Ontheffingen voor uitvoeren kalibratievluchten

Beschikking van de Minister van Verkeer en Waterstaat, houdende ontheffing van het verbod VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte, alsmede het uitvoeren van VFR-vluchten buiten de daglichtperiode, en in luchtdienstverleningsgebieden met klasse A

24 juli 2007

Nr. IVW TBE 45.1.a + 44.1.a - 2007 - 54 - FPL

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie;

Gezien het verzoek om ontheffing d.d. 12-07-2007 van Flight Precision Limited (United Kingdom) via de heer Jan Kees van Rijs, van de Luchtverkeersleiding Nederland.

Overwegende dat de vereiste maatschappelijke relevantie blijkt uit, onder andere, de opdrachten van de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL ATM/S en I/Surveillance), voor het uitvoeren van: kalibratievluchten ten behoeve van het Instrument Landingssysteem (ILS) en het meten van de radardekking.

Gelet op artikel 44, vijfde lid, alsmede artikel 45, vijfde lid, van het Luchtverkeersreglement;

Besluit:

Artikel 1

Dit besluit is van toepassing op het vliegtuig van het type Beech King Air B200 (BE20), in gebruik bij Flight Precision Limited (United Kingdom), waarmee VFR- kalibratievluchten worden uitgevoerd binnen de FIR Amsterdam ten behoeve van het Instrument Landingssysteem (ILS) en het meten van de radardekking, in opdracht van Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL ATM/S en I/Surveillance).

Artikel 2

VFR-vliegen beneden de minimum VFR-vlieghoogte

Aan de gezagvoerder van het in artikel 1 genoemde vliegtuig, wordt van 1 augustus 2007 tot en met 1 augustus 2008 ontheffing verleend van het verbod genoemd in artikel 45, eerste lid, onder a, van het Luchtverkeersreglement, om VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte, boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

a. de minimum toegestane vlieghoogte bedraagt 200 ft boven de grond of het water, doch tenminste 30 meter boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 600 meter van het luchtvaartuig;

b. de gezagvoerder beschikt over een geldig CPL met bevoegdverklaring IR;

c. er wordt niet bij voortduring laaggevlogen, doch uitsluitend indien het kalibratieprogramma hiertoe noodzaakt;

d. de vliegroute, vlieghoogte en vliegsnelheid wordt zodanig gekozen dat:

a. overlast aan derden zoveel mogelijk wordt vermeden;

b. vee niet wordt verstoord;

c. ingeval van een noodlanding het risico voor inzittenden en derden zoveel mogelijk wordt beperkt;

d. met inachtneming van artikel 19 van de Regeling Luchtverkeersdienstverlening de volgende adviessnelheden in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse G,

in acht worden genomen:

Vliegzicht (m)

Adviessnelheid (kts)

800 - 1500

< 50

1500 - 2000

< 100

2000 - 5000

< 120

e. de gezagvoerder stelt zich van tevoren op de hoogte m.b.t. plaatsen die geschikt zijn voor het uitvoeren van een noodlanding;

f. te allen tijde wordt de vlucht zo uitgevoerd met een zodanige combinatie van hoogte en snelheid dat de vlieger in staat is om, in geval van een motorstoring, de bebouwing zonder hoogteverlies te verlaten;

g. de vlucht wordt zodanig uitgevoerd dat niet wordt gevlogen in het gevaarlijke gebied van het hoogtesnelheidsdiagram als aangegeven in het vlieghandboek van het desbetreffende vliegtuig;

h. vóór de aanvang van de vlucht wordt ingelicht:

de meldkamer van het Korps Landelijke Politiediensten Afdeling Luchtvaartpolitie en worden de volgende gegevens verstrekt:

- naam gezagvoerders, registratie en model / type vliegtuig;

- route en periode van de voorgenomen vlucht;

i. tijdens het vliegen wordt het programma dat vooraf aan LVNL wordt doorgegeven (zie artikel 5, onder a) nageleefd, tenzij een afwijkende klaring is verkregen.

Artikel 3

VFR-vluchten buiten de daglichtperiode

Aan de gezagvoerder van het in artikel 1 genoemde vliegtuig wordt van 1 augustus 2007 tot en met 1 augustus 2008 ontheffing verleend van het verbod tot het uitvoeren van VFR-vluchten buiten de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de in artikel 60, onder a, bedoelde luchtvaartgids, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

a. voor het uitvoeren van de vlucht is het luchtvaartuig uitgerust met de instrumenten, zoals deze zijn vermeld in artikel 19 van de Regeling ten aanzien van de uitrusting bij vluchten niet zijnde verkeersvluchten;

b. de gezagvoerder beschikt over een geldig CPL met bevoegdverklaring IR;

c. voor deze vlucht wordt tijdig een vliegplan ingediend;

d. tijdens het uitvoeren van de vlucht is een tweezijdige radioverbinding tot stand gebracht met de betrokken luchtverkeersdienst en wordt voortdurend op de aangewezen radiofrequentie geluisterd;

e. het vliegzicht bedraagt tenminste 5 km en de afstand van het luchtvaartuig tot de wolken is groter dan 1500 meter horizontaal en 450 meter verticaal;

f. tijdens het vliegen wordt het programma dat vooraf aan LVNL wordt doorgegeven (zie artikel 5, onder a) nageleefd, tenzij een afwijkende klaring is verkregen.

Artikel 4

VFR-vluchten in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse A

Aan de gezagvoerder van het in artikel 1 genoemde vliegtuig wordt 1 augustus 2007 tot en met 1 augustus 2008 ontheffing verleend van het verbod tot het uitvoeren van VFR-vluchten in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse A, genoemd in artikel 44, eerste lid, onder b, van het Luchtverkeersreglement, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

a. de gezagvoerder is in het bezit van een geldig CPL met bevoegdverklaring IR;

b. de vluchten worden uitgevoerd als een gecontroleerde VFR-vlucht;

c. de gezagvoerder is te allen tijde in staat de vlucht onder instrument vliegvoorschriften voort te zetten;

d. de vluchten worden slechts uitgevoerd indien het vliegzicht minimaal 8 km bedraagt, afstand tot de wolken, horizontaal 1500 m, verticaal 300 m bedraagt;

e. het luchtvaartuig is gecertificeerd en uitgerust voor vluchten onder instrument vliegvoorschriften, waaronder een werkende SSR-transponder Mode S of Mode A en C;

f. tijdens het vliegen wordt het programma dat vooraf aan LVNL wordt doorgegeven (zie artikel 5, onder a) nageleefd, tenzij een afwijkende klaring is verkregen.

Artikel 5

a. vóór aanvang van de vlucht wordt er gecoördineerd met de Supervisor van Schiphol Approach, door tussenkomst van de Operationele Helpdesk van Amsterdam; aan de voorwaarden door hem/haar gesteld wordt strikt de hand gehouden;

b. De aanvrager draagt er zorg voor dat de gezagvoerder bekend is met de inhoud van deze beschikking.

c. Voorafgaand aan de vlucht is er op initiatief van de aanvrager / opdrachtgever, in de plaatselijke media aandacht besteed aan de uit te voeren vlucht.

d. Bij het niet- of niet volledig nakomen van de bovenstaande voorwaarden kan dat aanleiding zijn deze ontheffing in te trekken.

Artikel 6

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 1 augustus 2007 en vervalt met ingang van 2 augustus 2008, tenzij deze voortijdig wordt ingetrokken.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,namens deze,
de unitmanager Unit Kennis, Advies en Berichtgeving, Toelating/Continuering Luchtruim,
R.J. Putters.

Bezwaarmogelijkheid

Indien u het niet eens bent met deze beslissing kunt u hiertegen, op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, binnen zes weken na de datum waarop deze beslissing is verzonden schriftelijk bezwaar aantekenen.

Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet ten minste bevatten:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

- de gronden van het bezwaar.

Het bezwaarschrift kunt u richten aan:

Inspectie Verkeer en Waterstaat

Toezicht Beheereenheid

Unit Juridische Zaken

Postbus 90653

2509 LR Den Haag.

Naar boven