht en verantwoordelijkheid van de dierenarts werken;

b. hobbypluimvee door een dierenarts.

3. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend tot 1 augustus 2009.

C

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

1. Van het verbod in artikel 3 van het Besluit gebruik sera en entstoffen wordt tot 1 augustus 2009 vrijstelling verleend voor het overeenkomstig deze regeling vaccineren onderscheidenlijk hervaccineren van hobbypluimvee, aan een dierenarts die zich voor het vaccineren heeft aangemeld bij het LNV-loket door inzending van een door de VWA verstrekt formulier dat ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 1;

2. Van het verbod in artikel 3 van het Besluit gebruik sera en entstoffen wordt tot 1 augustus 2009 vrijstelling verleend voor het overeenkomstig deze regeling vaccineren onderscheidenlijk hervaccineren van biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop:

a. aan een dierenarts die zich voor het vaccineren heeft aangemeld bij het LNV-loket door inzending van een door de VWA verstrekt formulier dat ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 1, en

b. aan personen die tijdens het overeenkomstig deze regeling vaccineren of hervaccineren onder toezicht en verantwoordelijkheid staan van een dierenarts als bedoeld in onderdeel a.

3. De dierenarts vangt met een vaccinatie, onderscheidenlijk hervaccinatie, niet aan dan nadat hij heeft vastgesteld dat de houder die het hobbypluimvee wil laten vaccineren, onderscheidenlijk hervaccineren, zich eenmaal overeenkomstig artikel 6 heeft aangemeld bij het LNV-loket.

4. Indien de dierenarts, bedoeld in het derde lid, heeft vastgesteld dat de in het derde lid bedoelde houder zich niet heeft aangemeld bij het LNV-loket, vangt de dierenarts met een vaccinatie, onderscheidenlijk hervaccinatie, niet aan dan nadat voor de desbetreffende vaccinatie, onderscheidenlijk hervaccinatie door de Minister toestemming is verleend.

5. De toestemming, bedoeld in het vierde lid, wordt door de dierenarts aangevraagd bij het LNV-loket:

a. voor zover het de vaccinatie, onderscheidenlijk hervaccinatie van hobbypluimvee betreft, door het uiterlijk 1 juli 2009 Aan het LNV-loket inzenden van een door de VWA verstrekt formulier dat ingeval van vaccinatie ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 2, en ingeval van hervaccinatie ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 2a;

b. voor zover het de vaccinatie, onderscheidenlijk hervaccinatie van biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, ouder dan achttien weken betreft, door het uiterlijk 1 juli 2009 Aan het LNV-loket inzenden van een door de VWA verstrekt formulier dat ingeval van vaccinatie ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 3, en ingeval van hervaccinatie ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 3a;

c. voor zover het de vaccinatie, onderscheidenlijk hervaccinatie van biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, jonger dan achttien weken betreft, door het uiterlijk 1 juli 2009 aan het LNV-loket inzenden van een door de VWA verstrekt formulier dat ingeval van vaccinatie ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 4.

D

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

1. Indien op een bedrijf zowel bedrijfsmatig pluimvee wordt gehouden als hobbypluimvee, is het verboden het hobbypluimvee te vaccineren.

2. Het is verboden het middel, bedoeld in artikel 2, toe te passen op hobbypluimvee waarbij een pootring als bedoeld in het vijfde lid niet behoorlijk is aan te brengen omdat de poten van de desbetreffende dieren nog niet volgroeid zijn.

3. Hobbypluimvee dat wordt gevaccineerd ingevolge deze regeling, wordt twee maal gevaccineerd, overeenkomstig de bijsluiter bij het vaccin van de fabrikant, waarbij de tweede vaccinatie uiterlijk 1 augustus 2009 is verricht.

4. Hobbypluimvee dat wordt gevaccineerd ingevolge deze regeling, wordt gevaccineerd op de locatie waar dit hobbypluimvee verblijft onderscheidenlijk op de praktijk van de dierenarts die de vaccinatie uitvoert.

5. Bij hobbypluimvee dat wordt gevaccineerd ingevolge deze regeling, wordt door de dierenarts die de vaccinatie uitvoert, voorafgaand aan de eerste vaccinatie een niet verwijderbare pootring aangebracht waarop onuitwisbaar het kenmerk ‘NL VACCIN A.I. 07-2’ is aangebracht.

E

In artikel 6 wordt onder vernummering van het tweede lid tot derde lid een lid ingevoegd, luidende:

2. Het eerste lid is niet van toepassing op houders van hobbypluimvee ten aanzien waarvan de eerste en tweede vaccinatie in de periode van 1 maart 2006 tot 1 juli 2006 of in de periode van 1 augustus 2006 tot 1 augustus 2007 is verricht.

F

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘de VWA’ vervangen door: de Minister.

2. In het derde lid wordt ‘artikel 5, zesde lid’ vervangen door: artikel 5, vijfde lid.

3. Lid 7 komt te luiden:

7. De dierenarts gebruikt de restanten van het middel niet ten behoeve van vaccinatie op een andere locatie of een bedrijf.

G

Het tweede lid van artikel 8 komt te luiden:

2. De houder van hobbypluimvee die zijn nog niet eerder gevaccineerde hobbypluimvee ingevolge deze regeling laat vaccineren stemt erin toe dat in de periode die aanvangt zes weken na de tweede vaccinatie en die eindigt zes maanden na die vaccinatie, de bloedmonsters als bedoeld in artikel 10, eerste lid, worden genomen door een dierenarts werkzaam bij de GD of door een dierenartsassistent paraveterinair werkzaam bij de GD, onder toezicht van een dierenarts, en verleent hieraan zijn medewerking.

H

Artikel 9a komt te luiden:

Artikel 9a

De houder die zijn hobbypluimvee ingevolge deze regeling heeft laten vaccineren, kan tot hervaccinatie van deze dieren overgaan, indien overeenkomstig deze regeling ten aanzien van het te hervaccineren hobbypluimvee de eerste en tweede vaccinatie in de periode van 1 augustus 2007 tot 1 augustus 2009 is verricht.

I

Artikel 9c komt te luiden:

Artikel 9c

1. De artikelen 5, eerste en vierde lid, en 6, derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op hervaccinatie van hobbypluimvee.

2. Artikel 7, eerste, tweede, vierde, vijfde, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing op hervaccinatie van hobbypluimvee, met dien verstande dat de in het vierde lid bedoelde vaccinatieverklaring ingeval van hervaccinatie ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 5a.

J

Artikel 9d komt te luiden:

Artikel 9d

De houder van ingevolge deze regeling gehervaccineerd hobbypluimvee:

a. bewaart de vaccinatieverklaring, bedoeld in artikel 9c, tweede lid, dan wel een kopie van deze vaccinatieverklaring indien het gaat om overeenkomstig artikel 11 verplaatst gehervaccineerd hobbypluimvee, gedurende drie jaar;

b. consulteert, indien zijn al dan niet gehervaccineerd hobbypluimvee ziekteverschijnselen vertoont of sterft tot twaalf maanden na de hervaccinatie:

1°. De dierenarts die het hobbypluimvee heeft gehervaccineerd, of

2°. Indien het gaat om overeenkomstig artikel 11 verplaatst hobbypluimvee,

een andere dierenarts die zich overeenkomstig artikel 4, eerste lid, heeft aangemeld bij het LNV-loket.

K

Artikel 10 komt als volgt te luiden:

Artikel 10

In de periode die aanvangt zes weken na de tweede vaccinatie van het hobbypluimvee en eindigt 6 maanden na die vaccinatie, neemt een dierenarts, werkzaam bij de GD, minimaal eenmaal en maximaal tweemaal bloedmonsters af bij vijf procent van het bij de houder aanwezige, al dan niet gevaccineerde hobbypluimvee, waarbij van ten minste vijf en ten hoogste twintig dieren een bloedmonster wordt afgenomen. Indien er sprake is van minder dan vijf gevaccineerde dieren, wordt van ieder dier een bloedmonster afgenomen.

L

Artikel 11 komt als volgt te luiden:

Artikel 11

1. Het is verboden ingevolge deze regeling gevaccineerd of gehervaccineerd hobbypluimvee, eendagskuikens en broedeieren, afkomstig van dat pluimvee, ter vervoeren of te laten vervoeren.

2. In afwijking van het eerste lid:

a. mag volledig gevaccineerd of gehervaccineerd hobbypluimvee worden vervoerd ten behoeve van het tijdelijk verzamelen van deze dieren op tentoonstellingen en keuringen in binnen- en buitenland onder voorwaarde dat de houder van het gevaccineerd of gehervaccineerd hobbypluimvee in het register, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, melding maakt van het vervoer;

b. mogen eendagskuikens en broedeieren afkomstig van ingevolge deze regeling gevaccineerd of gehervaccineerd hobbypluimvee worden vervoerd naar hobbypluimveehouderijen in Nederland;

c. kan de Minister toestemming verlenen voor het vervoer van volledig gevaccineerd of ge-hervaccineerd hobbypluimvee naar andere hobbypluimveehouderijen in binnen- en buitenland.

3. Indien het in onderdeel a, b, of c bedoelde vervoer een bestemming heeft in het buitenland, verkrijgt de houder voorafgaand aan het vervoer schriftelijke toestemming van de lidstaat van bestemming.

4. Aan de toestemming, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, kunnen voorwaarden worden verbonden.

5. De voorwaarden, bedoeld in het vierde lid, zijn in elk geval:

a. er wordt voldaan aan de in artikel 5 van de Beschikking opgenomen voorwaarden;

b. het te vervoeren hobbypluimvee gaat ingeval van gevaccineerde dieren vergezeld van een kopie van de tweede vaccinatieverklaring, bedoeld in artikel 7, vierde lid, waarop het aantal te vervoeren gevaccineerde dieren wordt aangetekend, en gaat ingeval van gehervaccineerde dieren vergezeld van een kopie van de vaccinatieverklaring, bedoeld in artikel 9c, tweede lid, waarop het aantal te vervoeren gehervaccineerde dieren wordt aangetekend;

c. het te vervoeren hobbypluimvee gaat vergezeld van de toestemming, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.

6. Een aanvraag voor de toestemming, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, wordt ingediend bij het LNV-loket door inzending van een door de VWA verstrekt formulier dat ten minste de gegevens bevat die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling, onder 8.

M

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt als volgt te luiden:

3. Biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop die op grond van deze regeling worden gevaccineerd, met uitzondering van de dieren, bedoeld in artikel 18, dienen tweemaal te worden gevaccineerd overeenkomstig de bijsluiter bij het vaccin van de fabrikant, waarbij de tweede vaccinatie uiterlijk 1 augustus 2009 is verricht.

2. Het vierde lid vervalt.

3. Het vijfde en zesde lid worden vernummerd tot vierde en vijfde lid.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘bedoeld in het derde en vierde lid’ vervangen door: bedoeld in het derde lid.

5. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

5. Bij verklikkerdieren als bedoeld in artikel 18 wordt door de dierenarts die de vaccinatie uitvoert of de personen, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder b, een niet verwijderbare pootring aangebracht waarop onuitwisbaar het kenmerk ‘Controle A.I. 2007- 2’ is aangebracht.

N

Artikel 15, zevende lid, komt als volgt te luiden:

7. De dierenarts gebruikt de restanten van het middel niet ten behoeve van vaccinatie op een andere locatie of een bedrijf.

O

Artikel 17a komt te luiden:

Artikel 17a

De houder die zijn biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop ingevolge deze regeling heeft laten vaccineren, kan tot hervaccinatie van biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop, ouder dan achttien weken overgaan, indien ten aanzien van de te hervaccineren dieren de eerste vaccinatie na 1 augustus 2007 is uitgevoerd, overeenkomstig de Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee, biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop, zoals deze op het moment van eerste vaccinatie gold.

P

In artikel 17d wordt ‘Artikel 13, vijfde lid’ vervangen door: Artikel 13, vierde lid.

Q

Artikel 19 komt als volgt te luiden:

Artikel 19

1. Voorafgaand aan de eerste vaccinatie van de biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop neemt de dierenarts die de legkippen vaccineert bloedmonsters af bij de verklikkerdieren, bedoeld in artikel 18.

2. De houder, bedoeld in artikel 16 of 17 draagt er zorg voor dat de verklikkerdieren, bedoeld in artikel 18, dagelijks klinisch worden onderzocht, meldt de sterfte van deze dieren aan de VWA, en volgt de instructies van de VWA ter zake.

3. De houder, bedoeld in artikel 16 of 17, draagt er zorg voor dat de dierenarts driemaandelijks na de eerste vaccinatie van maximaal 30 verklikkerdieren per bedrijf een bloedmonster afneemt, waarbij van ten minste 5 verklikkerdieren per stal een bloedmonster wordt afgenomen, maximaal verdeeld over de in de stal aanwezige groepen verklikkerdieren.

4. De houder, bedoeld in artikel 16 en 17, draagt er zorg voor dat de dierenarts:

a. in de periode die aanvangt zes weken na de tweede vaccinatie van de biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop en die eindigt 12 maanden na die vaccinatie, minimaal eenmaal en maximaal driemaal een bloedmonster afneemt, overeenkomstig de instructies van de VWA, bij een percentage van de gevaccineerde biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop van de houder, waarbij het percentage wordt berekend op basis van het aantal bij de houder aanwezige biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop, en

b. de in onderdeel a bedoelde bloedmonsters binnen de in onderdeel a bedoelde periode afneemt op het zelfde moment als de in het derde lid bedoelde bloedmonsters van de verklikkerdieren van de betreffende houder worden afgenomen.

5. De dierenarts stuurt de monsters, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, terstond na het afnemen naar GD.

R

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. In afwijking van het eerste lid kan de Minister toestemming verlenen voor het vervoer van pluimvee, eendagskuikens en broedeieren naar:

a. een in het binnen- of buitenland gelegen slachthuis, en voor zover het vervoer naar een in het buitenland gelegen slachthuis betreft, na instemming van de lidstaat van bestemming, of

b. naar in Nederland gelegen bedrijven waar is gevaccineerd of gehervaccineerd.

2. Het vierde lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. er wordt voldaan aan de in artikel 6 van de Beschikking opgenomen voorwaarden.

S

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘artikel 7, onderdelen a en b, van beschikking 2006/147/EG’ vervangen door: artikel 8, onderdelen a en b, van de Beschikking.

2. In het tweede lid wordt ‘artikel 7, onderdeel b, van beschikking 2006/147/EG’ vervangen door: artikel 8, onderdeel b, onder (i), van de Beschikking.

T

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de zinsnede ‘en indien het bijgaande handelsdocument voldoet aan artikel 9 van beschikking 2006/147/EG’ en wordt de zinsnede ‘artikel 8, eerste lid, de onderdelen a tot en met d, van beschikking 2006/147/EG’ vervangen door: artikel 9, eerste lid, onderdelen a en b, van de Beschikking.

2. In het tweede lid vervalt de zinsnede ‘en indien het bijgaande handelsdocument voldoet aan artikel 9 van beschikking 2006/147/EG’ en wordt de zinsnede ‘artikel 8, tweede lid, van beschikking 2006/147/EG’ vervangen door: artikel 9, tweede lid, van de Beschikking.

U

Artikel 25 komt te luiden:

Artikel 25

1. Het gezondheidscertificaat voor gevaccineerd pluimvee dat, en broedeieren en eendagskuikens die in het intracommunautaire handelsverkeer worden gebracht, voldoet aan artikel 7, eerste lid, van de Beschikking.

2. Het gezondheidscertificaat voor niet gevaccineerd pluimvee dat, en broedeieren en eendagskuikens die in het intracommunautaire handelsverkeer worden gebracht, voldoet aan artikel 7, tweede lid, van de Beschikking.

V

De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 2 komt te luiden:

2. Gegevens die ten minste moeten worden vermeld op het formulier, bedoeld in artikel 4, vierde lid, eerste en tweede lid:

– naam, adres en woonplaats van de houder van het hobbypluimvee;

– naam dierenarts die de vaccinatie gaat uitvoeren.

2. Onderdeel 2a komt te luiden:

2a. Gegevens die ten minste moeten worden vermeld op het formulier, bedoeld in artikel 4, vierde lid, onderdeel a, artikel 9d, tweede lid en artikel 12c, eerste lid:

– UBN of naam, adres en woonplaats van de houder van het hobbypluimvee;

– naam dierenarts die de hervaccinatie gaat uitvoeren.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
overeenkomstig het door de Minister genomen besluit:
de directeur-generaal, R.M. Bergkamp.

Toelichting

§ 1. Inleiding

De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Tijdelijke vrijstellingsregeling vaccinatie hobbypluimvee, biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop (hierna: de vaccinatieregeling). Doel van deze aanpassing is het vaccineren van hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop vanaf 1 augustus 2007 tot 1 augustus 2009 weer mogelijk te maken. Tevens worden enkele inhoudelijke wijzigingen aangebracht in de voorwaarden waaronder vaccinatie mag plaatsvinden. Deze leiden onder meer tot vermindering van de administratieve lasten voor hobbydierhouders, betreffen wijziging van het toe te passen vaccin en bieden mogelijkheden tot vervoer van gevaccineerde dieren en hun producten naar het buitenland.

§ 2. Achtergronden

De vaccinatieregeling is in het voorjaar van 2006 tot stand gekomen. Deze gaf destijds uitvoering aan beschikking nr. 2006/147/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 februari 2006 betreffende preventieve vaccinatie tegen hoogpathogene Aviaire Influenza H5N1 in Nederland en aanverwante bepalingen betreffende verplaatsingen (PbEU L 55) (‘beschikking 2006/147/EG’). Bij deze beschikking heeft de Commissie het Nederlandse vaccinatieplan goedgekeurd en werd vaccinatie mogelijk voor de periode van 16 maart 2006 tot 1 juli 2006. Aan deze goedkeuring waren enkele voorwaarden verbonden betreffende met name monitoring na vaccinatie en verplaatsingen van gevaccineerde dieren en hun producten.

Begin juli 2006 is beschikking 2006/147 gewijzigd bij beschikking 2006/528/EG1 en werd een tweede vaccinatieperiode toegestaan voor hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop tot 1 augustus 2007. Mede gelet op de ervaringen die tijdens de eerste vaccinatieperiode waren opgedaan werden tegelijkertijd een aantal wijzigingen doorgevoerd. Het aantal soorten waarbij vaccinatie is toegestaan werd uitgebreid tot alle species binnen de ordes van de Anseriformes en Galliformes, vaccinatie ter plaatse van de dierenartsenpraktijk werd toegestaan, de diverse formulieren werden vereenvoudigd en de eigenaarsverklaring werd afgeschaft. Daarnaast werd de monitoring (‘nulmeting’) voorafgaand aan de eerste vaccinatie van hobbypluimvee losgelaten en was er sprake van verruiming van de mogelijkheden tot verplaatsing van hobbydieren, eendagskuikens en broedeieren.

In verband met het aflopen van beschikking 2006/528/EC heeft Nederland op 29 juni 2007 een herziene versie van het vaccinatieplan ter goedkeuring voorgelegd, dat een looptijd heeft tot 1 augustus 2009. De Commissie heeft het gewijzigde plan bij beschikking van 6 juli 2007 goedgekeurd. De bijkomende voorwaarden betreffende de verplaatsingen van gevaccineerde dieren en producten zijn hierbij versoepeld, er is voorzien in de toepassing van een ander vaccin en de structuur van de monitoring na vaccinatie bij de hobbydierhouders is aangepast. Op het moment van bekendmaking van deze wijzigingsregeling is deze laatste beschikking van de Commissie nog niet gepubliceerd.

In de onderhavige wijzigingsregeling zijn de wijzigingen tot uitdrukking gebracht zoals deze volgen uit goedgekeurde herziene nationale vaccinatieplan en de beschikking van de Commissie.

Op grond van de onderhavige vaccinatieregeling is het voor houders van hobbypluimvee, biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop mogelijk om de dieren in de periode van 1 augustus 2007 tot 1 augustus 2009 preventief te laten vaccineren tegen hoogpathogene Aviaire Influenza H5N1, en deze na uitwerking van de basisvaccinatie te laten hervaccineren. De vaccinatieprogramma’s zijn vrijwillig van aard. Belangrijk gevolg van vaccinatie is dat volledig gevaccineerde dieren niet onder de afschermmaatregelen vallen die in risicoperiodes in beginsel van kracht zullen zijn. Deze dieren zullen dus in principe ook in periodes waarin het gevaar op overdracht van AI door wilde (trek)vogels aanwezig is, buiten mogen worden gehouden.

Hieronder zullen de wijzigingen per type houder nader worden beschreven.

§ 3. Hobbypluimvee

Hobbypluimvee mag vanaf 1 augustus 2007 tot 1 augustus 2009 weer (vrijwillig) worden gevaccineerd tegen AI. De voorschriften die gelden voor de vaccinatie van hobbypluimvee blijven grotendeels ongewijzigd. Ten aanzien van de volgende onderwerpen worden evenwel wijzigingen en versoepelingen doorgevoerd:

– Toepassing van een ander vaccin, nl. Nobilis Influenza H5N2 van de firma Intervet;

– Vereenvoudiging van de (aanmeld)procedure voor (her)vaccinatie;

– Aanpassing van de monitoring na vaccinatie van hobbypluimvee; en

– Verruiming van de mogelijkheden tot verplaatsing van hobbydieren.

Deze wijzigingen worden hieronder waar nodig toegelicht.

Toepassing van een ander vaccin

Tot nu werd in de vaccinatiecampagne gebruik gemaakt van een H5N9 vaccin. Met het toestaan van het nieuwe vaccin Nobilis Influenza H5N2 van Intervet wordt invulling gegeven aan de wens om te vaccineren met een EU-geregistreerd vaccin, hetgeen als voordeel heeft dat het vaccin een uitvoerige registratieprocedure heeft doorlopen. Het vaccin is vooralsnog geregistreerd voor toepassing ten aanzien van de kippen, niet ten aanzien van de overige te vaccineren diersoorten. De mogelijkheid tot gebruik van het vaccin is in de onderhavige regeling tot stand gebracht door hierin een vrijstelling op grond van de Diergeneesmiddelenwet op te nemen. Nu een nieuw vaccin wordt toegepast zal, met het oog op het bloedonderzoek na vaccinatie, gebruik worden gemaakt van pootringen met de opdruk NL VACCIN A.I. 07-2 ter identificatie van gevaccineerde dieren.

Monitoring

Om de effectiviteit van de vaccinatie te bepalen en eventuele insleep van het AI-virus tijdig te signaleren blijft het noodzakelijk om bij een minimaal aantal locaties en dieren bloedonderzoek (‘monitoring’) uit te voeren na vaccinatie. In aanleg dient iedere houder die deel wil nemen binnen de vaccinatiecampagne daarom toestemming te verlenen voor het afnemen van bloedmonsters bij een aantal van zijn dieren. Echter, mede om de belasting voor de individuele houders zoveel mogelijk te beperken, is in de nieuwe opzet gekozen voor een gerichte, waar mogelijk steekproefsgewijze, monitoring op die locaties waar niet eerder gevaccineerde dieren worden gevaccineerd. Om de persistentie van de opgebouwde afweerreactie (titer) in het bloed te kunnen evalueren zal deze bemonstering minimaal eenmaal en maximaal tweemaal plaatsvinden binnen 6 maanden na afronding van de basisvaccinatie (i.e. eerste en tweede vaccinatie tezamen). De monsters zullen centraal aangestuurd worden afgenomen door een medewerker van de Gezondheidsdienst voor Dieren in plaats van, zoals tot nu toe gebruikelijk, door de eigen dierenarts. De monitoring na hervaccinatie is komen te vervallen.

Administratieve verplichtingen

Omdat preventieve vaccinatie tegen vogelgriep binnen Nederland nieuw is en ook de Europese Unie deze vaccinatie als pilotproject ziet, zijn aan de vaccinatie diverse administratieve verplichtingen verbonden. Doel van deze verplichtingen is het vaccinatieproces gecontroleerd en ordelijk te laten verlopen. Deze administratieve verplichtingen zijn in de derde vaccinatieperiode daar waar mogelijk verder vereenvoudigd. Reeds eerder werden de formulieren zo aangepast dat de houder en de dierenarts nu slechts bij de aanmelding voor de eerste vaccinatie adresgegevens behoeven in te vullen. Bij de vervolgformulieren wordt reeds zoveel mogelijk gewerkt aan de hand van UBN-nummer en DAP-nummer. In de nieuwe campagne hoeven houders en dierenartsen die reeds bekend zijn bij de VWA niet langer voorafgaand aan de (her)vaccinatie toestemming te vragen aan de VWA.

Verruiming van de verplaatsingsmogelijkheden van gevaccineerde hobbydieren

Tot nu toe mochten gevaccineerde hobbydieren, na het uitvoeren van de monitoring en met toestemming van de minister, vervoerd worden naar hobbypluimveehouderijen waar ook was gevaccineerd. Daarnaast was verplaatsing van gevaccineerde hobbydieren naar tentoonstellingen en keuringen toegestaan, mits de monitoring vóóraf had plaatsgevonden en het transport was aangemeld bij de VWA. In de huidige regeling is bloedonderzoek voorafgaand aan het verplaatsen van dieren niet langer vereist. Tevens wordt vervoer van volledig gevaccineerde hobbydieren naar tentoonstellingen, keuringen of hobbydierhouderijen in andere lidstaten toegestaan mits de ontvangende lidstaat hier toestemming voor geeft. De houder dient bij vervoer naar het buitenland van de dieren te kunnen aantonen dat de betreffende toestemming is verkregen. Vervoer naar het buitenland van de producten van het gevaccineerde hobbypluimvee is ingevolge de beschikking van de Commissie van 6 juli 2009 nog altijd niet toegestaan.

§ 4. Biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop

Ook voor biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop geldt dat ze vanaf 1 augustus 2007 tot 1 augustus 2009 weer (vrijwillig) mogen worden gevaccineerd tegen AI. De voorschriften die gelden voor de vaccinatie blijven grotendeels ongewijzigd. Ten aanzien van de volgende onderwerpen worden evenwel wijzigingen en versoepelingen doorgevoerd:

– Toepassing van een ander vaccin, nl. Nobilis Influenza H5N2 van de firma Intervet;

– Aanpassing van de monitoring na vaccinatie; en

– Verruiming van de mogelijkheden tot verplaatsing van legkippen.

Deze wijzigingen worden hieronder waar nodig toegelicht.

Toepassing van een ander vaccin

Tot nu werd in de vaccinatiecampagne gebruik gemaakt van een H5N9 vaccin. Met het toestaan van het nieuwe vaccin Nobilis Influenza H5N2 van Intervet wordt invulling gegeven aan de wens om te vaccineren met een EU-geregistreerd vaccin, hetgeen als voordeel heeft dat het vaccin een uitvoerige registratieprocedure heeft doorlopen. Het vaccin is geregistreerd voor toepassing in kippen. Nu een nieuw vaccin wordt toegepast zal, met het oog op het bloedonderzoek na vaccinatie, gebruik worden gemaakt van pootringen met de opdruk NL VACCIN A.I. 07-2 ter identificatie van de verklikkerdieren.

Monitoring

Om eventuele insleep van het AI-virus tijdig te signaleren blijft het noodzakelijk bloedonderzoek (‘monitoring’) uit te voeren na vaccinatie. In de commerciële houderij wordt het bloedonderzoek uitgevoerd onder de niet-gevaccineerde, zgn. verklikkerdieren. De huidige monitoring sluit in de tijd aan bij de gangbare 3-maandelijkse monitoringscyclus op commerciële pluimveebedrijven. In de nieuwe opzet is het aantal te verzamelen monsters verlaagd en in lijn gebracht met het aantal monsters dat ook op niet-gevaccineerde bedrijven dient te worden afgenomen.

Om de effectiviteit van het vaccin te bepalen en de persistentie van de opgebouwde afweerreactie (titer) in het bloed te kunnen evalueren zal in de huidige campagne aanvullend minimaal eenmaal en maximaal driemaal bloedonderzoek plaatsvinden bij een percentage van de gevaccineerde dieren op resp. ongeveer 6 weken, 6 maanden en 12 maanden na afronding van de basisvaccinatie. De monstername bij de gevaccineerde dieren zal in de tijd worden afgestemd op de reguliere 3 maandelijkse monitoring bij de verklikkerdieren. De monitoring na hervaccinatie is komen te vervallen.

Verruiming van de verplaatsingsmogelijkheden van gevaccineerde biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop

Tot nu toe mocht gevaccineerd legpluimvee, na toestemming van de minister, alleen verplaatst worden naar een in Nederland gelegen slachterij of naar andere pluimveehouderijen in Nederland waar ook was gevaccineerd. In de huidige regeling wordt tevens directe verplaatsing van volledig gevaccineerd legpluimvee naar een slachterij in andere lidstaten toegestaan mits de ontvangende lidstaat hier toestemming voor geeft. Ook hier geldt dat de houder bij export dient te kunnen aantonen dat hij deze toestemming heeft verkregen.

Aanpassing van de administratieve verplichtingen ten aanzien van export van gevaccineerde dieren en van vlees afkomstig van gevaccineerde dieren

Zoals hiervoor reeds uiteen is gezet, zijn aan de vaccinatie diverse administratieve verplichtingen verbonden. In lijn met de eisen die eerder aan andere lidstaten zijn gesteld hoeft Nederland bij de export van vlees van gevaccineerde legkippen niet langer vooraf de ontvangende partij te informeren. Ook hoeft bij de export van vlees van gevaccineerde legkippen geen apart handelsdocument meer te worden toegevoegd. De bepalingen ten aanzien van de export van eieren van gevaccineerde dieren zijn ongewijzigd gebleven. Op het gezondheidscertificaat bij de export van levend pluimvee binnen de EU dient vermeld te worden dat het pluimvee betreft van een bedrijf waar is gevaccineerd.

§ 5. Administratieve lasten hobbypluimveehouderijen en commerciële houderijen

De onderhavige wijzigingsregeling heeft consequenties voor de hoogte van de administratieve lasten die gepaard gaan met informatieverplichtingen neergelegd in de regeling. Al met al leiden de wijzigingen in de regeling tot een feitelijke verlaging van de administratieve lasten voor zowel de houders van hobbypluimvee als voor de houders van legkippen voor commerciële doeleinden.

Hiervoor is aangegeven dat hobbydierhouders en dierenartsen die reeds bekend zijn bij de VWA vanwege betrokkenheid bij de eerdere vaccinatiecampagnes, niet langer voorafgaand aan de (her)vaccinatie toestemming behoeven te vragen aan de VWA. Deze administratieve lasten vallen weg.

Ten aanzien van commercieel gehouden dieren geldt dat bij de export van vlees van gevaccineerde legkippen de ontvangende partij niet langer vooraf hoeft te worden geïnformeerd. Ook is het niet langer vereist dat er een apart handelsdocument wordt meegezonden bij de export van vlees van gevaccineerde dieren. Op het (reeds op grond van andere regelgeving vereiste) gezondheidscertificaat bij de export van levend pluimvee binnen de EU dient nu wel vermeld te worden dat het pluimvee betreft van een bedrijf waar is gevaccineerd. Ten algemene is ook hier sprake van een vermindering van administratieve lasten.

§ 6. Artikelsgewijze toelichting

De achtergronden en de hoofdlijnen van de onderhavige wijzigingsregeling zijn in de voorgaande paragrafen beschreven. In aanvulling hierop wordt hieronder, voor zover nodig, ingegaan op enkele afzonderlijke artikelen van de regeling.

Artikel B

Op basis van het in de onderhavige regeling gewijzigde artikel 2 wordt tot 1 augustus 2009 op grond van de Diergeneesmiddelenwet vrijstelling verleend voor het toepassen, bereiden, voorhanden hebben of in voorraad hebben van het vaccin Nobilis Influenza H5N2 van de firma Intervet.

Artikel C

De wijziging van artikel 4 van de vaccinatieregeling strekt er in de eerste plaats toe dat op grond van het Besluit gebruik sera en entstoffen vrijstelling wordt verleend ten behoeve van het vaccineren van hobbypluimvee en biologische legkippen en legkippen met vrije uitloop. Voorts wordt in de gewijzigde bepaling beschreven welke administratieve verplichtingen de dierenarts heeft alvorens tot vaccinatie mag worden overgegaan. Een dierenarts die niet eerder in het kader van de vaccinatiecampagne pluimvee heeft gevaccineerd, dient zich nog altijd vóór vaccinatie aan te melden bij het LNV-loket. Alvorens de dierenarts vervolgens mag overgaan tot vaccinatie, dient hij eerst bij de VWA na te gaan of de betreffende houder die zijn dieren wil laten vaccineren zich (al dan niet in het kader van een eerdere vaccinatiecampagne) al heeft aangemeld bij het LNV-loket door inzending van een formulier omtrent onder meer de te (her)⁠vaccineren dieren (met tussenkomst van een dierenarts). Indien de houder zich niet eerder heeft gemeld, dient de dierenarts toestemming voor (her)⁠vaccinatie te vragen door alsnog het betreffende formulier in te sturen.

Artikel E

Thans wordt een ander vaccin toegepast dan voorheen. Ten behoeve van het creëren van een goede bescherming tegen het Aviaire Influenzavirus is het hierdoor noodzakelijk dat alle te vaccineren dieren, i.e. ook de dieren die reeds eerder gevaccineerd zijn met het oude vaccin, een eerste en tweede vaccinatie (nieuwe basisvaccinatie) met dit nieuwe vaccin ondergaan. Omdat de houders van de groep dieren die reeds eerder is gevaccineerd echter reeds bekend is bij de VWA, hoeft ten behoeve van deze houders geen formulier te worden ingestuurd. Dit komt tot uitdrukking in het nieuwe tweede lid van artikel 6.

Artikelen F en N

Anders dan voorheen, worden de restanten van een door de dierenarts toegepast vaccin niet langer opgehaald door de GD. De dierenarts dient deze naar eigen verantwoordelijkheid op de eigen praktijk te bewaren of af te voeren, op correcte wijze. Gebruik van het restant ten behoeve van vaccinatie elders, blijft verboden.

Artikel H

In artikel 8 zijn de verplichtingen voor de houder opgenomen die zijn dieren wil of heeft laten vaccineren. In aanleg verleent iedere houder toestemming voor het afnemen van bloedmonsters na vaccinatie bij een fractie van zijn dieren ten behoeve van onderzoek op vaccin effectiviteit en ter controle op mogelijke insleep van virus na vaccinatie. Het aantal locaties en dieren dat voor dit doel ten minste dient te worden bemonsterd, is afhankelijk van het aantal deelnemende locaties en dieren in de vaccinatiecampagne als zodanig. Afhankelijk van de deelname kan het daarom voorkomen dat volstaan kan worden met een meer beperkte, mogelijk steeksproefsgewijze monitoring van de locaties.

Artikelen I en J

Omwille van de duidelijkheid is het vroegere artikel 9c verworden tot artikel 9d en vice versa. De overige kleine wijzigingen in deze bepalingen zijn met name redactioneel van aard.

Artikel K

Artikel 10 heeft betrekking op de monitoring bij hobbypluimvee (bloedonderzoek). De monitoring wordt gericht, en bij voldoende deelname steekproefsgewijs, uitgevoerd op die locaties waar nog niet eerder gevaccineerde dieren worden gevaccineerd.

Om tevens de persistentie van de opgebouwde afweerreactie (titer) in het bloed te kunnen evalueren zal deze bemonstering in overleg minimaal eenmaal en maximaal tweemaal plaatsvinden, op 6 weken en/of 6 maanden na afronding van de basisvaccinatie. De monsters zullen worden afgenomen door de GD in plaats van, zoals tot nu toe gebruikelijk, door de eigen dierenarts.

Artikelen L, R, S en T

Anders dan voorheen is het op grond van de gewijzigde artikelen 11, 20, 22 en 23 onder voorwaarden mogelijk om hobbypluimvee en commercieel gehouden pluimvee en hun producten naar het buitenland te vervoeren. Hiertoe dient in ieder geval voorafgaande toestemming van de lidstaat van bestemming te zijn verkregen. Dit volgt ook uit de beschikking van de Commissie tot goedkeuring van het herziene vaccinatieplan.

Artikel Q

Artikel 19, derde lid, bepaalt het aantal te verzamelen monsters onder niet-gevaccineerde verklikkerdieren op commerciële legbedrijven, hetgeen is verlaagd en in lijn is gebracht met het aantal monsters dat ook op niet-gevaccineerde bedrijven dient te worden afgenomen. Om de effectiviteit van het vaccin te bepalen en de persistentie van de opgebouwde afweerreactie (titer) in het bloed te kunnen evalueren wordt in de huidige campagne minimaal eenmaal en bij voorkeur maximaal driemaal bloedonderzoek gedaan bij de gevaccineerde dieren op resp. ongeveer 6 weken, 6 maanden en 12 maanden na afronding van de basisvaccinatie (artikel 19, vierde en vijfde lid). De monstername bij de gevaccineerde dieren zal hierbij in de tijd worden afgestemd op de reguliere 3 maandelijkse monitoring bij de verklikkerdieren. Het aantal te bemonsteren dieren is daarbij afhankelijk van het aantal dieren op het bedrijf en het aantal deelnemende bedrijven in de campagne en wordt in overleg met de pluimveehouder vastgesteld.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

overeenkomstig het door de Minister genomen besluit:

de directeur-generaal,

R.M. Bergkamp

  • 1

    Stcrt. 2006, 53; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 11 december 2006 (Stcrt. 2006, 244).

Naar boven