Wijziging Regeling inburgering

Regeling van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 11 juli 2007, nr. 5493872/07, tot wijziging van de Regeling inburgering (wijzigingen in verband met de uitvoeringspraktijk en toevoeging van enkele bijlagen in verband met de inburgering van geestelijke bedienaren)

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

Gelet op de artikelen 2.8, vijfde lid, 3.7, zesde lid, 3.8, vijfde lid, 3.11, vierde lid, 4.2, derde lid, 4.13, eerste lid, 4.17, vierde lid, 4.24, tweede lid, van het Besluit inburgering;

Besluit:

Artikel I

De Regeling inburgering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1, onderdeel b, wordt ‘de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie’ vervangen door: de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie.

B

Artikel 2.4, tweede lid, komt te luiden:

2. De arts, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het besluit, adviseert tot ontheffing van de inburgeringsplicht, indien de inburgeringsplichtige:

a. aanpassingen in het voorbereidingstraject op het inburgeringsexamen nodig heeft en daarbij niet kan worden volstaan met lichte aanpassingen, of

b. bijzondere examenomstandigheden nodig heeft om het inburgeringsexamen te kunnen behalen en de bijzondere examenomstandigheden, bedoeld in artikel 3.2, hiertoe niet toereikend zijn.

C

In artikel 3.5, eerste lid, wordt na ‘deze regeling’ ingevoegd: en goedgekeurd overeenkomstig de handleiding die is opgenomen in bijlage 11 bij deze regeling.

D

Artikel 3.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, aanhef, komt te luiden:

De oudkomer die het inburgeringsexamen heeft behaald op de niveaus, bedoeld in de artikelen 2.9, tweede lid, en 2.10 van het besluit, heeft het inburgeringsexamen op het niveau, bedoeld in artikel 2.9, eerste lid, van het besluit, behaald, indien hij:.

2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Het panelgesprek, bedoeld in het derde lid, wordt gevoerd overeenkomstig de handleiding die is opgenomen in bijlage 12 bij deze regeling.

E

Aan artikel 3.7 worden drie leden toegevoegd, luidende:

4. Het aanvullend praktijkdeel, bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, van het besluit, wordt:

a. samengesteld overeenkomstig het model dat is opgenomen in bijlage 13 bij deze regeling, en

b. afgenomen overeenkomstig de handleiding die is opgenomen in bijlage 14 bij deze regeling.

5. Het bijzonder praktijkdeel, bedoeld in artikel 3.8, tweede lid, van het besluit, wordt samengesteld overeenkomstig het model dat is opgenomen in bijlage 15 bij deze regeling.

6. De assessmentopdrachten, bedoeld in het tweede lid, worden afgenomen overeenkomstig de handleiding die is opgenomen in bijlage 16 bij deze regeling.

F

Artikel 4.2, tweede lid, onderdeel d, wordt vervangen door vier onderdelen, luidende:

d. de code WI-CU als het een inburgeringscursus betreft, de code NT2-CU als het een cursus betreft die opleidt tot het Staatsexamen Nederlands als tweede taal, programma I of II dan wel de code WI-EX als het het inburgeringsexamen betreft;

e. de handtekening van de kandidaat;

f. de datum, en

g. de specificatie van het factuurbedrag.

G

Artikel 4.17 komt te luiden:

1. De IB-Groep kan de achterstallige termijnen alsmede het resterende verschuldigde bedrag van de debiteur die direct voorafgaande aan de beëindiging van de inburgeringsplicht houder is geweest van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000, op verzoek geheel kwijtschelden, indien:

a. uit de gegevens in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens blijkt dat de debiteur geen verblijfsrecht meer heeft, en

b. de Immigratie- en Naturalisatiedienst kan bevestigen dat de debiteur niet langer inburgeringsplichtig is omdat de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000, is ingetrokken aangezien de grond voor verlening daarvan is komen te vervallen.

2. Als tijdstip van indiening van het verzoek wordt aangemerkt het moment dat de IB-Groep op grond van de gegevens in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens heeft geconstateerd dat er geen sprake meer is van een verblijfsrecht.

H

Artikel 4.21, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘vermeldt’ vervangen door: vermelden.

2. Onderdeel d, wordt vervangen door vier onderdelen, luidende:

d. de code WI-CU als het een inburgeringscursus betreft, de code NT2-CU als het een cursus betreft die opleidt tot het Staatsexamen Nederlands als tweede taal, programma I of II, dan wel de code WI-EX als het het inburgeringsexamen betreft;

e. de handtekening van de kandidaat;

f. de datum, en

g. de specificatie van het factuurbedrag.

I

Artikel 4.25, eerste lid, komt te luiden:

1. De cursus, bedoeld in artikel 4.24, eerste lid, van het besluit, bestaat uit de volgende drie fasen:

a. fase 1: een intensieve taalcursus;

b. fase 2: praktijkopdrachten in de eigen regio, en

c. fase 3: centrale, thematische bijeenkomsten gericht op het verwerven van algemene en specifieke kennis van de Nederlandse samenleving.

J

Artikel 9.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

2 Het Consortium onder leiding van bureau ICE reikt op aanvraag een certificaat uit, waaruit blijkt dat de aanvrager de Examentraining voor examinatoren inburgering met goed gevolg heeft afgelegd en het afsluitende examen heeft behaald.

3. Het model van het certificaat, bedoeld in het tweede lid, is opgenomen in bijlage 17 bij deze regeling.

3. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:

1. De Examentraining voor examinatoren inburgering, bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, wordt tot 1 januari 2008 gegeven door het Consortium onder leiding van bureau ICE.

K

Bijlage 8 wordt vervangen door de bijlage als opgenomen in bijlage A bij deze regeling.

L

Bijlage 9 wordt vervangen door de bijlage als opgenomen in bijlage B bij deze regeling.

M

Na bijlage 10 worden zeven bijlagen toegevoegd als opgenomen in bijlage C bij deze regeling.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel I, onderdeel J:

a. onder 1 en 2 terugwerkt tot en met 1 januari 2007, en

b. onder 3 terugwerkt tot en met 1 april 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij de bibliotheek van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Rijnstraat 8 te ’s-Gravenhage en zijn te raadplegen via het internet http://www.inburgering.net en http://www.handreikinginburgeringgemeenten.nl.

Den Haag, 11 juli 2007.
De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, C.P. Vogelaar.

Toelichting

In de uitvoeringspraktijk van de inburgering is gebleken dat enkele wijzigingen van de Regeling inburgering gewenst zijn. Deze regeling voorziet in die wijzigingen. Daarnaast voorziet deze regeling in enkele wijzigingen, met name de toevoeging aan de Regeling inburgering van enkele bijlagen, in verband met de nieuw ontwikkelde inburgeringscursus voor geestelijk bedienaren.

Deze wijzigingen van de Regeling inburgering brengen vrijwel geen extra administratieve lasten met zich mee en hebben slechts positieve effecten op de uitvoeringspraktijk.

Artikel I

Onderdeel A

Deze wijziging vloeit voort uit de overgang van de verantwoordelijkheid voor het integratiebeleid van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie naar de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie.

Onderdeel B

Deze wijziging betreft geen inhoudelijke aanpassing, maar is aangebracht omdat de oorspronkelijke redactie aanleiding kon geven tot misverstanden. Met deze wijziging wordt duidelijker omschreven dat de arts adviseert tot ontheffing van de inburgeringsplicht, indien de inburgeringsplichtige bij zijn voorbereiding op het inburgeringsexamen als gevolg van zijn lichamelijke of psychische belemmering dan wel verstandelijke handicap, aanpassingen nodig heeft in het voorbereidingstraject en daarbij niet kan worden volstaan met lichte aanpassingen. Dat betekent dat, indien de inburgeringsplichtige meer dan lichte aanpassingen nodig heeft in het voorbereidingstraject, de arts zal adviseren tot ontheffing van de inburgeringsplicht (artikel 2.4, tweede lid, onderdeel a).

Daarnaast kan het voorkomen dat een inburgeringsplichtige alleen met gebruikmaking van de beschikbare bijzondere examenomstandigheden het inburgeringsexamen kan behalen. In dat geval adviseert de arts niet tot ontheffing, maar tot toepassing van bijzondere examenomstandigheden. Indien echter naar het oordeel van de arts de inburgeringsplichtige zelfs met de beschikbare bijzondere examenomstandigheden het inburgeringsexamen niet kan behalen, dan adviseert de arts tot ontheffing van de inburgeringsplicht (artikel 2.4, tweede lid, onderdeel b).

Onderdeel C

Enkele richtlijnen die waren opgenomen in de modellen portfolio OGO en Werk zijn bijeengebracht in de handleiding Portfolio. In deze handleiding, die behoort bij het praktijkdeel van het inburgeringsexamen, zijn alle richtlijnen opgenomen voor het goedkeuren van een portfolio; stap voor stap wordt de portfolioroute doorgelopen en toegelicht. Deze handleiding is bedoeld voor exameninstellingen en de IB-Groep. Pas als de portfolio is goedgekeurd kan een kandidaat deelnemen aan een panelgesprek of aan assessments.

Onderdeel D

onder 1

De aanpassing van de aanhef van artikel 3.6, tweede lid, van de Regeling inburgering betreft een redactionele verduidelijking. Met deze aanpassing wordt duidelijk gemaakt dat de oudkomer die het inburgeringsexamen op het niveau, bedoeld in artikel 2.9, tweede lid, van het besluit (lezen en schrijven op niveau A1) reeds heeft behaald voor het behalen van het niveau, bedoeld in artikel 2.9, eerste lid, van het besluit (lezen en schrijven op niveau A2) de 15 portfolio- of de 3 assessmentopdrachten en het elektronisch praktijkexamen, genoemd in artikel 3.6, tweede lid, van de Regeling inburgering, met goed gevolg moet afleggen.

onder 2

De handleiding panelgesprek is bedoeld voor exameninstellingen en de IB-Groep. Het panelgesprek is een gesprek over het portfolio van de inburgeringsplichtige. Tijdens dit gesprek wordt nagegaan of de kandidaat voldoende Nederlands heeft geleerd en of hij/zij de bewijzen uit het portfolio op een eerlijke manier heeft verzameld. Ook wordt gecontroleerd of de kandidaat over het vereiste taalniveau beschikt. Het panelgesprek mag uitsluitend worden afgenomen door gecertificeerde Examinatoren Inburgering.

In deze handleiding wordt beschreven hoe het panelgesprek dient te verlopen en waar op moet worden gelet bij het voeren van het panelgesprek.

Onderdeel E

De cursus voor geestelijke bedienaren, als bedoeld in artikel 4.24, eerste lid, van het besluit is ontwikkeld door CINOP/Kontakt der Kontinenten. Omdat de opdracht tot ontwikkeling pas aan het eind van het jaar 2006 kon worden verleend, zijn de portfolio’s voor het aanvullend en bijzonder praktijkdeel en de handleiding kennis van de Nederlandse samenleving (hierna: KNS) (aanvullend deel) en de handleiding assessments pas in 2007 gereed gekomen. Dit heeft geen nadelige gevolgen gehad voor de praktijk, omdat er geen geestelijke bedienaren zijn geweest die het inburgeringsexamen wilden afleggen zonder eerst aan de cursus te hebben deelgenomen.

Er is een model portfolio Geestelijke bedienaren kennis van de Nederlandse samenleving aanvullend deel ontwikkeld en als bijlage 13 bij de regeling opgenomen. Dit portfolio wordt gebruikt bij het toetsen van kennis van de Nederlandse samenleving die hoort bij het aanvullend praktijkdeel voor kandidaten die geestelijk bedienaar zijn.

In de handleiding portfolio Geestelijke bedienaren KNS (aanvullend deel) wordt informatie gegeven over het portfolio KNS (aanvullend deel) en wordt informatie gegeven over het panelgesprek. Daarnaast is ook een technische instructie voor de toetsleider en de assessor opgenomen. Deze handleiding is als bijlage 14 bij de Regeling inburgering opgenomen.

Er is een model portfolio Geestelijke bedienaren opgesteld en als bijlage 15 bij de Regeling inburgering opgenomen. Het model portfolio bestaat uit cruciale praktijkhandelingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke en pastorale dienstverlening (hierna: SMPD), burgerschap en werk.

Er is een handleiding assessments SMPD Geestelijke bedienaren opgesteld en als bijlage 16 bij de Regeling inburgering opgenomen. De handleiding bestaat uit een technische instructie voor de deelnemers van het inburgeringsexamen en voor de toetsleider en de assessor. Tevens beschrijft de handleiding de wijze waarop assessments beoordeeld dienen te worden en de wijze waarop het niveau en de wijze waarop het niveau van taalvaardigheden wordt vastgesteld.

Onderdelen F en H

De IB-Groep verstrekt de lening, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Wet inburgering, of de vergoeding, bedoeld in artikel 18 van de Wet inburgering, alleen ten behoeve van de inburgeringscursus en het inburgeringsexamen of de cursus die opleidt tot het staatsexamen NT2. Om te voorkomen dat leningen of vergoedingen verstrekt worden voor andere cursussen en examens dient met behulp van de factuur duidelijk te worden welke cursus of welk examen het betreft. De naam van de cursus of het examen zegt niet altijd voldoende, aangezien instellingen bijvoorbeeld interne codes of algemene namen kunnen gebruiken. De factuur dient daarom voorzien te worden van de code WI-CU als het een inburgeringscursus betreft, NT2-CU als het een cursus betreft die opleidt tot het Staatsexamen NT2 of de code WI-EX als het het inburgeringsexamen betreft.

Daarnaast dient de factuur voorzien te worden van de handtekening van de kandidaat. Dit om te voorkomen dat cursus- en exameninstellingen in de gelegenheid gesteld worden buiten medeweten van de kandidaat kosten te factureren die ten laste van de lening of de vergoeding van die kandidaat komen. De inburgeringsplichtige moet te allen tijde weten wanneer een factuur uit zijn lening of ten laste van zijn vergoeding betaald wordt.

De factuur moet worden voorzien van een datum. Door middel van datering van de factuur wordt voorkomen dat de factuur meerdere keren kan worden ingediend. Ook kan met behulp van de factuurdatum worden gecontroleerd of de cursusinstelling op het moment van het aanmaken van de factuur het vereiste keurmerk had.

Specificatie van het factuurbedrag geeft inzicht of de opgevoerde kosten daadwerkelijk voor betaling uit de lening in aanmerking komen.

Onderdeel G

Aan houders van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, ten aanzien van wie is vastgesteld dat het land van herkomst weer veilig is en die om die reden Nederland moeten verlaten, kunnen op verzoek de resterende schuld alsmede eventueel de achterstallige termijnen kwijtgescholden worden. Deze personen zijn na de verblijfsbeëindiging uiteraard niet meer inburgeringsplichtig. Aangezien hun vertrek geen eigen keuze is, voorziet artikel 4.17 van de Regeling inburgering in de mogelijkheid voor de IB-Groep de schuld kwijt te schelden.

Indien de IB-Groep op grond van de gegevens in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: GBA) heeft geconstateerd dat er geen verblijfsrecht meer is en de debiteur op dat moment nog geen verzoek om kwijtschelding heeft ingediend, wordt, gelet op deze specifieke situatie, dat moment aangemerkt als het tijdstip waarop een verzoek geacht is ingediend. De reden hiervan is dat het, mede gezien de korte termijn tussen het intrekken van de verblijfsvergunning en de datum waarop de betreffende debiteur Nederland moet hebben verlaten, zeer moeilijk zo niet onmogelijk is deze personen te traceren op het moment dat uit de GBA blijkt dat er geen verblijfsrecht meer bestaat. De IB-Groep kan daadwerkelijk tot kwijtschelding overgaan nadat de Immigratie- en Naturalisatiedienst heeft bevestigd dat de debiteur Nederland heeft moeten verlaten, omdat het land van herkomst weer veilig is.

Onderdeel I

De cursus voor geestelijke bedienaren, bedoeld in artikel 4.24, eerste lid, van het Besluit inburgering, leidt zowel toe naar het bijzondere en aanvullende praktijkdeel als naar het centrale deel van het inburgeringsexamen. De cursus is opgebouwd uit drie fasen. Fase 1 is een intensieve taalcursus. Door deze taalcursus is het mogelijk in fase 2 en 3 een accent te leggen op de interreligieuze dialoog en op contacten met andere geestelijke bedienaren van andere geloofsrichtingen. Fase 2 en 3 worden gelijktijdig gegeven. De voorbereiding en de nabespreking van de praktijkopdrachten vindt plaats tijdens de centrale bijeenkomsten in fase 3. De praktijkopdrachten worden in de eigen regio uitgevoerd en leiden tot bewijzen van taalvaardigheid voor de portfolio van het bijzondere praktijkdeel. Daarnaast zijn er ook praktijkopdrachten die leiden tot bewijzen voor het portfolio voor de aanvullende kennis van de Nederlandse samenleving, zoals vereist in het aanvullend praktijkdeel. Fase 3 wordt centraal gegeven. Tijdens de drie fases vindt ook de voorbereiding op het centrale gedeelte van het inburgeringsexamen plaats.

De cursus duurt anderhalf jaar en wordt gegeven door de combinatie CINOP/Kontakt der Kontinenten.

Onderdeel J

Door de aanhoudende vraag uit het veld is de periode gedurende welke examinatoren getraind worden door het Consortium onder leiding van het bureau ICE in het eerste lid van artikel 9.1 verlengd tot 1 januari 2008.

Tevens wordt in het tweede lid van artikel 9.1 aan het Consortium de bevoegdheid verleend een certificaat uit te reiken aan de persoon die de examentraining voor examinatoren inburgering met goed gevolg heeft afgelegd en het afsluitende examen heeft behaald. Het model van dit certificaat is opgenomen in bijlage 17 bij deze regeling.

Onderdeel K

Het model portfolio OGO en het model portfolio Werk, als opgenomen in bijlage 8 bij de Regeling inburgering zijn aangepast.

Het model portfolio OGO en het model portfolio Werk bestaan uit 2 delen.

Deel 1 beschrijft 3 mogelijkheden:

mogelijkheid A: alleen bewijzen verzamelen;

mogelijkheid B: bewijzen verzamelen en assessments doen;

mogelijkheid C: alleen assessments doen.

Deel 2 beschrijft enkel de mogelijkheid alleen bewijzen verzamelen. Dit onderscheid is voor de duidelijkheid aangebracht, omdat inburgeringsplichtigen de mogelijkheden A t/m C van het praktijkexamen beschreven in onderdeel 1 bij alle exameninstellingen kunnen doen, met uitzondering van de IB-Groep. Bij de IB-Groep kan alleen het onderdeel alleen bewijzen verzamelen (portfolio) van het praktijkexamen worden gedaan.

Voorts betreffen het in beide modellen portfolio vooral wijzigingen die te maken hebben met hoe om te gaan met bewijzen en het (niet meer) verplicht verzamelen van handtekeningen. Ook zijn de uitslagformulieren aangepast en zijn de namen van websites opgenomen waar de inburgeringsplichtige terecht kan voor informatie. Tot slot is bij een klein aantal praktijksituaties waar geen schrijf- of spreekbewijs kan worden geleverd (bijvoorbeeld: ik pin geld bij de bank) expliciet aangegeven welk ander bewijs is toegestaan (in genoemd voorbeeld: de pinbon).

Onderdeel L

De voornaamste reden voor wijziging van de handleiding assessments, als opgenomen in bijlage 9 bij de Regeling inburgering, is het feit dat er een Aanmeldsysteem praktijkexamens inburgering (hierna: API) ontwikkeld is. Het genereren van assessments via een CD-Rom, zoals voorheen de praktijk was, zou op termijn onbeheersbaar en onpraktisch kunnen worden. Voor de afname van assessments of het panelgesprek wordt daarom gebruik gemaakt van het API. Het API is een online-aanmeldsysteem dat ervoor zorgt dat deelnemers aan het praktijkdeel, uit het geheel van assessments en schrijfopdrachten, volledig willekeurig assessments en schrijfopdrachten krijgen toegewezen. Tevens kan met dit systeem geregistreerd worden wie welk assessment heeft afgelegd en welke score daarvoor behaald is. De IB-Groep kan met dit systeem overzien hoe ver een kandidaat is met het behalen van het praktijkdeel van het inburgeringsexamen.

Artikel II

Aan artikel I, onderdeel J, onder 1 en 2 is terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2007. Sinds 1 januari 2007 reikt het Consortium onder leiding van ICE de genoemde certificaten uit. Met deze terugwerkende kracht wordt zeker gesteld dat de voor de inwerkingtreding van deze regeling uitgereikte certificaten een formele basis hebben.

Aan artikel I, onderdeel J, onder 3 is terugwerkende kracht verleend tot en met 1 april 2007. De aanwijzing van het Consortium onder leiding van ICE is geëindigd op 1 april 2007. Met deze terugwerkende kracht is die aanwijzing direct aansluitend verlengd tot 1 januari 2008.

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

C.P. Vogelaar

Naar boven